EOS 80D (W) Instructiehandleiding voor de draadloze functie NEDERLANDS INSTRUCTIEHANDLEIDING
Inleiding Wat u met de draadloze functies kunt doen Met de draadloze functies van deze camera kunt u allerlei taken draadloos uitvoeren, zoals het versturen van opnamen naar webservices en het op afstand bedienen van de camera. Dit is mogelijk wanneer u de camera met een Wi-Fi-netwerk verbindt of met een ander apparaat dat de draadloze functies van deze camera ondersteunt.
Inleiding (1) q Verbinden met een smartphone (pag. 27, 77, 89) Sluit de camera draadloos aan op een smartphone of tablet en gebruik de toepassing Camera Connect om de camera op afstand te bedienen of om opnamen die op de camera zijn opgeslagen, te bekijken. In deze handleiding en op het LCD-scherm van de camera wordt met de term ‘smartphone’ verwezen naar smartphones en tablets. (2) z Opnamen naar een andere camera overbrengen (pag.
Inleiding Gemakkelijke verbinding met de NFC-functie Deze camera biedt ondersteuning voor NFC*, waardoor u makkelijk een verbinding tot stand kunt brengen tussen de camera en een smartphone of Connect Station (afzonderlijk verkrijgbaar). Zie pagina 22 voor meer informatie. * Near Field Communication Let op: Canon is niet aansprakelijk voor eventueel verlies of schade als gevolg van onjuiste draadloze communicatie-instellingen bij gebruik van de camera.
Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt In deze handleiding worden ‘draadloos’ en ‘Wireless LAN’ gebruikt als een algemene aanduiding voor Wi-Fi en de draadloze functies van Canon. De term ‘toegangspunt’ verwijst naar Wireless LAN-terminals (toegangspunten voor Wireless LAN, routers voor Wireless LAN, enzovoort) die verbinding met Wireless LAN faciliteren. Bij de camera is geen interfacekabel geleverd. Pictogrammen in deze handleiding <6> : Het Hoofdinstelwiel.
De structuur van deze handleiding Deze handleiding bestaat uit de volgende vijf delen: ‘Aan de slag’, ‘Gemakkelijke verbinding’, ‘Geavanceerde verbinding’, ‘Bij verbinding’, ‘Referentie’. Nadat u de verbinding hebt voorbereid in ‘Aan de slag’, volgt u het onderstaande diagram en raadpleegt u de overeenkomstige pagina’s die u nodig hebt. Aan de slag (pag. 11) In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u een bijnaam opgeeft en hoe de basisbediening werkt.
Inhoudsopgave Inleiding 2 Wat u met de draadloze functies kunt doen......................................2 Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt.... 5 De structuur van deze handleiding ................................................... 6 Aan de slag 11 Stroomdiagram voor de bediening..................................................12 1 Voorbereiding en basisbediening 13 Een bijnaam opgeven .....................................................................
Inhoudsopgave 5 Gemakkelijke verbinding met EOS Utility 45 Verbinding maken met Gemakkelijke verbinding ........................... 46 6 Gemakkelijke verbinding met een printer 51 Verbinding maken met Gemakkelijke verbinding ........................... 52 Geavanceerde verbinding 55 Stroomdiagram voor de Wireless LAN-functie (Geavanceerde verbinding)...................................................................................... 56 Voorbereiding voor webservices .............................
Inhoudsopgave Bij verbinding 11 Verbinding maken met een smartphone 87 89 De camera met een smartphone bedienen.....................................90 Opnamen naar een smartphone versturen .....................................93 Opnamen voor weergave specificeren ...........................................99 12 Opnamen naar een andere camera overbrengen 103 Opnamen naar een camera versturen ..........................................
Inhoudsopgave 18 Verbindingsinstellingen controleren en bedienen 137 Verbindingsinstellingen controleren, wijzigen of verwijderen ....... 138 Draadloze communicatie-instellingen wissen............................... 141 Scherm Info bekijken.................................................................... 142 Referentie 19 Problemen oplossen 143 145 Reageren op foutmeldingen ......................................................... 146 Problemen oplossen...........................................
Aan de slag 11
Stroomdiagram voor de bediening In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u een bijnaam opgeeft (ten behoeve van identificatie) en hoe de basisbediening van de draadloze functies werkt. Volg de procedures hieronder. Geef een bijnaam op. (pag. 14) Stel een bijnaam in voor de camera. U kunt 1 tot 10 tekens opgeven, bijvoorbeeld uw naam. U kunt pas de draadloze functies instellen als u een bijnaam hebt ingevoerd. Stel [Wi-Fi/NFC] in op [Inschakelen]. (Stap 1 tot 3 op pagina 17) Ga naar het scherm [Wi-Fi-functie].
1 Voorbereiding en basisbediening In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u een bijnaam opgeeft (ten behoeve van identificatie) die noodzakelijk is voor het gebruik van de draadloze functies en de basisbediening van de camera.
Een bijnaam opgeven Stel eerst een bijnaam voor de camera in (ten behoeve van identificatie). Wanneer de camera draadloos op een ander apparaat is aangesloten, wordt de bijnaam op dat apparaat weergegeven. U kunt pas de draadloze functies instellen als u een bijnaam hebt ingevoerd. 1 Selecteer [Inst. draadloze communicatie]. Selecteer op het tabblad [51] de optie [Inst. draadloze communicatie] en druk vervolgens op <0>. 2 Selecteer [Bijnaam].
Een bijnaam opgeven een bijnaam in. 3 Voer Voor instructies over het invoeren van tekens raadpleegt u de volgende pagina. U kunt 1 tot 10 willekeurige tekens gebruiken. de instelling. 4 Verlaat Wanneer u klaar bent, drukt u op de knop . Selecteer [OK] in het bevestigingsdialoogvenster en druk op <0> om terug te keren naar het menuscherm. Omdat de bijnaam verplichte informatie is, kunt u niet alle tekens verwijderen. De cameranaam wordt standaard weergegeven voor de bijnaam.
Een bijnaam opgeven Het virtuele toetsenbord gebruiken Het invoergebied wijzigen Druk op de knop om tussen het bovenste en onderste invoergebied te wisselen. De cursor verplaatsen Druk op de pijltjestoetsen in het bovenste gebied om de cursor te verplaatsen. Tekst invoeren Druk in het onderste invoergebied op de pijltjestoetsen en of en om een teken te selecteren en druk vervolgens op <0> om het teken in te voeren.
Basisbediening en -instellingen De basisbediening voor het gebruik van de draadloze functies van de camera wordt hier beschreven. Volg de procedures hieronder. 1 Selecteer [Inst. draadloze communicatie]. Selecteer op het tabblad [51] de optie [Inst. draadloze communicatie] en druk vervolgens op <0>. 2 Selecteer [Wi-Fi/NFC]. [Inschakelen]. 3 Selecteer Als er geen bijnaam (ten behoeve van identificatie) is opgegeven, wordt een registratiescherm weergegeven.
Basisbediening en -instellingen de Wi-Fi-functie waarmee 5 Selecteer u verbinding wilt maken. Druk op de pijltjestoetsen en of en om een item te selecteren. Als u de verbindingsinstellingen niet hebt vastgelegd, wordt het instelscherm weergegeven. Als u de verbindingsinstellingen al hebt vastgelegd, wordt het scherm voor opnieuw verbinden weergegeven (pag. 132). Zie voor andere verbindingsinstellingen “Gemakkelijke verbinding” (pag. 25) of “Geavanceerde verbinding” (pag. 55).
Basisbediening en -instellingen [Wi-Fi-functie] De volgende Wi-Fi-functies zijn beschikbaar: Beelden tussen camera’s verzenden Verbinden met smartphone Afstandsbediening (EOS Utility) Afdrukken van Wi-Fi-printer Beelden op DLNA-apparaten bekijken Uploaden naar webservice [Beelden n. smartphone verz.] Wanneer de camera op een smartphone is aangesloten, gebruikt u deze functie om opnamen die op de camera zijn opgeslagen, naar de smartphone te verzenden.
Basisbediening en -instellingen Als opnamen met meervoudige belichting, videosnapshot of time-lapsemovie is ingesteld, kunt u [51: Inst. draadloze communicatie] niet selecteren. Aandachtspunten bij interfacekabelverbindingen Als een Wireless LAN-verbinding actief is, kunt u de camera niet gebruiken door deze te verbinden met Connect Station, een computer, een GPS-ontvanger of een ander apparaat met een kabel. Verbreek de verbinding voordat u een kabel aansluit.
Basisbediening en -instellingen Status draadloze verbinding De status van de draadloze verbinding wordt weergegeven op het LCD-scherm en het LCD-paneel van de camera.
NFC-functie Als u een smartphone met NFC-functie of Connect Station gebruikt, kunt u het volgende doen: Houd een smartphone tegen de camera om deze gemakkelijk draadloos met elkaar te verbinden (pag. 29). Tijdens het afspelen van opnamen op de camera kunt u een smartphone tegen de camera houden om een vastgelegde opname naar de smartphone te verzenden (pag. 93). Houd de camera dicht bij Connect Station (afzonderlijk verkrijgbaar) om deze gemakkelijk draadloos met elkaar te verbinden (pag. 42).
