Instructiehandleiding Wi-Fi functie (draadloze communicatiefunctie) NEDERLANDS INSTRUCTIEHANDLEIDING
Inleiding Wat u met de Wi-Fi -functies (draadloze communicatie) kunt doen (1) Communiceren met een smartphone (2) Beelden naar een andere camera verzenden (CANON iMAGE GATEWAY) (6) Beelden naar een webservice verzenden (5) Opnamen printen met een Wi-Fi-printer (3) Opnamen opslaan op Canon Connect Station (4) De camera op afstand bedienen met EOS Utility 2
Inleiding (1) q Communiceren met een smartphone (pag. 19, 47, 55) Sluit de camera via Wi-Fi aan op een smartphone en gebruik de speciale toepassing Camera Connect om de camera op afstand te bedienen of om beelden die op de camera zijn opgeslagen, te bekijken. In deze handleiding en op het LCD-scherm van de camera wordt met de term 'smartphone' verwezen naar smartphones en tablets. (2) z Beelden naar een andere camera verzenden (pag.
Inleiding Wi-Fi-verbinding met de Bluetooth-functie Deze camera kan eenvoudig via Wi-Fi worden verbonden met een smartphone die de Bluetooth laagvermogen-technologie* ondersteunt. Zie pagina 19 voor meer informatie. * Hierna “Bluetooth” genoemd. Wi-Fi-verbinding met de NFC-functie Deze camera biedt ondersteuning voor NFC (Near Field Communication), waardoor u makkelijk een Wi-Fi-verbinding tot stand kunt brengen tussen de camera en een smartphone of Connect Station (afzonderlijk verkrijgbaar).
Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt In deze handleiding verwijst de term 'access point' naar Wireless LAN-routers enz. die een Wi-Fi-verbinding doorgeven. Bij de camera is geen interfacekabel geleverd. Pictogrammen in deze handleiding <6> : Het Hoofdinstelwiel. : Duidt respectievelijk op omhoog, omlaag, links en rechts op de pijltjestoetsen. <0> : De Instelknop.
De indeling van deze handleiding Deze handleiding is als volgt ingedeeld: Na voltooiing van de voorbereiding voor een Wi-Fi-verbinding in “Aan de slag” raadpleegt u de bijbehorende pagina's voor het opzetten van een met uw wensen overeenkomende Wi-Fi-verbinding. 1 Aan de slag (pag. 11) 2 Verbinding maken met een 3 4 5 6 7 8 9 Bluetooth-smartphone via Wi-Fi (pag. 19) Verbinden met een smartphone met NFC-ondersteuning via Wi-Fi (pag. 47) Verbinden met een smartphone via Wi-Fi met de knop (pag.
Inhoudsopgave Inleiding 2 Wat u met de Wi-Fi-functies (draadloze communicatie) kunt doen .......................................................................................... 2 Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt.... 5 De indeling van deze handleiding .....................................................6 1 Aan de slag 11 Wi-Fi-instellingen instellen .............................................................. 12 Voorbereiding voor smartphones .........................
Inhoudsopgave 4 Verbinden met een smartphonevia Wi-Fi met de knop 55 Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen ......................................... 56 5 Via Wi-Fi verbinden met een andere camera 61 Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen ......................................... 62 Beelden naar de andere camera verzenden ................................. 64 6 Via Wi-Fi verbinden met Connect Station 73 Beelden opslaan...........................................................................
Inhoudsopgave 10 Geavanceerde Wi-Fi-verbinding 107 Het type access point controleren.................................................109 Een Wi-Fi-verbinding opzetten met WPS (PBC-modus)............... 110 Een Wi-Fi-verbinding opzetten met WPS (PIN-modus) ................ 114 Handmatig verbinding maken met een gedetecteerd netwerk via Wi-Fi ........................................................................................ 118 11 Opnieuw verbinden via Wi-Fi 125 Opnieuw verbinden via Wi-Fi .....
Inhoudsopgave 14 Referentie 157 Het scherm [Inst. draadloze communicatie] ............................. 158 Het scherm [Instellingen Wi-Fi] .................................................. 159 Het virtuele toetsenbord gebruiken............................................... 160 Het IP-adres handmatig instellen ................................................. 161 Status draadloze verbinding ......................................................... 163 Specificaties ....................................
1 Aan de slag 11
Wi-Fi-instellingen instellen Volg eerst de volgende stappen om de Wi-Fi in te stellen. 1 Druk op de knop . 2 Selecteer [Instellingen Wi-Fi]. 3 Selecteer [Wi-Fi]. 4 Selecteer [Inschakelen]. U kunt de Wi-Fi-instellingen ook instellen met [Instellingen Wi-Fi] onder [51: Inst. draadloze communicatie].
