Operation Manual
Gebruiken van automatische begeleiding
D-19
Wijzigen van automatische
begeleidingspatronen
Er zijn zes verschillende automatische
begeleidingspatronen, zoals hieronder getoond. U kunt
overschakelen tussen patronen tijdens de
begeleidingsweergave en zelfs de patronen wijzigen.
Selecteer d.m.v. de
tot en met
toetsen het
gewenste patroon.
Eén-toets voorkeuze geeft u toegang door indrukken
van slechts één toets tot de toon en tempo instellingen
die goed passen bij het op dat moment geselecteerde
ritmepatroon van de automatische begeleiding.
1.
Houd de
(RHYTHM) toets gedurende
ongeveer twee seconden ingedrukt.
Hierdoor worden de instellingen van de toon en het
tempo en andere instellingen geconfigureerd voor
aanpassing aan het op dat moment geselecteerde
ritmepatroon. Op dat moment zal de weergave van de
automatische begeleiding naar automatische standby
gaan hetgeen betekent dat de automatische begeleiding
automatisch gaat starten wanneer u een akkoord
vingerzetting uitvoert.
2.
Speel een akkoord op het toetsenbord.
Hierdoor gaat de weergave van de automatische
begeleiding starten.
OPMERKING
• Eén-toets voorkeuzes worden niet ondersteund voor
gebruikersritmes (001 tot en met 010 van de USER
RHYTHMS groep).
Met automatische harmonisatie wordt harmonie
toegevoegd aan de melodienoten die u speelt met de
rechter hand. U kunt kiezen uit één van de
12 automatische harmonisatie instellingen.
1.
Druk op de
(TONE) toets zodat de
indicator gaat branden.
2.
Houd de
(TONE) toets ingedrukt todat het
automatische harmonisatiescherm in de
display verschijnt.
*1 Druk aan het begin van een melodie.
De begeleidingsweergave gaat door met het
normale patroon nadat het intropatroon voltooid is.
Door te drukken op de
(VARIATION/FILL-IN)
toets voordat u op deze toets drukt, wordt het
variatiepatroon voortgezet nadat het intropatroon
voltooid is.
*2 Om een invulpatroon in te voegen, druk terwijl een
normaal patroon aan het spelen is.
*3 Om een invul variatiepatroon in te voegen, druk
terwijl een variatiepatroon aan het spelen is.
*4 Druk aan het einde van een melodie.
Hierdoor wordt het eindpatroon weergegeven
waarna de weergave van de automatische
begeleiding stopt.
Intropatroon *
1
Normaal Variatie Eindpatroon *
4
Normaal
invulpatroon *
2
Variatie
invulpatroon *
3
Gebruiken van één-toets
voorkeuzes
Gebruiken van automatische
harmonisatie
Brandt
Typenummer Typenaam