NFC-functie Als u draadloze communicatie tot stand brengt met de NFC-functie, raadpleegt u de volgende pagina’s. Draadloos verbinden met een smartphone: pagina 29* Opnamen naar een smartphone versturen: pagina 93 Verbinden met Connect Station: pagina 42 * Raadpleeg pagina’s 24 en 28 wanneer u verbinding maakt met een smartphone. Aandachtspunten bij de NFC-functie Deze camera kan geen verbinding maken met andere camera’s met NFC-ondersteuning of printers die gebruikmaken van de NFC-functie.
Voorbereiding voor smartphones Om [q] (Verbinden met smartphone) te gebruiken, hebt u een smartphone met iOS of Android nodig. Daarnaast moet de toepassing Camera Connect (gratis) op de smartphone zijn geïnstalleerd. U kunt Camera Connect downloaden uit de App Store of van Google Play. Raadpleeg de downloadsite van Camera Connect voor informatie over de besturingssysteemversies die door Camera Connect worden ondersteund.
Gemakkelijke verbinding 25
Stroomdiagram voor de draadloze functie (Gemakkelijke verbinding) q z D l Smartphone Camera EOS Utility Printer Connect Station Instellingen Een bijnaam opgeven voor de camera (pag. 14) Camera Connect installeren op een smartphone (pag. 24) EOS Utility installeren op een computer Gebruik Verbinding Een compatibele camera instellen (pag. 37) Connect Station instellen Een compatibele printer instellen (pag. 51) Bestemmingsinstellingen opgeven in de camera (pag. 29 en 32) (pag.
2 Gemakkelijke verbinding met een smartphone Als u de camera met een smartphone verbindt, kunt u het volgende doen: • Bekijk opnamen die op de camera zijn opgeslagen, op een smartphone of sla bekeken opnamen op een smartphone op. • Bedien de camera om opnamen te maken of camerainstellingen te wijzigen met behulp van een smartphone. • Verstuur beelden naar een smartphone vanaf de camera. In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de camera rechtstreeks met een smartphone verbindt.
Verbindingsmethode Als de smartphone NFC ondersteunt: Zie pagina 29. U kunt gemakkelijk verbinding maken via de NFC-functie. Als de smartphone NFC niet ondersteunt: Zie pagina 32. Breng een verbinding tot stand door [Gemakkelijke verbinding] te selecteren. Smartphones die zijn voorzien van het symbool p, bieden ondersteuning voor NFC.
Automatisch verbinding maken via de NFC-functie Gebruik de NFC-functie om verbinding tot stand te brengen tussen de camera en een smartphone. De procedure voor verbinding via NFC is als volgt. (1) Schakel de camera en de smartphone in. (2) Schakel de NFC-functie in op de camera en de smartphone. (3) Houd de smartphone tegen de camera om de verbinding tot stand te brengen. Zie pagina 22 voor de NFC-instelling van de camera.
Automatisch verbinding maken via de NFC-functie verbinding met de camera. 3 Maak Wanneer de verbinding tot stand is De apparaatnaam is ingesteld op Camera Connect gebracht, verschijnt het hier links weergegeven scherm op het LCDscherm van de camera. Wanneer u verbinding maakt met dezelfde smartphone, wordt dit scherm niet opnieuw weergegeven. Druk op de knop om het aantal weer te geven opnamen te selecteren. Zie stap 5 op pagina 100 voor aanwijzingen over hoe deze in te stellen.
Automatisch verbinding maken via de NFC-functie Zo nodig kunt u ook “Aandachtspunten bij de NFC-functie” (pag. 23) doornemen. Let goed op dat u de smartphone of de camera niet laat vallen wanneer u ze tegen elkaar houdt. Duw de smartphone niet met kracht tegen de camera. Hierdoor kunnen er krassen op de camera of de smartphone terechtkomen. Als u de smartphone slechts vlak bij het symbool houdt, wordt er mogelijk geen verbinding tot stand gebracht. Het is de bedoeling dat de symbolen elkaar raken.
Verbinding maken met Gemakkelijke verbinding De camera en een smartphone kunnen rechtstreeks met elkaar worden verbonden via een draadloze verbinding. Er is geen toegangspunt nodig, zodat u gemakkelijk een draadloze verbinding tot stand kunt brengen. Om de verbinding tot stand te kunnen brengen, moet u een aantal handelingen op de smartphone uitvoeren. Raadpleeg de instructiehandleiding van de smartphone voor meer informatie. Handelingen op de camera-1 1 Selecteer [Inst. draadloze communicatie].
Verbinding maken met Gemakkelijke verbinding Handelingen op de smartphone Scherm van smartphone (voorbeeld) Scherm van camera SSID (netwerknaam) vanuit de smartphone 5 Maak verbinding met de camera. Schakel de Wi-Fi-functie van de smartphone in en selecteer de SSID (netwerknaam) die op het LCDscherm van de camera wordt weergegeven. Voer als wachtwoord de encryptiesleutel in die op het LCDscherm van de camera wordt weergegeven.
Verbinding maken met Gemakkelijke verbinding Camera Connect op de 6 Start smartphone. Wanneer het scherm [Wachten op verbinding] op het LCD-scherm van de camera verschijnt, start u Camera Connect op de smartphone. de camera waarmee 7 Selecteer u verbinding wilt maken op de smartphone. Selecteer en raak de camera waarmee u verbinding wilt maken aan bij [Cameras/Camera’s] in Camera Connect.
Verbinding maken met Gemakkelijke verbinding Handelingen op de camera-2 verbinding met de camera. 8 Maak Wanneer de verbinding tot stand is De apparaatnaam is ingesteld op Camera Connect gebracht, verschijnt het hier links weergegeven scherm op het LCDscherm van de camera. Druk op de knop om het aantal weer te geven opnamen te selecteren. Zie stap 5 op pagina 100 voor aanwijzingen over hoe deze in te stellen. Selecteer [OK] en druk op <0>.
3 Gemakkelijke verbinding tussen camera’s In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u deze camera en andere Canon-camera’s gemakkelijk kunt verbinden met ingebouwde draadloze functies. Een draadloze verbinding is mogelijk voor Canon-camera’s met ingebouwde draadloze functies die in 2012 en later op de markt zijn gebracht en beeldoverdracht tussen camera’s ondersteunen. Let op: de camera kan niet met Canoncamcorders worden verbonden, ook niet als deze ingebouwde draadloze functies hebben.
Verbinding maken met een camera Registreer de camera waarmee u draadloos verbinding wilt maken. De camera kan met slechts één andere camera tegelijk worden verbonden. 1 Selecteer [Inst. draadloze communicatie]. Selecteer op het tabblad [51] de optie [Inst. draadloze communicatie] en druk vervolgens op <0>. [Wi-Fi-functie]. 2 Selecteer Stel [Wi-Fi/NFC] in op [Inschakelen] en selecteer vervolgens [Wi-Fi-functie]. [z] (Blden tussen 3 Selecteer camera’s verz.). de verbinding op de 4 Start doelcamera.
Verbinding maken met een camera de opnamen die u wilt 5 Selecteer overbrengen. Selecteer opnamen op de verzendende camera (pag. 104). Bedien de camera die de opnamen ontvangt niet. De instellingen voor verbinding met een camera zijn nu geconfigureerd. Voor bedieningen na het instellen van een verbinding raadpleegt u pagina 103. Let op: GPS-informatie wordt niet op het scherm van de camera weergegeven, zelfs niet als de GPS-informatie bij de ontvangen opname is gevoegd.
4 Gemakkelijke verbinding met Connect Station Connect Station (afzonderlijk verkrijgbaar) is een apparaat waarmee u foto’s en movies kunt importeren om ze te bekijken op uw televisie, smartphone, enzovoort of om ze via een netwerk te delen. U kunt foto’s en movies makkelijk op Connect Station opslaan door deze camera tegen Connect Station te houden.
Opnamen opslaan In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u een draadloze verbinding tussen de camera en Connect Station (afzonderlijk verkrijgbaar) tot stand kunt brengen. Als u opnamen op een andere manier wilt opslaan, raadpleegt u de instructiehandleiding voor Connect Station. Stel de camera van tevoren in op gebruik van de NFC-functie (pag. 22). de NFC-functie in op de 1 Schakel camera (pag. 22). de camera tegen Connect 2 Houd Station.
Opnamen opslaan Zo nodig kunt u ook “Aandachtspunten bij de NFC-functie” (pag. 23) doornemen. Tijdens het opslaan van beelden kan er geen opname worden gemaakt, ook al drukt u de ontspanknop helemaal in. Laat de camera niet op Connect Station vallen en duw de camera niet met kracht tegen Connect Station. De interne vaste schijf van Connect Station zou hierdoor beschadigd kunnen raken.