Wi-Fi-instellingen instellen [Bijnaam]. 5 Registreer Druk, als het scherm links verschijnt, op <0>. Het linkse scherm verschijnt. Druk bij gebruik van de bijnaam op de knop . Anders kunt u 1 tot 8 willekeurige tekens gebruiken. Voor instructies over het invoeren van tekens raadpleegt u pagina 160. Wanneer u klaar bent met het invoeren van de gevraagde informatie drukt u op de knop . de instelling. 6 Verlaat Als het linker scherm wordt weergegeven, selecteert u [OK] en drukt u op <0>.
Wi-Fi-instellingen instellen Als videosnapshot of time-lapse-movie is ingesteld, kunt u [51: Draadloze communicatie-instellingen] niet selecteren. Aandachtspunten bij interfacekabelverbindingen Als een Wi-Fi-verbinding actief is, kunt u de camera niet gebruiken door deze te verbinden met Connect Station, een computer, een GPS-ontvanger of een ander apparaat met een interfacekabel. Verbreek de verbinding voordat u een interfacekabel aansluit.
Voorbereiding voor smartphones Om de camera met een smartphone te verbinden, heeft u een smartphone met iOS of Android nodig. Daarnaast moet de toepassing Camera Connect (gratis) op de smartphone zijn geïnstalleerd. Camera Connect kan worden geïnstalleerd via Google Play of de App Store. Google Play of de App Store zijn eveneens toegankelijk met de QR-codes die verschijnen bij het verbinden van de camera met een smartphone (pag. 22, 57).
Voorbereiding voor webservices Aanmelden als lid van CANON iMAGE GATEWAY Als u opnamen naar webservices wilt kunnen sturen, dient u lid te worden van CANON iMAGE GATEWAY (gratis). Wanneer u CANON iMAGE GATEWAY-lid bent, kunt u de gemaakte foto's in online albums publiceren en van een reeks services gebruikmaken. Deze website fungeert ook als platform voor het delen van opnamen op geregistreerde webservices.
Voorbereiding voor webservices Instellingen voor het gebruik van webservices opgeven Start EOS Utility op de computer, meld u aan bij CANON iMAGE GATEWAY en configureer de instellingen op de camera voor toegang tot webservices. Raadpleeg de EOS Utility instructiehandleiding voor meer informatie. Raadpleeg de Camera-instructiehandleiding om te weten te komen hoe u de EOS Utility instructiehandleiding kunt verkrijgen. De algemene procedure voor het verzenden van beelden naar een webservice is als volgt.
2 Verbinding maken met een Bluetooth-smartphone via Wi-Fi In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de camera rechtstreeks met een smartphone met Bluetooth verbindt via Wi-Fi. Door via Wi-Fi te communiceren met een smartphone, kunt u het volgende doen: • Bekijk opnamen die op de camera zijn opgeslagen, op een smartphone of sla bekeken opnamen op een smartphone op. • Bedien de camera om opnamen te maken of camerainstellingen te wijzigen met behulp van een smartphone.
Bluetooth-verbinding Als u de camera via Bluetooth verbindt met een smartphone die Bluetooth ondersteunt, kunt u een Wi-Fi-verbinding opzetten door alleen de camera of de smartphone te bedienen. Koppelen van camera en smartphone is vereist om de camera via Bluetooth met een smartphone te verbinden. Koppelen wordt uitgevoerd als onderdeel van de Bluetooth-verbindingsprocedure.
Een Bluetooth-verbinding opzetten Raadpleeg om de camera via Bluetooth met een smartphone te verbinden de Camera Connect ‘Easy Connection Guide’ of volg de onderstaande stappen. Zet vooraf [Wi-Fi] op [Inschakelen] op het scherm [Instellingen Wi-Fi] (pag. 12). Handelingen op de camera-1 1 Selecteer het tabblad [Instell. v. funct.]. Druk op de knop om de hoofdtabbladen weer te geven. Selecteer [Instell. v. funct.] en druk vervolgens op <0>. 2 Selecteer [Inst. draadloze communicatie].
Een Bluetooth-verbinding opzetten 5 Selecteer [Smartphone]. 6 Selecteer [Pairing]. [Niet weergeven]. 7 Selecteer Als Camera Connect al is geïnstalleerd, selecteer dan [Niet weergeven] en druk op <0>. Als Camera Connect niet is geïnstalleerd, selecteer dan [Android] of [iOS] op het scherm links, scan de QR-code met de smartphone en ga naar Google Play of de App Store en installeer Camera Connect. Het linker scherm verschijnt en het koppelen wordt gestart.
Een Bluetooth-verbinding opzetten Bediening op de smartphone de Bluetooth-functie van 8 Activeer de smartphone. 9 Start Camera Connect. de camera waarmee 10 Selecteer moet worden gekoppeld. Tik op de bijnaam van de camera waarmee moet worden gekoppeld. iOS Als het linker scherm verschijnt, tikt u op [Pair/Koppelen].
