User manual

2286-2
6. Nadat u de naam heeft ingevoerd, druk op C zo veel als nodig om de
cursor naar het nummergedeelte te verplaatsen.
Als de cursor zich op de achtste positie van het naamgedeelte bevindt,
verspringt deze naar het eerste cijfer van het nummer als u op C drukt.
Als de cursor zich op het 12
e
cijfer van het nummer bevindt,
verspringt deze weer naar het 1
e
naamkarakter als u op C drukt.
7. Gebruik D of B om het karakter (verbindingsstreepje, nummer, spatie)
op de positie van de cursor in het nummergedeelte te veranderen. Het
karakter wijzigt op de volgende wijze.
Door een van beide knoppen ingedrukt te houden, verandert het
karakter versneld.
U kunt maximaal 12 cijfers voor het nummer invoeren.
8. Na invoer van de naam en het nummer van de gegevensset, druk op A
om de gegevens op te slaan en het instelscherm te verlaten.
Op het display kunnen slechts drie naamkarakters op een moment
getoond worden. Als de naam meer dan drie karakters bevat, bladert
deze van rechts naar links op het display. Het symbool geeft aan
dat het karakter links daarvan het laatste karakter is en het karakter
rechts daarvan het eerste.
Databankgegevens oproepen
In de databankfunctie, druk op D om vooruit door de opgeslagen
databankgegevens te bladeren, of op B om achteruit te bladeren.
Als u een van beide knoppen ingedrukt houdt, bladert u versneld.
Databankgegeven wijzigen
1. In de databankfunctie, druk gebruik D of B om de gegevens die u wilt
wijzigen op het display te tonen.
2. Houd A ingedrukt totdat de cursor op het scherm verschijnt.
3. Gebruik C om de cursor te verplaatsen naar het te wijzigen karakter.
Als u C ingedrukt houdt, wordt de cursor versneld verplaatst.
4. Gebruik D of B om het karakter te veranderen.
Door een van beide knoppen ingedrukt te houden, bladert u versneld
door de mogelijke karakters.
Zie stap 3 van ‘Nieuwe databankgegevens invoeren’ voor
gedetailleerde informatie over de invoer van naamkarakters en stap 7
voor de invoer van nummerkarakters.
5. Nadat u de gewenste veranderingen heeft aangebracht, druk op A om
deze op te slaan en het instelscherm te verlaten.
Databankgegevens verwijderen
1. In de databankfunctie, druk op D of B om de gegevensset die u wilt
verwijderen op het display te tonen.
2. Houd A ingedrukt totdat de cursor op het display verschijnt.
3. Druk tegelijkertijd op D en B. De boodschap CLR verschijnt op het
display, wat aangeeft dat de gegevensset verwijderd is.
Nadat de gegevensset verwijderd is, verschijnt de cursor in het
naamgedeelte, klaar voor invoer.
4. Voer een nieuwe gegevensset in of druk op A om het instelscherm te
verlaten.
DAGTELFUNCTIE
De dagtelfunctie maakt het mogelijk dat u het aantal dagen vanaf de
huidige datum van de tijdfunctie tot een specifieke doeldatum telt. Dit
horloge bevat 5 dagtel-gegevenssets, waarbij elke set maximaal 8 karakters
tekst en een doeldatum kan bevatten. Als de door de dagteller
gespecificeerde datum overeenkomt met de datum van de tijdfunctie
(ongeacht de jaarinstelling van de dagteller) knippert de DAYS-indicatie op
het tijdfunctie- en tweede tijdfunctiescherm. In de dagtelfunctie knippert de
DAYS-indicatie op het scherm van de specifieke dagtelling waarvan de
datum overeenkomt met de datum van de tijdfunctie.
De standaarddatum voor alle dagtellers is 1 januari 2001.
De dagteller die op het display getoond wordt als u de dagtelfunctie
verlaat, verschijnt de volgende keer als u de dagtelfunctie selecteert als
eerste.
Dagtel gegevens oproepen
In de dagtelfunctie, gebruik D en B om door de dagtellers te bladeren.
De doeldatum instellen
1. In de dagtelfunctie, gebruik D of B om de dagteller waarvan u de
instelling wilt wijzigen op het display te tonen.
2. Houd A ingedrukt totdat de knipperende cursor in het tekstgedeelte
verschijnt. Dit geeft aan dat u gegevens kunt invoeren.
3. Druk op C om het knipperen op de hieronder getoonde wijze te wijzigen.
Als u C ingedrukt houdt, wijzigt de cursor versneld.
4. Als de cursor zich in het tekstgedeelte bevindt, gebruik D of B om door
de karakters op de huidige positie van de cursor te bladeren. De
karakters veranderen op de hieronder getoonde wijze. Als u een van
beide knoppen ingedrukt houdt, bladert u versneld.
5. Als de cursor zich in het datumgedeelte bevindt, druk op D om het
nummer te verhogen en op B om deze te verlagen. Als u een van beide
knoppen ingedrukt houdt, wijzigt het nummer versneld.
Om een dagtel-gegevensset te verwijderen, druk tegelijkertijd op D en
B als de cursor zich in het tekstgedeelte of het nummergedeelte
bevindt. De boodschap CLR verschijnt op het display, de karakters in
het tekstgedeelte worden verwijderd en de huidige datum wordt als
doeldatum ingesteld. Nadat de verwijderbediening is uitgevoerd, kunt
u een nieuwe gegevensset invoeren door de instelling van de datum te
veranderen.
6. Nadat u de gewenste instellingen gemaakt heeft, druk op A om het
invoerscherm te verlaten.
De datum kan worden ingesteld binnen het bereik van 1 januari 1940
tot en met 31 december 2039.
ALARMFUNCTIE
U kunt maximaal vijf alarmen instellen. Als een dagelijks alarm is
ingeschakeld, klinkt het alarm elke dag gedurende 20 seconden als de tijd
van de tijdfunctie overeenkomt met de ingestelde alarmtijd. Let er op dat de
instelling van het alarm geen relatie heeft met de tijd van de tweede
tijdfunctie. Druk op een willekeurige knop om het alarm te stoppen nadat
dit klinkt. Als het uursignaal is ingeschakeld, klinkt elk heel uur een
signaal.
De alarmtijd die op het display getoond wordt als u de alarmfunctie
verlaat, verschijnt als eerste als u de volgende keer de alarmfunctie
selecteert.
Een alarmtijd instellen
1. In de alarmfunctie, gebruik D om het alarmnummer te tonen van het
alarm dat u wilt instellen.
2. Houd A ingedrukt totdat de uurcijfers op het display beginnen te
knipperen, wat aangeeft dat het instelscherm geselecteerd is.
Tegelijkertijd wordt het alarm automatisch ingeschakeld.
3. Druk op C om het knipperen op de volgende wijze te verplaatsen.