5 Gemakkelijke verbinding met EOS Utility In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de camera rechtstreeks met een computer verbindt. Installeer EOS Utility op de computer voordat u een verbinding tot stand brengt. Om verbinding te maken met een Wi-Fi-toegangspunt of handmatig verbinding te maken in de camera access point modus, raadpleegt u “Geavanceerde verbinding” (pag. 55). Wanneer u een oudere versie van de software gebruikt, kunnen bepaalde instellingen uitgeschakeld zijn.
Verbinding maken met Gemakkelijke verbinding De camera en een computer kunnen rechtstreeks met elkaar worden verbonden via een draadloze verbinding. Er is geen toegangspunt nodig, zodat u gemakkelijk een draadloze verbinding tot stand kunt brengen. Om een verbinding tot stand te brengen, moet u een aantal handelingen op de computer uitvoeren. Raadpleeg de instructiehandleiding van de computer voor meer informatie. De configuratieprocedure is als volgt, met Windows 8.1 hier als voorbeeld gebruikt.
Verbinding maken met Gemakkelijke verbinding Handelingen op de computer Scherm van computer (voorbeeld) vanuit de computer 5 Maak verbinding met de camera. Selecteer in de draadloze instellingen van de computer de SSID (netwerknaam) die op het LCDscherm van de camera wordt weergegeven. Voer als wachtwoord de encryptiesleutel in die op het LCDscherm van de camera wordt weergegeven. Scherm van camera SSID (netwerknaam) Encryptiesleutel (wachtwoord) 6 Start EOS Utility op de computer.
Verbinding maken met Gemakkelijke verbinding op [Connect/Verbinden]. 8 Klik Selecteer de camera waarmee u verbinding wilt maken en klik op [Connect/Verbinden]. Handelingen op de camera-2 [OK]. 9 Selecteer Selecteer [OK] en druk op <0>. Het volgende bericht wordt weergegeven. “******” staat voor de laatste zes cijfers van het MAC-adres van de camera waarmee u verbinding maakt.
Verbinding maken met Gemakkelijke verbinding verbinding met de camera. 10 Maak Wanneer de camera de computer detecteert waarop u in stap 8 op [Connect/Verbinden] hebt geklikt, wordt het scherm links weergegeven. Selecteer [OK] en druk op <0>. Het scherm [DWi-Fi aan] verschijnt. Als u wilt terugkeren naar het menu, drukt u op de knop . De instellingen voor verbinding met EOS Utility zijn nu geconfigureerd. Voor bedieningen na het instellen van een verbinding raadpleegt u pagina 107.
6 Gemakkelijke verbinding met een printer In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de camera rechtstreeks met een printer verbindt. Een verbinding is mogelijk voor draadloze compatibele printers die ondersteuning bieden voor PictBridge (Wireless LAN). Om verbinding te maken met een Wi-Fi-toegangspunt of handmatig verbinding te maken in de camera access point modus, raadpleegt u “Geavanceerde verbinding” (pag. 55).
Verbinding maken met Gemakkelijke verbinding De camera en een printer kunnen rechtstreeks met elkaar worden verbonden via een draadloze verbinding. Er is geen toegangspunt nodig, zodat u gemakkelijk een draadloze verbinding tot stand kunt brengen. Om verbinding tot stand te brengen, moet u een aantal handelingen op de printer uitvoeren. Raadpleeg de instructiehandleiding van de printer voor meer informatie. 1 Selecteer [Inst. draadloze communicatie]. Selecteer op het tabblad [51] de optie [Inst.
Verbinding maken met Gemakkelijke verbinding [Gemakkelijke 4 Selecteer verbinding]. Selecteer [OK] en druk op <0> om naar het volgende scherm te gaan. SSID (netwerknaam) de Wi-Fi-instellingen van de 5 Stel printer in om een verbinding tussen de camera en de printer tot stand te kunnen brengen. Encryptiesleutel (wachtwoord) Selecteer in het Wi-Fiinstellingenmenu van de printer de SSID (netwerknaam) die op het LCDscherm van de camera wordt weergegeven.
Verbinding maken met Gemakkelijke verbinding de printer waarmee 6 Selecteer u verbinding wilt maken. Wanneer er een lijst met gedetecteerde printers wordt weergegeven, selecteert u de gewenste printer en drukt u op <0>. X Sommige printers kunnen een pieptoon laten horen. Wanneer er 16 of meer printers worden gedetecteerd of het zoeken meer dan 3 minuten duurt, kunt u [Zoek opnieuw] selecteren. X Wanneer een verbinding tot stand is gebracht, wordt er een opname op de kaart weergegeven.
Geavanceerde verbinding 55
Stroomdiagram voor de Wireless LAN-functie (Geavanceerde verbinding) q D l Smartphone EOS Utility Printer Instellingen Bijnaam vastleggen (pag. 14) Camera Connect installeren op een smartphone (pag. 24) EOS Utility installeren op een computer Elk apparaat verbinden met een Wi-Fi-toegangspunt* Gebruik Verbinding De camera verbinden met een Wi-Fi-toegangspunt (pag. 61) De camera verbinden met elk apparaat (pag. 77) (pag. 81) (pag. 85) Opnamen weergeven en opnamen maken op afstand (pag.
o m Mediaspeler Webservice Bijnaam vastleggen (pag. 14) • Registreren bij CANON iMAGE GATEWAY (pag. 58) • Webservices vastleggen op de camera (pag. 59) Elk apparaat verbinden met een Wi-Fi-toegangspunt* De camera verbinden met een Wi-Fi-toegangspunt (pag. 61) Opnamen bekijken (pag. 121) Opnamen opslaan en delen (pag.
Voorbereiding voor webservices Aanmelden als lid van CANON iMAGE GATEWAY Als u opnamen naar webservices wilt kunnen sturen, dient u lid te worden van CANON iMAGE GATEWAY (gratis). Wanneer u CANON iMAGE GATEWAY-lid bent, kunt u de gemaakte foto’s in online albums publiceren en van een reeks services gebruikmaken. Deze website fungeert ook als platform voor het delen van opnamen op geregistreerde webservices.
Voorbereiding voor webservices Instellingen voor het gebruik van webservices configureren Start EOS Utility op de computer, meld u aan bij CANON iMAGE GATEWAY en configureer de instellingen op de camera voor toegang tot webservices. Raadpleeg de EOS Utility instructiehandleiding voor meer informatie. Raadpleeg de Camera-instructiehandleiding om te weten te komen hoe u de EOS Utility instructiehandleiding kunt verkrijgen. De algemene procedure voor het versturen van opnamen naar een webservice is als volgt.
7 Verbinding maken door een netwerk te selecteren In dit gedeelte wordt voornamelijk uitgelegd hoe u een verbinding tot stand brengt met behulp van een Wi-Fitoegangspunt.
Het type toegangspunt controleren Controleer ten eerste of het toegangspunt ondersteuning biedt voor WPS*, waarmee u een gemakkelijke verbinding tussen Wi-Fi-apparaten tot stand kunt brengen. Als u niet weet of het gebruikte toegangspunt WPS-compatibel is, raadpleegt u de instructiehandleiding of andere documentatie die bij het toegangspunt hoort. * Wi-Fi Protected Setup Als WPS wordt ondersteund De volgende twee verbindingsmethoden zijn beschikbaar.
Verbinding maken via WPS (PBC-modus) Deze verbindingsmodus is beschikbaar bij gebruik van een toegangspunt dat compatibel is met WPS. In de PBC-modus (Push Button Connection) kunt u de camera met het toegangspunt verbinden door eenvoudig op de WPS-knop van het toegangspunt te drukken. Als er meerdere toegangspunten in de buurt actief zijn, kan het lastiger zijn om een verbinding tot stand te brengen. Probeer in dat geval verbinding te maken via [WPS (PIN-modus)].
Verbinding maken via WPS (PBC-modus) een item. 3 Selecteer Druk op de pijltjestoetsen en of en om een item te selecteren en druk vervolgens op <0>. Wanneer [z] (Blden tussen camera’s verz.) wordt geselecteerd, raadpleegt u “Gemakkelijke verbinding” (pag. 25). Wanneer u [m] (Uploaden naar webservice) selecteert, wordt er een selectiescherm voor webservices weergegeven. Selecteer een webservice en druk op <0>.
Verbinding maken via WPS (PBC-modus) [WPS (PBC-modus)]. 6 Selecteer Selecteer [OK] en druk op <0> om naar het volgende scherm te gaan. verbinding met het 7 Maak toegangspunt. Druk op de WPS-knop van het toegangspunt. Voor informatie over waar u de knop vindt en hoe lang u deze moet indrukken, raadpleegt u de instructiehandleiding van het toegangspunt. Selecteer [OK] en druk op <0> om verbinding met het toegangspunt te maken.
Verbinding maken via WPS (PBC-modus) Instellingen voor de Wi-Fi-functie opgeven In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de schermen voor de Wi-Fi-functie instelt. Lees de pagina waarop de geselecteerde Wi-Fi-functie wordt beschreven. Verbinding maken met een smartphone: Hoofdstuk 8 (pag. 77) De camera op afstand bedienen met EOS Utility: Hoofdstuk 9 (pag. 81) Opnamen afdrukken met een Wi-Fiprinter: Hoofdstuk 10 (pag. 85) Opnamen bekijken met een mediaspeler: Hoofdstuk 15 (pag.