Een Bluetooth-verbinding opzetten Handelingen op de camera-2 11 Selecteer [OK]. op <0>. 12 Druk Het koppelen wordt voltooid en de camera wordt verbonden met de smartphone via Bluetooth. Een illustratie die aangeeft dat de Bluetooth-verbinding werd gerealiseerd verschijnt op Camera Connect. Als een Bluetooth-verbinding is opgezet, kunt u de camera bedienen om beelden naar de smartphone te verzenden. Zie pagina 33 voor meer informatie.
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen Ga na het opzetten van een Bluetooth-verbinding als volgt te werk om een Wi-Fi-verbinding op te zetten. Zet vooraf [Wi-Fi] op [Inschakelen] op het scherm [Instellingen Wi-Fi] (pag. 12). 1 Selecteer een Camera Connect-functie. Selecteer de Camera Connect-functie die u wilt gebruiken. Zie pagina 28 voor de Camera Connect-functies. Android Er wordt automatisch een Wi-Fi-verbinding tot stand gebracht.
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen iOS SSID (netwerknaam) de SSID en 2 Controleer het wachtwoord. Controleer de SSID (netwerknaam) en het wachtwoord dat op de camera werd weergegeven. Wachtwoord met de smartphone om 3 Werk een Wi-Fi-verbinding tot stand te brengen. Selecteer de SSID gemarkeerd in stap 2 op het scherm Wi-Fi-functie. Als wachtwoord het in stap 2 gecontroleerde wachtwoord invoeren.
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen Android en iOS Het scherm [qWi-Fi aan] verschijnt op het LCD-scherm van de camera. Een illustratie die aangeeft dat de Wi-Fi-verbinding werd gerealiseerd verschijnt op Camera Connect. De Wi-Fi-verbinding met een Bluetooth-compatibele smartphone is nu tot stand gebracht. Zie voor het beëindigen van de Wi-Fi-verbinding “De Wi-Fi-verbinding verbreken” (pag. 29). Als u de Wi-Fi-verbinding afsluit, wisselt de camera naar de Bluetooth-verbinding.
De camera met een smartphone bedienen Met een smartphone waarop Camera Connect is geïnstalleerd, kunt u opnamen bekijken die op de camera zijn opgeslagen of opnamen op afstand maken enzovoort. Het hoofdvenster van Camera Connect Hier volgt een beschrijving van de belangrijkste functies van Camera Connect. [Images on camera/ Beelden op camera] Opnamen op de camera kunnen worden bekeken. Opnamen op de camera kunnen op een smartphone worden opgeslagen.
De camera met een smartphone bedienen De Wi-Fi-verbinding verbreken U kunt de Wi-Fi-verbinding op een van de volgende manieren verbreken. Tik op het Camera Connect-scherm van de smartphone op [T]. Selecteer op het scherm [qWi-Fi aan] van de camera de optie [Verbr., afs.]. Als het scherm [rWi-Fi aan] niet wordt weergegeven, drukt u op de knop . Selecteer [Verbr., afs.] en selecteer vervolgens [OK] in het bevestigingsdialoogvenster om de Wi-Fi-verbinding te verbreken.
De camera met een smartphone bedienen Als de Wi-Fi-verbinding wordt verbroken terwijl u op afstand een movie opneemt, reageert de camera als volgt: • Als de aan-uitschakelaar is ingesteld op , worden movieopnamen voortgezet. • Als de aan-uitschakelaar is ingesteld op <1>, worden movieopnamen gestopt. Als de aan-uitschakelaar is ingesteld op <1> en de moviemodus is ingesteld met Camera Connect, kunt u geen opnamen maken door de camera te bedienen.
Scherm [Bluetooth-functie] Op het scherm [Bluetooth-functie] (stap 3 op pagina 21) kunt u de instellingen van de Bluetooth-functie controleren of instellen. [Bluetooth-functie] Selecteer het apparaat waarmee moet worden gekoppeld. Selecteer [Uitschakelen] als u de Bluetooth-functie niet gebruikt. [Pairing] Koppel de camera met het apparaat dat is geselecteerd in [Bluetooth-functie]. [Verbindingsinfo contr./wissen] U kunt de naam en de communicatiestatus van het gekoppelde apparaat controleren.
Registratie van een gekoppeld apparaat verwijderen Om de camera met een andere smartphone te koppelen, moet u de registratie van het actueel gekoppelde apparaat verwijderen. Handelingen op de camera 1 Selecteer [Verbindingsinfo contr./wissen] Selecteer op het scherm [Bluetooth-functie] (pag. 21) [Verbindingsinfo contr./wissen] en druk op <0>. 2 Druk op de knop . de apparaatregistratie. 3 Verwijder Als het linker scherm wordt weergegeven, selecteert u [OK] en drukt u op <0>.
Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden Als een Bluetooth-verbinding (alleen Android) of een Wi-Fi-verbinding is opgezet, kunt u de camera bedienen om beelden naar een smartphone te verzenden. Voor het verzenden bestaan twee methoden. (1) Selecteer [Beelden n. smartphone verz.] in het cameramenu. (2) Verzend beelden vanuit het scherm Snel instellen bij het afspelen (pag. 34). (1) [Beelden n. smartphone verz.] selecteren Selecteer [Beelden n. smartphone verz.
Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden (2) Quick Control tijdens weergave Verzend beelden vanuit het scherm Snel instellen bij het afspelen. 1 Verbind de camera met een smartphone via Bluetooth (alleen Android) of Wi-Fi (pag. 25). de opname weer. 2 Geef Druk op de knop <3> om de beelden weer te geven. op de knop . 3 Druk Het scherm Snel instellen wordt weergegeven. [q].
Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden Afzonderlijke beelden verzenden U kunt beelden afzonderlijk selecteren en verzenden. 1 Selecteer een beeld dat u wilt verzenden. Druk op de pijltjestoetsen om de gewenste opname te selecteren en druk vervolgens op <0>. Wanneer u op de knop drukt, kunt u overschakelen op de indexweergave en een opname selecteren. [Wrg. bld. vrz.]. 2 Selecteer Als u het formaat voor de te verzenden beelden wilt kiezen, selecteert u [Beeldf. wijz.
Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden Meerdere geselecteerde beelden verzenden U kunt meerdere opnamen tegelijk selecteren en verzenden. Als het selectiescherm voor meerdere beelden al wordt weergegeven, start u de bewerking vanaf stap 3. 1 Druk op <0>. 2 Selecteer [Gesel. verz.]. de beelden die 3 Selecteer u wilt verzenden. Druk op de pijltjestoetsen om de gewenste opname te selecteren en druk vervolgens op <0>. Linksboven in het scherm wordt een vinkje [X] weergegeven.
Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden [Beeldf. wijz.]. 4 Selecteer Stel dit naar wens in. Selecteer op het getoonde scherm een beeldformaat en druk vervolgens op <0>. [Verzend.]. 5 Selecteer De beelden worden verzonden. Wanneer de overdracht is voltooid, wordt het scherm van stap 1 weer weergegeven. Als u daarna nog meer opnamen wilt verzenden, herhaalt u stap 1 t/m 5.
Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden Een opgegeven bereik aan beelden verzenden Geef het bereik op van beelden om alle beelden binnen dit bereik in een keer te verzenden. 1 Druk op <0>. 2 Selecteer [Reeks verzend.]. het bereik van de 3 Geef beelden op. Selecteer het eerste beeld en druk op <0>. Selecteer het laatste beeld en druk op <0>. Het pictogram [X] wordt op de geselecteerde beelden weergegeven. Herhaal deze stap om de selectie op te heffen.
Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden het bereik. 4 Bevestig Druk op de knop . [Beeldf. wijz.]. 5 Selecteer Stel dit naar wens in. Selecteer op het getoonde scherm een beeldformaat en druk vervolgens op <0>. [Verzend.]. 6 Selecteer De beelden worden verzonden. Wanneer de overdracht is voltooid, wordt het scherm van stap 1 weer weergegeven.
Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden Alle beelden op de kaart verzenden Verzend alle beelden op de kaart in een keer. 1 Druk op <0>. 2 Selecteer [Alle op krt vrz.]. [Beeldf. wijz.]. 3 Selecteer Stel dit naar wens in. Selecteer op het getoonde scherm een beeldformaat en druk vervolgens op <0>. [Verzend.]. 4 Selecteer De beelden worden verzonden. Wanneer de overdracht is voltooid, wordt het scherm van stap 1 weer weergegeven.
Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden Beelden verzenden die aan de zoekcriteria voldoen Verzend alle beelden tegelijk die aan de zoekcriteria voldoen als ingesteld in [Beeldzoekvoork. instellen]. Raadpleeg voor [Beeldzoekvoork. instellen] “Zoekcriteria voor opnamen instellen” in de camera-instructiehandleiding. 1 Druk op <0>. 2 Selecteer [Alle gev. vrz.]. [Beeldf. wijz.]. 3 Selecteer Stel dit naar wens in. Selecteer op het getoonde scherm een beeldformaat en druk vervolgens op <0>.
Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden Beeldoverdracht beëindigen 1 Druk op de knop . Als u beelden verzendt door de camera met een actieve Wi-Fi-verbinding te bedienen, verschijnt het vorige scherm opnieuw. De Wi-Fi-verbinding wordt niet verbroken. Als u beelden verzendt door de camera met een actieve Bluetooth-verbinding te bedienen, verschijnt het scherm links. Selecteer [OK] en druk vervolgens op <0> om de Wi-Fi-verbinding te verbreken.
