User manual
2634-4
OPROEPFUNCTIE
Gebruik de oproepfunctie om gegevens die in de stopwatchfunctie zijn
opgeslagen op te roepen en te verwijderen.
• Als er geen stopwatch-gegevenssets in het geheugen zijn, wordt op het
oproepfunctie-scherm - - getoond in plaats van het gegevenssetnummer
en de aanmaakdatum.
• Alle bedieningen in deze sectie worden uitgevoerd in de oproepfunctie
die u selecteert door op D te drukken.
Stopwatchgegevens oproepen
In de oproepfunctie, gebruik A (+) en L (-) om door de gegevensset-
titelschermen te bladeren, beginnend vanaf de laatst opgeslagen
gegevensset, zoals hieronder getoond. Als het titelscherm van de gewenste
gegevensset getoond wordt, gebruik E (+) en C (-) om door de gegevens
van de gegevensset te bladeren.
• Stopwatchgegevens worden opgeslagen in gegevenssets die automatisch
door het horloge worden aangemaakt. Zie “Geheugenmanagement”
voor meer informatie.
Een gegevensset verwijderen
1. In de oproepfunctie, toon het titelscherm van de gewenste gegevensset.
2. Houd B ingedrukt totdat het horloge een signaal geeft en CLR stopt te
knipperen op het display.
• Houd B ingedrukt totdat CLR op het display begint te knipperen en
vervolgens weer stopt te knipperen. Als u B loslaat voordat CLR stopt te
knipperen, zal het horloge terugkeren naar het gegevensset-titelscherm
zonder de gegevensset te verwijderen.
• Let erop dat u geen gegevensset kunt verwijderen als de op dat moment
in de stopwatchfunctie getoonde rondetijd deel uitmaakt van die
gegevensset. Om de gegevensset te verwijderen, dient u het
stopwatchscherm eerst op allemaal nullen in te stellen.
Geheugenmanagement
Als u in de stopwatchfunctie een verstreken-tijd-meting start, wordt
automatisch een nieuwe gegevensset aangemaakt. Alle tijdens de
verstreken-tijd-meting opgenomen ronde/tussentijden, evenals de laatste
verstreken tijd, worden in de gegevensset opgeslagen. De gegevensset
blijft open voor de opslag van gegevens totdat u deze permanent sluit door
het stopwatchfunctiescherm op allemaal nullen in te stellen.
• Het horloge heeft genoeg geheugen om tot en met 51 gegevenssets te
bevatten. Aangezien elk gegevensset-titelscherm de geheugenruimte van
een gegevensset gebruikt, hangt het maximum aantal ronde/tussentijd-
gegevenssets dat u op kunt slaan af van hoeveel gegevenssets er
momenteel in het geheugen zijn opgeslagen, zoals hieronder getoond.
• Als het geheugen van het horloge al vol is als u een verstreken-tijd-
meting uitvoert waardoor een nieuwe gegevensset wordt aangemaakt,
wordt de oudste gegevensset in het geheugen automatisch verwijderd
om ruimte te maken voor de nieuwe gegevensset.
• Als u gegevens toevoegt aan de enige gegevensset in het geheugen en
het geheugen van het horloge vol raakt, worden de oudste gegevens van
de gegevensset automatisch verwijderd om ruimte te maken voor de
nieuwe gegevens.
ALARMEN
• Als u de alarmfunctie selecteert, verschijnen eerst de gegevens die u
bekeek toen u de laatste keer de alarmfunctie verliet.
• Alle bedieningen in deze sectie worden uitgevoerd in de alarmfunctie,
die u selecteert door op D te drukken.
Alarmtypes
Het alarmtype wordt bepaald door de instellingen die u maakt, zoals
hieronder beschreven.
• Dagelijks alarm
Stel het uur en de minuten in voor de alarmtijd. Dit soort instelling zorgt
ervoor dat het alarm elke dag op de ingestelde tijd klinkt.
• Wekelijks alarm
Stel het uur, de minuten en de weekdag in voor de alarmtijd. Dit soort
instelling zorgt ervoor dat het alarm elke week op de ingestelde
weekdag op de ingestelde tijd klinkt.
Een alarmtijd instellen
2. Nadat u een alarm geselecteerd heeft, houd B ingedrukt totdat de
uurcijfers van de alarmtijd beginnen te knipperen, wat aangeeft dat het
instelscherm geselecteerd is.
• Door deze bediening wordt het alarm automatisch ingeschakeld.
3. Druk op D om het knipperen tussen de instelling van het uur, de
minuten en de weekdag te verplaatsen.
4. Als een instelling knippert, gebruik E (+) of C (-) om deze te
veranderen.
• Als u een alarmtijd zonder weekdag (dagelijks alarm) instelt, stel ---
in voor de weekdag. Druk op E of C totdat --- verschijnt (tussen SUN
en SAT) terwijl de instelling van de weekdag knippert.
• Als u de alarmtijd instelt met gebruikmaking van de 12-uur
weergave, let er dan op dat u de tijd correct als ochtendtijd (A
indicator) of middag/avondtijd (P indicator) instelt.
5. Druk op B om het instelscherm te verlaten.
Alarm bediening
Het alarm klinkt op de ingestelde tijd gedurende ongeveer 10 seconden.
• Druk op een willekeurige knop om het alarm te stoppen.
• De alarm- en uursignaalbedieningen worden uitgevoerd in alle functies
behalve het tijdfunctie-instelscherm.
Het alarm testen
In de alarmfunctie, houd A ingedrukt om het alarm te laten klinken.
Een alarm in- en uitschakelen
• In alle functies wordt de alarm-aan-indicator getoond als een
willekeurig alarm is ingeschakeld.
• Het titelscherm van de nieuwste
gegevensset verschijnt eerst als u de
oproepfunctie selecteert.
• Gegevenssetnummers worden automatisch
opeenvolgend toegekend, beginnend bij
0
1
.
U kunt vijf onafhankelijke dagelijkse
alarmen instellen o.b.v. uur, minuten en
weekdag. Als een alarm is ingeschakeld,
klinkt het alarm als de alarmtijd bereikt is.
U kunt ook een uursignaal inschakelen
waarna het horloge elk heel uur twee keer
een signaal geeft.
• Het alarmnummer (1 t/m 5) geeft een
alarmscherm aan. Het uursignaalscherm
wordt aangegeven door :00.
1. In de alarmfunctie, gebruik E en C om door
de alarmschermen te bladeren totdat het
gewenste alarm getoond wordt.
1. In de alarmfunctie, gebruik E en C om een
alarm of het uursignaal te selecteren.
2. Druk op B om deze in of uit te schakelen.
• Als u een alarm (-1 t/m -5) inschakelt,
wordt de alarm-aan-indicator op het
alarmfunctiescherm
g
etoond.