Verbinding maken via WPS (PIN-modus) Deze verbindingsmodus is beschikbaar bij gebruik van een toegangspunt dat compatibel is met WPS. Bij de verbindingsmethode met PIN-code (PIN-modus) wordt er een 8-cijferig identificatienummer dat op de camera is opgegeven, op het toegangspunt ingesteld om verbinding tot stand te brengen. Zelfs als er in de omgeving meerdere toegangspunten actief zijn, kan er met dit gedeelde identificatienummer een relatief betrouwbare verbinding tot stand worden gebracht.
Verbinding maken via WPS (PIN-modus) [Selecteer een netwerk]. 4 Selecteer Deze optie wordt weergegeven wanneer [q], [D] of [l] is geselecteerd in stap 3. Ga naar stap 5 wanneer u [o] of [m] selecteert. Selecteer [OK] en druk op <0> om naar het volgende scherm te gaan. 5 Selecteer [Verbind via WPS]. [WPS (PIN-modus)]. 6 Selecteer Selecteer [OK] en druk op <0> om naar het volgende scherm te gaan. bij het toegangspunt de 7 Geef PIN-code op.
Verbinding maken via WPS (PIN-modus) verbinding met het 8 Maak toegangspunt. Selecteer [OK] en druk op <0> om verbinding met het toegangspunt te maken. Wanneer er verbinding met het toegangspunt tot stand is gebracht, wordt het volgende scherm weergegeven. [Autom. instellen]. 9 Selecteer Selecteer [OK] en druk op <0> om het instellingenscherm voor de Wi-Fifunctie weer te geven die u in stap 3 hebt geselecteerd (pag. 70). Als [Autom.
Verbinding maken via WPS (PIN-modus) Instellingen voor de Wi-Fi-functie opgeven In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de schermen voor de Wi-Fi-functie instelt. Lees de pagina waarop de geselecteerde Wi-Fi-functie wordt beschreven. Verbinding maken met een smartphone: Hoofdstuk 8 (pag. 77) De camera op afstand bedienen met EOS Utility: Hoofdstuk 9 (pag. 81) Opnamen afdrukken met een Wi-Fiprinter: Hoofdstuk 10 (pag. 85) Opnamen bekijken met een mediaspeler: Hoofdstuk 15 (pag.
Handmatig verbinding maken met een gedetecteerd netwerk Breng een verbinding tot stand door de SSID (of ESS-ID) van het toegangspunt waarmee u verbinding wilt maken, te selecteren in een lijst met actieve toegangspunten in de buurt. Het toegangspunt selecteren 1 Selecteer [Inst. draadloze communicatie]. Selecteer op het tabblad [51] de optie [Inst. draadloze communicatie] en druk vervolgens op <0>. [Wi-Fi-functie].
Handmatig verbinding maken met een gedetecteerd netwerk [Selecteer een 4 Selecteer netwerk]. Deze optie wordt weergegeven wanneer [q], [D] of [l] is geselecteerd in stap 3. Ga naar stap 5 wanneer u [o] of [m] selecteert. Selecteer [OK] en druk op <0> om naar het volgende scherm te gaan. (1) (2) (3) een toegangspunt. 5 Selecteer Druk op de pijltjestoetsen om het toegangspunt waarmee u verbinding wilt maken te selecteren in een lijst met actieve toegangspunten.
Handmatig verbinding maken met een gedetecteerd netwerk De encryptiesleutel voor het toegangspunt invoeren Stel de encryptiesleutel (wachtwoord) in die voor het toegangspunt is gespecificeerd. Voor informatie over de gespecificeerde encryptiesleutel raadpleegt u de instructiehandleiding van het toegangspunt. De schermen die in stap 6 t/m 8 hieronder zijn weergegeven, variëren afhankelijk van de verificatie en encryptie van het toegangspunt. Als het scherm [Inst.
Handmatig verbinding maken met een gedetecteerd netwerk Het IP-adres instellen [Autom. instellen]. 9 Selecteer Selecteer [OK] en druk op <0> om het instellingenscherm voor de Wi-Fifunctie weer te geven die u in stap 3 hebt geselecteerd (pag. 75). Als [Autom. instellen] een fout oplevert of als u de instellingen handmatig wilt opgeven, raadpleegt u pagina 166.
Handmatig verbinding maken met een gedetecteerd netwerk Instellingen voor de Wi-Fi-functie opgeven In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de schermen voor de Wi-Fi-functie instelt. Lees de pagina waarop de geselecteerde Wi-Fi-functie wordt beschreven. Verbinding maken met een smartphone: Hoofdstuk 8 (pag. 77) De camera op afstand bedienen met EOS Utility: Hoofdstuk 9 (pag. 81) Opnamen afdrukken met een Wi-Fiprinter: Hoofdstuk 10 (pag. 85) Opnamen bekijken met een mediaspeler: Hoofdstuk 15 (pag.
Handmatig verbinding maken met een gedetecteerd netwerk Scherm Verzenden naar Wanneer [m] wordt geselecteerd in [Wi-Fi-functie], wordt mogelijk een scherm weergegeven om een bestemming te selecteren afhankelijk van het type of de instellingen van de webservice die u selecteert. Het registreren van bestemmingen of het opgeven van instellingen dient op een computer te gebeuren. Raadpleeg de EOS Utility instructiehandleiding voor meer informatie.
8 Wi-Fi-verbinding met een smartphone In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de camera met een smartphone kunt verbinden via een Wi-Fitoegangspunt. De instructies in dit hoofdstuk bouwen voort op hoofdstuk 7. Installeer Camera Connect op de smartphone voordat u een verbinding tot stand brengt (pag. 24). Volg deze instructies pas nadat de smartphone met een Wi-Fi-toegangspunt is verbonden.
Verbinding maken met een smartphone Deze instructies bouwen voort op hoofdstuk 7. Om de verbinding tot stand te kunnen brengen, moet u een aantal handelingen op de smartphone uitvoeren. Raadpleeg de instructiehandleiding van de smartphone voor meer informatie. Handelingen op de smartphone 1 Start Camera Connect op de smartphone. Wanneer het scherm [Wachten op verbinding] op het LCD-scherm van de camera verschijnt, start u Camera Connect op de smartphone.
Verbinding maken met een smartphone Handelingen op de camera verbinding met de camera. 3 Maak Wanneer de verbinding tot stand is De apparaatnaam is ingesteld op Camera Connect gebracht, verschijnt het hier links weergegeven scherm op het LCDscherm van de camera. Druk op de knop om het aantal weer te geven opnamen te selecteren. Zie stap 5 op pagina 100 voor aanwijzingen over hoe deze in te stellen. Selecteer [OK] en druk op <0>.
9 Wi-Fi-verbinding met EOS Utility In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de camera met een computer kunt verbinden via een Wi-Fi-toegangspunt. De instructies in dit hoofdstuk bouwen voort op hoofdstuk 7. Installeer EOS Utility op de computer voordat u een verbinding tot stand brengt. Volg deze instructies pas nadat de computer met daarop EOS Utility met een Wi-Fi-toegangspunt is verbonden.
Verbinding maken met EOS Utility Deze instructies bouwen voort op hoofdstuk 7. Om een verbinding tot stand te brengen, moet u een aantal handelingen op de computer uitvoeren. Raadpleeg de instructiehandleiding van de computer voor meer informatie. De configuratieprocedure is als volgt, met Windows 8.1 hier als voorbeeld gebruikt. Handelingen op de camera-1 1 Selecteer [OK]. Selecteer [OK] en druk op <0>. Het volgende bericht wordt weergegeven.
Verbinding maken met EOS Utility op [Connect/Verbinden] op 4 Klik de computer. Selecteer de camera waarmee u verbinding wilt maken en klik op [Connect/Verbinden]. Als er meerdere camera’s worden weergegeven, identificeert u de camera waarmee u verbinding wilt maken op basis van het MAC-adres dat op het LCD-scherm van de camera wordt weergegeven. U kunt het MAC-adres ook controleren op het scherm [Info bekijken] (pag. 142). Handelingen op de camera-2 verbinding met de camera.
10 Wi-Fi-verbinding met een printer In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de camera met een printer kunt verbinden via een Wi-Fi-toegangspunt. De instructies in dit hoofdstuk bouwen voort op hoofdstuk 7. Een verbinding is mogelijk voor draadloze compatibele printers die ondersteuning bieden voor PictBridge (Wireless LAN). Volg deze instructies pas nadat de printer met een Wi-Fi-toegangspunt is verbonden.
Verbinding maken met een printer Deze instructies bouwen voort op hoofdstuk 7. 1 Selecteer de printer waarmee u verbinding wilt maken. Wanneer er een lijst met gedetecteerde printers wordt weergegeven, selecteert u de gewenste printer en drukt u op <0>. X Sommige printers kunnen een pieptoon laten horen. Wanneer er 16 of meer printers worden gedetecteerd of het zoeken meer dan 3 minuten duurt, kunt u [Zoek opnieuw] selecteren.