Beelden die kunnen worden bekeken specificeren U kunt op de camera instellen welke beelden op de smartphone worden weergegeven. Na het verbreken van de Wi-Fi-verbinding kunt u beelden opgeven. 1 Druk op de knop . [q]. 2 Selecteer Als de geschiedenis (pag. 126) wordtweergegeven, wissel het scherm met de -knoppen. Stel de Wi-Fi-instellingen in als het scherm [Inst. draadloze communicatie] wordt weergegeven (pag. 12). 3 Selecteer [Apparaatgegevens bewerken]. een smartphone.
Beelden die kunnen worden bekeken specificeren 5 Selecteer [Weerg. beelden]. een item. 6 Selecteer Selecteer [OK] en druk op <0> om het instellingenscherm weer te geven. [Alle beelden] Alle opnamen op de geheugenkaart kunnen worden weergegeven. [Beelden v. afgelopen dagen] Geef op basis van de datum aan welke beelden kunnen worden bekeken. Dit kan tot negen dagen terug. Selecteer een item en druk op <0>. Wanneer [Afgel. dgn gem.
Beelden die kunnen worden bekeken specificeren [Selecteer op classificatie] Specificeer welke opnamen kunnen worden bekeken op basis van de (al dan niet) toegekende classificatie of het type classificatie. Selecteer een classificatie en druk op <0> om te specificeren welke beelden kunnen worden bekeken. [Bestandsnummerreeks] (Select. reeks) Eerste opname Laatste opname Selecteer het eerste en laatste beeld dat kan worden bekeken van de reeks opnamen die op bestandsnummer zijn gesorteerd.
3 Verbinden met een smartphone met NFC-ondersteuning via Wi-Fi In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de camera rechtstreeks met een smartphone met NFC-ondersteuning verbindt via Wi-Fi. Door via Wi-Fi te communiceren met een smartphone, kunt u het volgende doen: • Bekijk opnamen die op de camera zijn opgeslagen, op een smartphone of sla bekeken opnamen op een smartphone op. • Bedien de camera om opnamen te maken of camera -instellingen te wijzigen met behulp van een smartphone.
Wi-Fi-verbinding met een smartphone met NFC-ondersteuning Smartphones met NFC-ondersteuning kunnen via Wi-Fi worden verbonden door ze tegen de camera te drukken. Smartphones die zijn voorzien van het symbool p bieden ondersteuning voor NFC. Sommige smartphones ondersteunen NFC ook al zijn ze niet voorzien van de p-markering. Controleer in zo'n geval de positie van de NFC-antenne door de instructiehandleiding van de smartphone te raadplegen.
Wi-Fi-verbinding met een smartphone met NFC-ondersteuning De camera kan niet met twee of meer smartphones tegelijkertijd worden verbonden. Let goed op dat u de smartphone of de camera niet laat vallen wanneer u ze tegen elkaar houdt. Duw de smartphone niet met kracht tegen de camera. Hierdoor kunnen krassen op de camera of de smartphone komen. Als u de smartphone slechts vlak bij de camera houdt, wordt mogelijk geen verbinding tot stand gebracht.
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen Raadpleeg de Camera Connect ‘Easy Connection Guide’ om de camera met een NFC-compatibele smartphone te verbinden via Wi-Fi. (1) Schakel de camera en de smartphone in. (2) Schakel de NFC-functie in op de camera en de smartphone. (3) Houd de smartphone tegen de camera om de verbinding tot stand te brengen. Zie pagina 12 voor de NFC-instelling van de camera.
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen een Wi-Fi-verbinding 3 Breng tot stand. Wanneer de verbinding tot stand is gebracht, verschijnt het hier links weergegeven scherm op het LCD-scherm van de camera. Wanneer u verbinding maakt met dezelfde smartphone via NFC, wordt dit scherm niet opnieuw weergegeven. Druk op de knop om het aantal beelden dat kan worden bekeken te selecteren. Zie stap 6 op pagina 44 voor aanwijzingen over hoe deze in te stellen. Selecteer [OK] en druk op <0>.
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen Het hoofdvenster van Camera Connect wordt weergegeven op de smartphone. De Wi-Fi-verbinding met een smartphone is nu voltooid. Bedien de camera met Camera Connect. Zie pagina 28. Zie voor het beëindigen van de Wi-Fi-verbinding “De Wi-Fi-verbinding verbreken” (pag. 29). Zie voor het herstellen van de verbinding via Wi-Fi “Opnieuw verbinden via Wi-Fi” (pag. 125).
