Operation Manual

De auto-zoom-functie past het zoom-niveau van de kaart aan de snelheid van
uw vervoersmiddel aan. Bij versnelling wordt er van de kaart uitgezoomd. Bij
afremmen wordt er op de kaart ingezoomd. Hierdoor heeft u beter zicht op uw
directe omgeving als u langzaam rijdt, bijvoorbeeld op kruispunten en
wanneer u dicht bij uw bestemming bent.
De auto-zoom-functie staat standaard op AAN. Om de auto-zoom-functie te
activeren, drukt u op de toets ‘auto-zoom in het navigatiescherm; de toets
‘auto-zoom’ verdwijnt vervolgens. De auto-zoom-functie zal gedeactiveerd
worden en blijven wanneer u de handmatige zoom-toetsen gebruikt; de toets
‘auto-zoom’ zal weer verschijnen.
3.7.2 Tools gebruiken en instellingen aanpassen tijdens navigatie
Navigatiescherm> Navigatie-tools & instellingen
Wanneer u op de kaart in het navigatiescherm drukt gaat u naar het scherm
‘Navigatie-tools & instellingen’.
U kunt terug naar het navigatiescherm . door op de navigatietoets te
drukken. Het scherm ‘Navigatie-tools & instellingen’ bestaat uit:
De toets
‘Omleiding
Druk op deze toets om uw berekende route om te leiden
De toets ‘NP’s in
de omgeving’
Druk op deze toets om in de omgeving van de huidige locatie
een NP te vinden. Meer informatie over het zoeken van NP’s in
de omgeving vindt u in sectie 3.5.5.
De toets ‘Stop’
Druk op deze toets om de huidige navigatiesessie te stoppen.
De toets ‘Scherm
Druk op deze toets om de scherminstellingen te wijzigen. Meer
informatie over het aanpassen van de scherminstellingen vindt u
in sectie 3.9.3.