Bij verbinding 87
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de camera kunt gebruiken nadat een verbinding tot stand is gebracht. Raadpleeg desgewenst de volgende pagina’s. Verbinding maken met een smartphone De camera met een smartphone bedienen ............................pag. 90 Opnamen naar een smartphone versturen.............................pag. 93 Opnamen voor weergave specificeren ...................................pag. 99 Opnamen naar een andere camera overbrengen Opnamen naar een camera versturen....................
11 Verbinding maken met een smartphone Als u de camera met een smartphone verbindt, kunt u het volgende doen: • Bekijk opnamen die op de camera zijn opgeslagen, op een smartphone of sla bekeken opnamen op een smartphone op. • Bedien de camera om opnamen te maken of camerainstellingen te wijzigen met behulp van een smartphone. • Verstuur beelden naar een smartphone vanaf de camera.
De camera met een smartphone bedienen Met een smartphone waarop Camera Connect is geïnstalleerd, kunt u opnamen bekijken die op de camera zijn opgeslagen en de camera op afstand bedienen om foto’s te maken. Het hoofdvenster van Camera Connect Hier volgt een beschrijving van de belangrijkste functies van Camera Connect. Raak het scherm aan om de bedieningsprocedures te leren. [Images on camera/Opnamen op camera] Opnamen op de camera kunnen worden bekeken.
De camera met een smartphone bedienen De verbinding verbreken U kunt de verbinding op een van de volgende manieren verbreken. Tik op het Camera Connectscherm van de smartphone op [t]. Selecteer op het scherm [qWi-Fi aan] van de camera de optie [Verbr., afs.]. Als het scherm [qWi-Fi aan] niet wordt weergegeven, selecteert u het tabblad [51] 9 [Inst. draadloze communicatie] 9 [Wi-Fi-functie]. Selecteer [Verbr., afs.
De camera met een smartphone bedienen Als de draadloze verbinding wordt verbroken terwijl een movie wordt opgenomen met opnamen maken op afstand, reageert de camera als volgt: • Als de schakelaar voor Live View-opnamen/movie-opnamen is ingesteld op , kunt u gewoon doorgaan met filmen. • Als de schakelaar voor Live View-opnamen/movie-opnamen is ingesteld op , wordt het filmen gestopt.
Opnamen naar een smartphone versturen Bedien de camera om opnamen naar een smartphone te verzenden. De volgende drie verzendmethoden zijn beschikbaar: (1) Maak tijdens het afspelen van een opname verbinding met een smartphone met behulp van de NFC-functie (pag. 93). (2) Selecteer tijdens een draadloze verbinding de optie [Beelden n. smartphone verz.] in het cameramenu (pag. 94). (3) Verzend tijdens een draadloze verbinding opnamen vanuit het scherm Snel instellen bij het afspelen (pag. 95).
Opnamen naar een smartphone versturen een smartphone tegen de camera. 3 Houd Houd het symbool p op de smartphone tegen hetzelfde symbool op de camera. Wanneer op het LCD-scherm van de camera het bericht verschijnt dat een verbinding tot stand is gebracht, kunt u de smartphone weg van de camera bewegen. de opnamen die u wilt overbrengen. 4 Selecteer U kunt opnamen selecteren en verzenden. Voor meer informatie over het verzenden van opnamen, zie pagina 96.
Opnamen naar een smartphone versturen (3) Snel instellen tijdens weergave Verzend opnamen vanuit het scherm Snel instellen tijdens het afspelen terwijl de camera draadloos is aangesloten op een smartphone. de camera draadloos aan op 1 Sluit een smartphone. de opname af en druk op de 2 Speel knop . 3 Selecteer [q]. de opnamen die u wilt 4 Selecteer overbrengen. U kunt opnamen selecteren en verzenden. Voor meer informatie over het verzenden van opnamen, zie pagina 96.
Opnamen naar een smartphone versturen Afzonderlijke opnamen overbrengen U kunt opnamen afzonderlijk selecteren en verzenden. 1 Selecteer een opname die u wilt verzenden. Draai aan het instelwiel <5> om de gewenste opname te selecteren en druk vervolgens op <0>. Wanneer u op de knop drukt, kunt u overschakelen op de indexweergave en een opname selecteren. [Wrg. bld. vrz.]. 2 Selecteer Als u het formaat voor de te verzenden opname wilt kiezen, selecteert u [Beeldf. wijz.] en drukt u op <0>.
Opnamen naar een smartphone versturen de opnamen die u wilt 3 Selecteer overbrengen. Draai aan het instelwiel <5> om de gewenste opname te selecteren en voeg toe. Druk op <0> om [X] toe te voegen of te verwijderen. Druk op de knop om opnamen te selecteren uit een weergave van drie opnamen. Nadat u alle opnamen die u wilt overbrengen hebt geselecteerd, drukt u op de knop . [Beeldf. wijz.]. 4 Selecteer Stel deze in als dit nodig is.
Opnamen naar een smartphone versturen Beeldoverdracht beëindigen Om de beeldoverdracht te beëindigen, drukt u op de knop op het scherm voor beeldoverdracht. Als u een verbinding met de NFCfunctie tot stand hebt gebracht tijdens het afspelen van een opname, wordt het scherm voor het verbreken van de verbinding weergegeven. Selecteer [OK] om de verbinding te verbreken. Als u opnamen hebt verzonden vanuit het menu of Snel instellen, wordt het vorige scherm opnieuw weergegeven.
Opnamen voor weergave specificeren U kunt op de camera instellen welke opnamen er op de smartphone worden weergegeven. Opnamen kunnen zowel tijdens de verbindingsinstelling als na beëindiging van de verbinding worden gespecificeerd. 1 Selecteer [Wi-Fi-functie]. Stel [Wi-Fi/NFC] in op [Inschakelen] en selecteer vervolgens [Wi-Fi-functie]. 2 Selecteer [q]. [Bekijk/wijzig 3 Selecteer instellingen]. 4 Selecteer [Weerg. beelden]. Opnamen maken op afstand kan niet worden uitgevoerd als [Weerg.
Opnamen voor weergave specificeren een item. 5 Selecteer Selecteer [OK] en druk op <0> om het instellingenscherm weer te geven. [Alle beelden] Alle opnamen op de geheugenkaart kunnen worden weergegeven. [Beelden v. afgelopen dagen] Geef op basis van de datum aan welke opnamen kunnen worden weergegeven. Dit kan tot negen dagen terug. Selecteer een item en druk op <0>. Wanneer [Afgel. dgn gem.
Opnamen voor weergave specificeren [Bestandsnummerreeks] (Select. reeks) Eerste opname Laatste opname Selecteer de eerste en laatste weer te geven opname van de reeks opnamen die op bestandsnummer zijn gesorteerd. 1 Druk op de pijltjestoetsen en om de eerste opname te selecteren die moet worden weergegeven. 2 Druk op <0> om het opnameselectiescherm weer te geven. Selecteer een opname met de pijltjestoetsen en of met het instelwiel <5>.
12 Opnamen naar een andere camera overbrengen Opnamen op deze camera kunnen naar andere Canoncamera’s worden overgebracht met de ingebouwde draadloze functies. Opnamen kunnen alleen worden overgebracht als ze de JPEGbestandsindeling hebben. Bij movies treedt er mogelijk een verzendfout op of de verzonden movies kunnen niet worden afgespeeld, afhankelijk van de werking van de doelcamera en de bestandsindeling van de movies.
Opnamen naar een camera versturen Afzonderlijke opnamen overbrengen U kunt opnamen afzonderlijk selecteren en verzenden. 1 Selecteer een opname die u wilt verzenden. Draai aan het instelwiel <5> om de gewenste opname te selecteren en druk vervolgens op <0>. Wanneer u op de knop drukt, kunt u overschakelen op de indexweergave en een opname selecteren. [Wrg. bld. vrz.]. 2 Selecteer Als u het formaat voor de te verzenden opname wilt kiezen, selecteert u [Beeldf. wijz.] en drukt u op <0>.
Opnamen naar een camera versturen Geselecteerde opnamen overbrengen U kunt meerdere opnamen tegelijk selecteren en verzenden. 1 Druk op <0>. [Gesel. verz.]. 2 Selecteer Als u het formaat voor de te verzenden opnamen wilt kiezen, selecteert u [Beeldf. wijz.] en drukt u op <0>. de opnamen die u wilt 3 Selecteer overbrengen. Draai aan het instelwiel <5> om de gewenste opname te selecteren en voeg toe. Druk op <0> om [X] toe te voegen of te verwijderen.
Opnamen naar een camera versturen [Verzend.]. 5 Selecteer De geselecteerde opnamen worden verzonden. Wanneer de overdracht is voltooid, wordt het scherm van stap 1 weer weergegeven. Als u daarna nog meer opnamen wilt verzenden, herhaalt u stap 1 t/m 5. de verbinding. 6 Verbreek Druk op de knop om het bevestigingsvenster weer te geven. Selecteer [OK] en druk vervolgens op <0> om de verbinding te verbreken. Het scherm [Wi-Fi-functie] verschijnt weer.