Beelden van de camera naar een smartphone verzenden Door de camera aan te raken met een smartphone die NFC ondersteunt tijdens het weergeven van een beeld op de camera, kunt u automatisch een Wi-Fi-verbinding opzetten en de afbeelding naar de smartphone sturen ook als nog geen Bluetoothof Wi-Fi-verbinding is opgezet. Stel eerst op het scherm [Instellingen Wi-Fi] de optie [Wi-Fi] in op [inschakelen] en stel [NFC-verbinding] in op [Inschakelen] (pag. 12).
Beelden van de camera naar een smartphone verzenden de beeldoverdracht. 4 Beëindig Druk op de knop op het scherm voor beeldoverdracht. Selecteer [OK] op het scherm links en druk op <0> om de beeldoverdracht te beëindigen en de Wi-Fi-verbinding te sluiten. Zo nodig kunt u ook “Aandachtspunten bij de NFC-functie” (pag. 49) doornemen. Tijdens de beeldoverdracht kan er geen opname worden gemaakt, ook al drukt u de ontspanknop helemaal in.
4 Verbinden met een smartphone via Wi-Fi met de knop In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de camera met een smartphone kunt verbinden via de knop . Door via Wi-Fi te communiceren met een smartphone, kunt u het volgende doen: • Bekijk opnamen die op de camera zijn opgeslagen, op een smartphone of sla bekeken opnamen op een smartphone op. • Bedien de camera om opnamen te maken of camera -instellingen te wijzigen met behulp van een smartphone. • Verstuur beelden naar een smartphone vanaf de camera.
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen Raadpleeg om de camera via Wi-Fi met een smartphone te verbinden de Camera Connect ‘Easy Connection Guide’ of volg de onderstaande stappen. Zet vooraf [Wi-Fi] op [Inschakelen] op het scherm [Instellingen Wi-Fi] (pag. 12). Handelingen op de camera-1 1 Druk op de knop . [q] 2 Selecteer (Verbinden met smartphone). Als de geschiedenis (pag. 126) wordt weergegeven, wissel het scherm met de -knoppen. Stel de Wi-Fi-instellingen in als het scherm [Inst.
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen [Niet weergeven]. 4 Selecteer Als Camera Connect al is geïnstalleerd, selecteer dan [Niet weergeven] en druk op <0>. Als Camera Connect niet is geïnstalleerd, selecteer dan [Android] of [iOS] op het scherm links, scan de QR-code met de smartphone en ga naar Google Play of de App Store en installeer Camera Connect. SSID (netwerknaam) Wachtwoord de SSID en 5 Controleer het wachtwoord.
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen Bediening op de smartphone Scherm van smartphone (voorbeeld) met de smartphone om een 6 Werk Wi-Fi-verbinding tot stand te brengen. Activeer de Wi-Fi-functie op de smartphone en selecteer vervolgens de SSID (netwerknaam) gecontroleerd in stap 5. Als wachtwoord het in stap 5 gecontroleerde wachtwoord invoeren. Camera Connect. 7 Start Wanneer het scherm [Wachten op verbinding] op het LCD-scherm van de camera verschijnt, start u Camera Connect op de smartphone.
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen Handelingen op de camera-2 een Wi-Fi-verbinding 9 Breng tot stand. Wanneer de verbinding tot stand is gebracht, verschijnt het hier links weergegeven scherm op het LCD-scherm van de camera. Wanneer u verbinding maakt met dezelfde smartphone via NFC, wordt dit scherm niet opnieuw weergegeven. Druk op de knop om het aantal beelden dat kan worden bekeken te selecteren. Zie stap 6 op pagina 44 voor aanwijzingen over hoe deze in te stellen.
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen Het hoofdvenster van Camera Connect wordt weergegeven op de smartphone. De Wi-Fi-verbinding met een smartphone is nu voltooid. Bedien de camera met Camera Connect. Zie pagina 28. Zie voor het beëindigen van de Wi-Fi-verbinding “De Wi-Fi-verbinding verbreken” (pag. 29). Zie voor het herstellen van de verbinding via Wi-Fi “Opnieuw verbinden via Wi-Fi” (pag. 125).
5 Via Wi-Fi verbinden met een andere camera In dit gedeelte wordt beschreven hoe u deze camera en andere Canon-camera's gemakkelijk via Wi-Fi kunt verbinden met ingebouwde Wi-Fi-functies. Een Wi-Fi-verbinding is mogelijk voor Canon-camera's met ingebouwde Wi-Fi-functies die in 2012 en later op de markt zijn gebracht en beeldoverdracht tussen camera's ondersteunen. Let op: de camera kan niet via Wi-Fi met Canon-camcorders worden verbonden, ook niet als deze ingebouwde Wi-Fi-functies hebben.