13 De camera op afstand bedienen met EOS Utility Met EOS Utility en een draadloos netwerk kunt u de camera op afstand bedienen. Behalve dat u zo op afstand opnamen kunt maken, zijn er nog diverse andere camerafuncties beschikbaar wanneer draadloze communicatie wordt gebruikt in plaats van een interfacekabel.
EOS Utility gebruiken Raadpleeg de EOS Utility instructiehandleiding voor informatie over het gebruik van EOS Utility. Naast het maken van opnamen op afstand zijn er nog diverse andere camerafuncties beschikbaar. Raadpleeg de Camera-instructiehandleiding om te weten te komen hoe u de EOS Utility instructiehandleiding kunt verkrijgen.
EOS Utility gebruiken De verbinding verbreken Selecteer op het scherm [DWi-Fi aan] de optie [Verbr., afs.]. Als het scherm [DWi-Fi aan] niet wordt weergegeven, selecteert u het tabblad [51] 9 [Inst. draadloze communicatie] 9 [Wi-Fi-functie]. Selecteer [Verbr., afs.] en selecteer vervolgens [OK] in het bevestigingsdialoogvenster om de verbinding te verbreken.
14 Opnamen afdrukken met een Wi-Fi-printer U kunt opnamen afdrukken door de camera draadloos te verbinden met een printer die ondersteuning biedt voor PictBridge (Wireless LAN).
Printen Afzonderlijke opnamen printen U kunt opnamen afzonderlijk selecteren en printen. 1 Selecteer een opname die u wilt printen. Draai aan het instelwiel <5> om de gewenste opname te selecteren en druk vervolgens op <0>. Wanneer u op de knop drukt, kunt u overschakelen op de indexweergave en een opname selecteren. [Beeld printen]. 2 Selecteer Het scherm met printinstellingen wordt weergegeven. de opname af. 3 Druk Zie pagina 115 voor de procedure voor afdrukinstellingen.
Printen Opties opgeven bij printen U kunt bij het printen de gewenste opties opgeven. 1 Druk op <0>. [Printopties]. 2 Selecteer Het scherm [Printopties] wordt weergegeven. de gewenste printopties in. 3 Stel Raadpleeg voor meer informatie over de instellingsprocedure het gedeelte “Digital Print Order Format (DPOF)” in de instructiehandleiding voor de camera. Als de printopties zijn voltooid voordat u de verbinding tot stand bracht, gaat u verder naar stap 4. [Print].
Printen de verbinding. 7 Verbreek Druk op de knop om terug te keren naar het scherm van stap 1. Druk nogmaals op de knop , om het bevestigingsvenster weer te geven. Selecteer [OK] en druk vervolgens op <0> om de verbinding te verbreken. Het scherm [Wi-Fi-functie] verschijnt weer. Tijdens de verbinding met een printer kan er geen opname worden gemaakt, ook al drukt u de ontspanknop helemaal in. U kunt movies niet afdrukken.
Afdrukinstellingen Geef desgewenst instellingen op voor het afdrukken. De schermweergave en instellingsopties kunnen per printer verschillen. Sommige instellingen zijn mogelijk niet beschikbaar. Raadpleeg de instructiehandleiding van de printer voor meer informatie. Scherm met printinstellingen Hiermee stelt u de afdrukeffecten in (pag. 117). Hiermee schakelt u het afdrukken van datum of bestandsnummer in of uit (pag. 118). Hiermee stelt u het aantal af te drukken exemplaren in (pag. 118).
Afdrukinstellingen Q Het papierformaat instellen Selecteer het formaat van het papier dat in de printer is geplaatst en druk vervolgens op <0>. Het scherm met papier type wordt weergegeven. Y De papier type instellen Selecteer het type papier dat in de printer is geplaatst en druk vervolgens op <0>. Het scherm voor de pagina-indeling wordt weergegeven. U De pagina-indeling instellen Selecteer de pagina-indeling en druk vervolgens op <0>. Het scherm met printinstellingen verschijnt weer.
Afdrukinstellingen De afdrukeffecten instellen (Beeld optimaliseren) De schermweergave kan per printer verschillen. Selecteer de optie en druk vervolgens op <0>. Selecteer het gewenste afdrukeffect en druk vervolgens op <0>. Afdrukeffect Omschrijving EAan Printen met de standaardkleuren van de printer. De Exifgegevens van de opname worden gebruikt voor het maken van automatische correcties. EUit Er wordt geen automatische correctie toegepast.
Afdrukinstellingen Het afdrukken van de datum en het bestandsnummer instellen Selecteer [I] en druk vervolgens op <0>. Stel de printinstellingen naar wens in en druk vervolgens op <0>. Het aantal exemplaren instellen Selecteer [R] en druk vervolgens op <0>. Stel het aantal exemplaren in en druk vervolgens op <0>. Bij de instelling [Stand.] voor afdrukeffecten en andere opties worden de standaardinstellingen van de printer gebruikt zoals deze door de fabrikant zijn ingesteld.
Afdrukinstellingen De opname bijsnijden U kunt de opname bijsnijden en alleen een vergrote versie van het bijgesneden gedeelte printen, net alsof de compositie opnieuw is bepaald. Stel het bijsnijden in vlak voordat u de opname print. Als u de printinstellingen wijzigt nadat u het bijsnijden hebt ingesteld, moet u het bijsnijden wellicht opnieuw instellen voordat u kunt printen. 1 Selecteer [Trimmen] in het scherm met printinstellingen. 2 Stel de grootte, positie en aspect ratio van het bijsnijdkader in.
Afdrukinstellingen Afhankelijk van de printer is het mogelijk dat het bijgesneden gedeelte van de opname niet wordt geprint zoals u hebt opgegeven. De geprinte foto wordt korreliger naarmate u het bijsnijdkader verkleint. Kijk op het LCD-scherm van de camera tijdens het bijsnijden van de afbeelding.
15 Opnamen bekijken met een mediaspeler Opnamen op een geheugenkaart in de camera kunnen via een Wi-Fi-toegangspunt op een televisie worden bekeken. Deze functie vereist een televisie, spelcomputer, smartphone of een andere mediaspeler die compatibel is met DLNA*. In deze handleiding wordt de term “mediaspeler” gebruikt om naar al deze apparaten te verwijzen.
Opnamen weergeven op een tv Opnamen op een geheugenkaart in de camera kunnen via een mediaspeler op een televisie worden bekeken. RAW-opnamen en movies kunnen niet worden weergegeven. De weergavehandelingen worden uitgevoerd op de mediaspeler. Raadpleeg de instructiehandleiding van de mediaspeler voor meer informatie. 1 Geef het instellingenscherm van de mediaspeler op uw televisie weer. Gebruik de functies van de mediaspeler om het pictogram Canon EOS **> (mediaspeler) < weer te geven op de televisie.
Opnamen weergeven op een tv De verbinding verbreken 1 Selecteer op het scherm [oWi-Fi aan] de optie [Verbr., afs.]. Als het scherm [oWi-Fi aan] niet wordt weergegeven, selecteert u het tabblad [51] 9 [Inst. draadloze communicatie] 9 [Wi-Fi-functie]. Selecteer [Verbr., afs.] en selecteer vervolgens [OK] in het bevestigingsdialoogvenster om de verbinding te verbreken. Tijdens de verbinding met een mediaspeler kan er geen opname worden gemaakt, ook al drukt u de ontspanknop helemaal in.
16 Opnamen naar een webservice versturen U kunt diverse webservices op de camera registreren en daar opnamen naartoe sturen.
Opnamen naar een webservice versturen U kunt opnamen met uw familie en vrienden delen door deze vanaf de camera naar een op de camera geregistreerde webservice te sturen of door koppelingen van de online albums te versturen. Afzonderlijke opnamen overbrengen U kunt opnamen afzonderlijk selecteren en verzenden. 1 Selecteer een opname die u wilt verzenden. Draai aan het instelwiel <5> om de gewenste opname te selecteren en druk vervolgens op <0>.
Opnamen naar een webservice versturen Wanneer het scherm met de [Gebruiksvoorwaarden] wordt weergegeven, leest u het bericht zorgvuldig en selecteert u [Akkoord]. Druk op de pijltjestoetsen en om omhoog en omlaag te bladeren door het scherm. Geselecteerde opnamen overbrengen U kunt meerdere opnamen tegelijk selecteren en verzenden. 1 Druk op <0>. [Gesel. verz.]. 2 Selecteer Als u het formaat voor de te verzenden opnamen wilt kiezen, selecteert u [Beeldf. wijz.] en drukt u op <0>.
Opnamen naar een webservice versturen [Beeldf. wijz.]. 4 Selecteer Stel deze in als dit nodig is. Wanneer YouTube als bestemming is geselecteerd, wordt [Beeldf. wijz.] niet weergegeven. Selecteer op het weergegeven scherm een beeldformaat en druk vervolgens op <0>. [Verzend.]. 5 Selecteer De geselecteerde opnamen worden verzonden.
Opnamen naar een webservice versturen Tijdens de verbinding met een webservice kan er geen opname worden gemaakt, ook al drukt u de ontspanknop helemaal in. RAW-opnamen kunnen niet worden verzonden. Wanneer u een opname naar een andere webservice dan CANON iMAGE GATEWAY verzendt, wordt soms een verzendfoutmelding niet weergegeven, zelfs niet wanneer het verzenden van de webservice is mislukt. U kunt dergelijke fouten controleren op de CANON iMAGE GATEWAY-site.
17 Opnieuw verbinding maken en instellingen toevoegen In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de camera opnieuw verbindt met het apparaat waarvoor u een verbinding tot stand hebt gebracht en hoe u meerdere verbindingsinstellingen kunt vastleggen.
Opnieuw verbinding maken De camera kan opnieuw verbinding maken met een Wi-Fi-functie waarvoor de verbindingsinstellingen zijn vastgelegd. 1 Selecteer [Wi-Fi-functie]. Stel [Wi-Fi/NFC] in op [Inschakelen] en selecteer vervolgens [Wi-Fi-functie]. de Wi-Fi-functie 2 Selecteer waarmee u verbinding wilt maken. Druk op de pijltjestoetsen en of en om een item te selecteren en druk vervolgens op <0>. Wanneer u [m] selecteert, wordt er een selectiescherm voor webservices weergegeven.
Opnieuw verbinding maken 4 Bedien het doelapparaat. q Smartphone Activeer de Wi-Fi-functie op de smartphone en start Camera Connect. Als de bestemmingsinstelling van de smartphone is gewijzigd, herstelt u deze om verbinding te kunnen maken met de camera of hetzelfde toegangspunt als de camera. z Verbinden met een andere camera Voer de verbindingsprocedure ook op de doelcamera uit. Standaard krijgen de instellingen een naam op basis van de bijnaam van de camera waarmee verbinding is gemaakt.
Opnieuw verbinding maken Verbinding maken vanuit het scherm Snel instellen U kunt het scherm Snel instellen gebruiken om opnieuw verbinding te maken met Wi-Fi-functies waarvoor de bestemmingsinstellingen zijn vastgelegd. Er zijn twee functies beschikbaar voor opnieuw verbinden vanaf Snel instellen: [q] (Verbinden met smartphone) en [D] (Afstandsbediening (EOS Utility)). Stel het modusinstelwiel op een creatieve modus in voordat u opnieuw verbinding maakt. 1 Druk op de knop .
Instellingen voor meerdere verbindingen vastleggen U kunt maximaal drie verbindingsinstellingen voor elke Wi-Fi-functie vastleggen. 1 Selecteer [Wi-Fi-functie]. Stel [Wi-Fi/NFC] in op [Inschakelen] en selecteer vervolgens [Wi-Fi-functie]. de Wi-Fi-functie 2 Selecteer waarmee u verbinding wilt maken. Druk op de pijltjestoetsen en of en om een item te selecteren en druk vervolgens op <0>. Wanneer u [m] selecteert, wordt er een selectiescherm voor webservices weergegeven.
18 Verbindingsinstellingen controleren en bedienen In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de verbindingsinstellingen kunt controleren of wijzigen, hoe u de instellingen kunt verwijderen, hoe u de instellingen voor de draadloze functie kunt wissen enzovoort.
Verbindingsinstellingen controleren, wijzigen of verwijderen Instellingen die op de camera zijn opgeslagen, kunt u controleren, wijzigen en verwijderen. Als u instellingen wilt wijzigen of verwijderen, verbreekt u eerst de verbinding. 1 Selecteer [Wi-Fi-functie]. Stel [Wi-Fi/NFC] in op [Inschakelen] en selecteer vervolgens [Wi-Fi-functie]. het item waarvoor u de 2 Selecteer instellingen wilt bekijken.
Verbindingsinstellingen controleren, wijzigen of verwijderen of wijzig de 4 Controleer instellingen. Selecteer een item en druk op <0>. Controleer of wijzig vervolgens de instellingen die op het scherm verschijnen. [Wijzig inst.] Wijzig de instellingen. Wanneer u [Wijzig inst.] selecteert, wordt er een scherm weergegeven waarin u verbindingsinstellingen kunt configureren. Configureer de verbindingsinstellingen weer aan de hand van de aanwijzingen op het scherm. [Wijzig naam instell.
Verbindingsinstellingen controleren, wijzigen of verwijderen Instellingen verwijderen Selecteer [Verwijder instellingen] in stap 3 op pagina 138 om verbindingsinstellingen te verwijderen die op de camera zijn opgeslagen. 1 Selecteer [Verwijder instellingen]. de instellingen die 2 Selecteer u wilt verwijderen. Selecteer [OK] in het bevestigingsvenster om de instelling te verwijderen.
Draadloze communicatie-instellingen wissen Alle draadloze communicatie-instellingen kunnen worden gewist. Door de draadloze communicatie-instellingen te wissen, kunt u voorkomen dat anderen ermee aan de haal gaan wanneer u de camera uitleent. 1 Selecteer [Wis instellingen]. Stel [Wi-Fi/NFC] in op [Inschakelen], selecteer [Wis instellingen] en druk op <0>. [OK]. 2 Selecteer De [Inst. draadloze communicatie] worden gewist en het menuscherm wordt opnieuw weergegeven.
Scherm Info bekijken Op het scherm [Info bekijken] kunt u de inhoud van de foutmelding en het MAC-adres controleren. 1 Selecteer [Wi-Fi-functie]. Stel [Wi-Fi/NFC] in op [Inschakelen] en selecteer vervolgens [Wi-Fi-functie]. op de knop . 2 Druk Het scherm [Info bekijken] wordt weergegeven. Als er een fout is opgetreden, drukt u op <0> om de inhoud van de foutmelding weer te geven. U kunt het MAC-adres van de camera op dit scherm controleren.
Referentie 143
19 Problemen oplossen 145
Reageren op foutmeldingen Wanneer zich een verbindingsfout voordoet, kunt u op een van de volgende manieren meer informatie over de fout weergeven. Verhelp vervolgens de oorzaak van de fout aan de hand van de voorbeelden in dit hoofdstuk. Druk op het scherm [Info bekijken] op <0> (pag. 142). Selecteer [Foutdetails] op het scherm [Wi-Fi aan] en druk op <0>. Klik in het overzicht hieronder op de pagina die bij het foutnummer is vermeld om naar de desbetreffende pagina te gaan. 11 (pag. 147) 12 (pag.
Reageren op foutmeldingen 11: Verb.doel niet gevonden Controleer in het geval van [q] of Camera Connect wordt uitgevoerd. Maak verbinding met behulp van Camera Connect (pag. 34 en 78). Kijk in het geval van [l] of de printer is ingeschakeld. Schakel de printer in. Kijk in het geval van [D] of EOS Utility wordt uitgevoerd. Start EOS Utility op en breng de verbinding opnieuw tot stand (pag. 47, 82).
Reageren op foutmeldingen 21: Geen adres toegewezen door DHCP server Controleren op de camera Het IP-adres op de camera is ingesteld op [Autom. instellen]. Is dit de juiste instelling? Als u geen DHCP-server gebruikt, stelt u het IP-adres op de camera in op [Handm. Instellen] en configureert u vervolgens de instellingen (pag. 166). Controleren op de DHCP-server Is de DHCP-server ingeschakeld? Schakel de DHCP-server in.
Reageren op foutmeldingen 22: Geen respons van DNS server Controleren op de camera Komt het IP-adres van de DNS-server op de camera overeen met het werkelijke IP-adres van de DNS-server? Stel het IP-adres in op [Handm. Instellen]. Stel vervolgens op de camera het IP-adres van de gebruikte DNS-server in (pag. 162 en 166). Controleren op de DNS-server Is de DNS-server ingeschakeld? Schakel de DNS-server in.
Reageren op foutmeldingen 23: Device met zelfde IP-adres bestaat op gesel. netwerk Controleren op de camera Gebruikt een ander apparaat in het cameranetwerk hetzelfde IP-adres als de camera? Wijzig het IP-adres van de camera om te voorkomen dat twee apparaten hetzelfde adres gebruiken. U kunt ook het IP-adres van het andere apparaat met het dubbele adres wijzigen. Als het IP-adres van de camera in een netwerkomgeving met een DHCP-server is ingesteld op [Handm.
Reageren op foutmeldingen 61: Geselect. SSID wireless LAN network niet gevonden Zijn er obstakels tussen de camera en de antenne van het toegangspunt? Verplaats de antenne van het toegangspunt zo dat deze duidelijk te zien is vanaf het punt waar u de camera gebruikt (pag. 160). Controleren op de camera Zijn de SSID-instelling van de camera en die van het toegangspunt hetzelfde? Controleer de SSID van het toegangspunt en stel de SSID op de camera overeenkomstig in (pag. 72).