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen Verbind de camera met een andere camera via Wi-Fi. De camera kan met slechts één andere camera tegelijk worden verbonden. 1 Druk op de knop . Selecteer [z] (Blden tussen 2 camera's verz.). Als de geschiedenis (pag. 126) wordt weergegeven, wissel het scherm met de -knoppen. Stel de Wi-Fi-instellingen in als het scherm [Inst. draadloze communicatie] wordt weergegeven (pag. 12). [Registreer apparaat 3 Selecteer v. verbind.]. de doelcamera in.
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen de beelden die 5 Selecteer u wilt verzenden. Selecteer opnamen op de verzendende camera (pag. 64). Bedien de camera die de opnamen ontvangt niet. Let op: GPS-informatie wordt niet op het scherm van de camera weergegeven, zelfs niet als de GPS-informatie bij de ontvangen opname is gevoegd. Opnamelocaties kunnen op een virtuele kaart worden weergegeven met Map Utility (EOS-software).
Beelden naar de andere camera verzenden Afzonderlijke beelden verzenden U kunt beelden afzonderlijk selecteren en verzenden. 1 Selecteer een beeld dat u wilt verzenden. Druk op de pijltjestoetsen om de gewenste opname te selecteren en druk vervolgens op <0>. Wanneer u op de knop drukt, kunt u overschakelen op de indexweergave en een opname selecteren. [Wrg. bld. vrz.]. 2 Selecteer Als u het formaat voor de te verzenden beelden wilt kiezen, selecteert u [Beeldf. wijz.] en drukt u op <0>.
Beelden naar de andere camera verzenden Meerdere geselecteerde beelden verzenden U kunt meerdere beelden tegelijk selecteren en verzenden. 1 Druk op <0>. 2 Selecteer [Gesel. verz.]. de beelden die 3 Selecteer u wilt verzenden. Druk op de pijltjestoetsen om de gewenste opname te selecteren en druk vervolgens op <0>. Linksboven in het scherm wordt een vinkje [X] weergegeven. Druk op de knop om beelden te selecteren uit een weergave van drie beelden.
Beelden naar de andere camera verzenden [Beeldf. wijz.]. 4 Selecteer Stel dit naar wens in. Selecteer op het getoonde scherm een beeldformaat en druk vervolgens op <0>. [Verzend.]. 5 Selecteer De beelden worden verzonden. Wanneer de overdracht is voltooid, wordt het scherm van stap 1 weer weergegeven. Als u daarna nog meer opnamen wilt verzenden, herhaalt u stap 1 t/m 5. de Wi-Fi-verbinding. 6 Verbreek Druk op de knop om het bevestigingsdialoogvenster weer te geven.
Beelden naar de andere camera verzenden Een opgegeven bereik aan beelden verzenden Geef het bereik op van beelden om alle beelden binnen dit bereik in een keer te verzenden. 1 Druk op <0>. 2 Selecteer [Reeks verzend.]. het bereik van de 3 Geef beelden op. Selecteer het eerste beeld en druk op <0>. Selecteer het laatste beeld en druk op <0>. De beelden worden geselecteerd en [X] wordt weergegeven. Herhaal deze stap om de selectie op te heffen.
Beelden naar de andere camera verzenden [Beeldf. wijz.]. 5 Selecteer Stel dit naar wens in. Selecteer op het getoonde scherm een beeldformaat en druk vervolgens op <0>. [Verzend.]. 6 Selecteer De beelden worden verzonden. Wanneer de overdracht is voltooid, wordt het scherm van stap 1 weer weergegeven. de Wi-Fi-verbinding. 7 Verbreek Druk op de knop om het bevestigingsdialoogvenster weer te geven. Selecteer [OK] en druk vervolgens op <0> om de Wi-Fi-verbinding te verbreken.
Beelden naar de andere camera verzenden Alle beelden op de kaart verzenden Verzend alle beelden op de kaart in een keer. 1 Druk op <0>. 2 Selecteer [Alle op krt vrz.]. [Beeldf. wijz.]. 3 Selecteer Stel dit naar wens in. Selecteer op het getoonde scherm een beeldformaat en druk vervolgens op <0>. [Verzend.]. 4 Selecteer De beelden worden verzonden. Wanneer de overdracht is voltooid, wordt het scherm van stap 1 weer weergegeven.
Beelden naar de andere camera verzenden de Wi-Fi-verbinding. 5 Verbreek Druk op de knop om het bevestigingsdialoogvenster weer te geven. Selecteer [OK] en druk vervolgens op <0> om de Wi-Fi-verbinding te verbreken. Beelden verzenden die aan de zoekcriteria voldoen Verzend alle beelden tegelijk die aan de zoekcriteria voldoen als ingesteld in [Beeldzoekvoork. instellen]. Raadpleeg voor [Beeldzoekvoork. instellen] “Zoekcriteria voor opnamen instellen” in de camera-instructiehandleiding.