Reageren op foutmeldingen 63: Wireless LAN-verificatiefout Zijn de camera en het toegangspunt zo ingesteld dat ze dezelfde verificatiemethode gebruiken? De camera ondersteunt de volgende verificatiemethoden: [Open systeem], [Shared key] en [WPA/WPA2-PSK] (pag. 62).
Reageren op foutmeldingen 65: Wireless LAN-verbinding verbroken Zijn er obstakels tussen de camera en de antenne van het toegangspunt? X Verplaats de antenne van het toegangspunt zo dat deze duidelijk te zien is vanaf het punt waar u de camera gebruikt (pag. 160). De draadloze verbinding is om een of andere reden verbroken en kan niet worden hersteld.
Reageren op foutmeldingen 68: Kan niet verbinden met wireless LAN-terminal. Start opnieuw. Hebt u de WPS-knop (Wi-Fi Protected Setup) op het toegangspunt lang genoeg ingedrukt? Houd de WPS-knop zo lang ingedrukt als in de instructiehandleiding van het toegangspunt staat beschreven. Probeert u verbinding te maken in de buurt van het toegangspunt? Probeer verbinding te maken wanneer beide apparaten zich binnen elkaars bereik bevinden. 69: Meerdere wireless LAN-terminals gevonden.
Reageren op foutmeldingen 102: Kon geen bestanden verzenden Heeft de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt verzenden genoeg ruimte? Controleer de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt verzenden. Vervang de kaart of zorg ervoor dat er genoeg ruimte beschikbaar is. Probeer vervolgens de gegevens opnieuw te verzenden. Is de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt verzenden vergrendeld? Controleer de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt verzenden.
Reageren op foutmeldingen 105: Kon geen bestanden ontvangen. Kaart schrijfbeveiligd Is de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt verzenden vergrendeld? Controleer de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt verzenden. Maak de vergrendeling ongedaan. Probeer vervolgens de gegevens opnieuw te verzenden. 106: Kon geen bestanden ontvangen. Map en bestandsnummer hebben max.
Reageren op foutmeldingen 122: Maak verbinding met een computer en corrigeer de instellingen voor de webservice met de EOS-software. Het is mogelijk niet gelukt om de webservice in te stellen. Sluit de camera op uw computer aan met een interfacekabel en configureer de instellingen van de webservice met EOS Utility (pag. 59). 123: Kan niet aanmelden bij webservice. Maak verbinding met een computer en corrigeer de instellingen met de EOS-software.
Reageren op foutmeldingen 127: Er is een fout opgetreden Tijdens het verbinden met de webservice heeft zich een ander probleem voorgedaan dan foutmelding 121 t/m 126. Probeer opnieuw verbinding te maken met de webservice. 141: Printer is bezig. Probeer opnieuw verbinding te maken. Is de printer bezig met printen? Maak opnieuw verbinding met de printer nadat deze klaar is met printen.
Problemen oplossen Raadpleeg bij problemen met de camera eerst dit gedeelte Problemen oplossen. Als u het probleem hiermee niet kunt oplossen, neem dan contact op met uw dealer of Canon Service Center. Kan geen gebruikmaken van een apparaat dat via een interfacekabel is aangesloten. Als een Wireless LAN-verbinding actief is, kunt u de camera niet gebruiken door deze te verbinden met Connect Station, een computer, een GPS-ontvanger of een ander apparaat met een kabel.
Opmerkingen over de draadloze functie Als de transmissiesnelheid afneemt, de verbinding wordt verbroken of andere problemen optreden bij het gebruik van de draadloze functies, kunt u de volgende suggesties voor oplossingen proberen. Installatielocatie van het toegangspunt en de antenne Bij gebruik binnenshuis installeert u het apparaat in de ruimte waar u de camera gebruikt. Plaats het apparaat hoger dan de camera.
Opmerkingen over de draadloze functie Beveiliging Als de beveiligingsinstellingen niet correct zijn ingesteld, kunnen de volgende problemen optreden. Bekijken van de overdracht Derden met slechte bedoelingen kunnen Wireless LANoverdrachten opsporen en proberen om de gegevens op te halen die u verzendt. Ongeoorloofde netwerktoegang Derden met slechte bedoelingen kunnen ongeoorloofde toegang krijgen tot het netwerk dat u gebruikt en informatie stelen, wijzigen of vernietigen.
Netwerkinstellingen controleren Windows Open de [Opdrachtprompt] van Windows, typ ipconfig/all en druk op de -toets. Het IP-adres dat aan de computer is toegewezen wordt samen met het subnetmasker, de gateway en de DNS-serverinformatie weergegeven. Mac OS Open in Mac OS X de toepassing [Terminal], typ ifconfig -a en druk op . Het IP-adres dat aan de computer is toegewezen, staat onder [en0] bij het item [inet], in de indeling ***.***.***.***.
20 Referentie 163
Het netwerk handmatig instellen U kunt de netwerkinstellingen voor de Camera access point modus handmatig instellen. Stel [SSID], [Kanaal instelling] en [Encryptie instellingen] in op de schermen die worden weergegeven. 1 Selecteer [Handmatige verbinding]. Selecteer [OK] en druk op <0> om naar het volgende scherm te gaan. een SSID (netwerknaam) in. 2 Voer Voer de gewenste tekens in met het virtuele toetsenbord (pag. 16). Wanneer u klaar bent, drukt u op de knop .
Het netwerk handmatig instellen de gewenste encryptie4 Selecteer instelling. Voor encryptie selecteert u [AES]. Selecteer [OK] en druk op <0>. Wanneer [AES] is geselecteerd, wordt het virtuele toetsenbord (pag. 16) weergegeven. Voer een willekeurige encryptiesleutel van acht tekens in en druk op de knop om de sleutel in te stellen. X De ingestelde SSID en encryptiesleutel worden weergegeven. Zie “Gemakkelijke verbinding” (pag. 25) voor daaropvolgende handelingen.
Het IP-adres handmatig instellen Stel de IP-adresinstellingen handmatig in. De weergegeven items kunnen variëren. Dit is afhankelijk van de Wi-Fi-functie. 1 Selecteer [Handm. Instellen]. Selecteer [OK] en druk op <0> om naar het volgende scherm te gaan. het item dat u wilt 2 Selecteer instellen. Selecteer een item en druk op <0>. Het invoerscherm voor cijfers wordt weergegeven. Als u een gateway wilt gebruiken, selecteert u [Gebr.], vervolgens [Adres] en drukt u op <0>. de gewenste waarden in.
Het IP-adres handmatig instellen [OK]. 4 Selecteer Wanneer u alle nodige items hebt ingesteld, selecteert u [OK] en drukt u op <0>. Het instellingenscherm voor de Wi-Fi-functie wordt weergegeven. Indien u niet zeker weet wat u moet invoeren, raadpleegt u de pagina “Netwerkinstellingen controleren” (pag. 162) of vraagt u de netwerkbeheerder of een andere persoon die kennis van het netwerk heeft om hulp.
Specificaties 9Draadloze communicatie Compatibiliteit met standaarden:IEEE 802.11b/g/n Overdrachtsmethode: DS-SS-modulatie (IEEE 802.11b) OFDM-modulatie (IEEE 802.
Aandachtspunten bij Wi-Fi (Wireless LAN) 9Landen en regio’s die het gebruik van Wireless LAN toestaan Het gebruik van Wireless LAN is in bepaalde landen en regio’s aan restricties gebonden en illegaal gebruik kan volgens landelijke of lokale wetgeving strafbaar zijn. Kijk op de website van Canon waar het gebruik van Wireless LAN is toegestaan, zodat u de regelgeving hieromtrent niet overtreedt.
Canon Inc. verklaart hierbij dat deze DS126591 voldoet aan de essentiële vereisten en andere relevante bepalingen van Richtlijn 1999/5/EC. Neem contact op met het onderstaande adres voor de originele conformiteitsverklaring: CANON EUROPA N.V. Bovenkerkerweg 59, 1185 XB Amstelveen, Nederland CANON INC.
Index A Aanraakbediening ...........................17 Android............................................24 B Bediening op afstand ..............90, 108 Beeldformaat verkleinen........................97, 105, 128 Bijnaam ...........................................14 C K Kabel .............................................. 20 M MAC-adres ............................. 62, 142 Mediaspeler.................................. 121 N NFC .............................. 22, 28, 29, 42 Opnamen versturen .........
Index V Verbinding maken met een smartphone.........................27, 77, 89 Verbindingsmethode met PIN-code.........................................67 Verborgen modus ...........................62 W Wi-Fi-printer ......................51, 85, 111 WPS (Wi-Fi Protected Setup) .........62 PBC-modus ................................63 PIN-modus .................................
CANON INC. 30-2 Shimomaruko 3-chome, Ohta-ku, Tokyo 146-8501, Japan Europa, Afrika en het Midden-Oosten CANON EUROPA N.V. Postbus 2262, 1180 EG Amstelveen, Nederland Raadpleeg uw garantiekaart of ga naar www.canon-europe.com/Support voor informatie over uw lokale Canon-vestiging. Het product en de bijbehorende garantie worden in Europese landen geleverd door Canon Europa N.V. CEL-SW5MA280 © CANON INC.