Beelden naar de andere camera verzenden [Beeldf. wijz.]. 3 Selecteer Stel dit naar wens in. Selecteer op het getoonde scherm een beeldformaat en druk vervolgens op <0>. [Verzend.]. 4 Selecteer De beelden worden verzonden. Wanneer de overdracht is voltooid, wordt het scherm van stap 1 weer weergegeven. de Wi-Fi-verbinding. 5 Verbreek Druk op de knop om het bevestigingsdialoogvenster weer te geven. Selecteer [OK] en druk vervolgens op <0> om de Wi-Fi-verbinding te verbreken.
Beelden naar de andere camera verzenden Als een Wi-Fi-verbinding actief is, kan geen foto worden gemaakt, ook al drukt u de ontspanknop helemaal in. Als u de Wi-Fi-verbinding tijdens de beeldoverdracht wilt verbreken, selecteert u [Annuleer] op de camera en verbreekt u vervolgens de Wi-Fi-verbinding. RAW-opnamen kunnen niet worden verzonden. Controleer het resterend accuniveau bij het verzenden van een groot aantal beelden of grote bestanden (totale omvang).
6 Via Wi-Fi verbinden met Connect Station Connect Station (afzonderlijk verkrijgbaar) is een apparaat waarmee u foto's en films kunt importeren om ze te bekijken op uw televisie, smartphone, enzovoort of om ze via een netwerk te delen. U kunt foto's en films makkelijk op Connect Station opslaan door deze camera tegen Connect Station te houden.
Beelden opslaan In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u verbinding tussen de camera en Connect Station (afzonderlijk verkrijgbaar) tot stand kunt brengen via de NFC-functie. Als u opnamen op een andere manier wilt opslaan, raadpleegt u de instructiehandleiding voor Connect Station. Stel eerst op het scherm [Instellingen Wi-Fi] de optie [Wi-Fi] in op [inschakelen] en stel [NFC-verbinding] in op [Inschakelen] (pag. 12, 159). 1 NFC-verbindingspunt Houd de camera tegen Connect Station.
Beelden opslaan Zo nodig kunt u ook “Aandachtspunten bij de NFC-functie” (pag. 49) doornemen. Tijdens het opslaan van beelden kan er geen opname worden gemaakt, ook al drukt u de ontspanknop helemaal in. Laat de camera niet op Connect Station vallen en duw de camera niet met kracht tegen Connect Station. De interne vaste schijf van Connect Station zou hierdoor beschadigd kunnen raken.
7 Via Wi-Fi verbinden met EOS Utility In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de camera rechtstreeks met een computer verbindt via Wi-Fi. Installeer EOS Utility op de computer voordat u een Wi-Fi-verbinding tot stand brengt. Als u verbinding wilt maken via een Wi-Fi-access point, raadpleegt u “Geavanceerde Wi-Fi-verbinding” (pag. 107). Wanneer u een oudere versie van de software gebruikt, kunnen bepaalde instellingen uitgeschakeld zijn.
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen Om een Wi-Fi-verbinding tot stand te brengen, moet u een aantal handelingen op de computer uitvoeren. Raadpleeg de instructiehandleiding van de computer voor meer informatie. De configuratieprocedure is als volgt, met Windows 8.1 hier als voorbeeld gebruikt. Handelingen op de camera-1 1 Druk op de knop . Selecteer [D] 2 (Afstandsbediening (EOS Utility)). Als de geschiedenis (pag. 126) wordt weergegeven, wissel het scherm met de -knoppen.
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen Handelingen op de computer-1 Scherm van computer (voorbeeld) de SSID en voer het 5 Selecteer wachtwoord in. Selecteer op het instelscherm van de computer de SSID die in stap 4 is gemarkeerd. Als wachtwoord het in stap 4 gecontroleerde wachtwoord invoeren. Handelingen op de camera-2 [OK]. 6 Selecteer Selecteer [OK] en druk op <0>. Het volgende bericht wordt weergegeven.
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen Handelingen op de computer-2 7 Start de EOS Utility. in EOS Utility op 8 Klik [Pairing over Wi-Fi/LAN/Koppelen via Wi-Fi/LAN]. Als een bericht wordt weergegeven met betrekking tot de firewall, selecteert u [Yes/Ja]. op [Connect/Verbinden]. 9 Klik Selecteer de camera waarmee u verbinding wilt maken en klik op [Connect/Verbinden]. Handelingen op de camera-3 een Wi-Fi-verbinding 10 Breng tot stand.
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen Het scherm [DWi-Fi aan] [Verbr., afs.] Verbreekt de Wi-Fi-verbinding. [Bevestig inst.] U kunt de instellingen controleren. [Foutdetails] Als een Wi-Fi-verbindingsfout optreedt, kunt u de details van de fout controleren. De Wi-Fi-verbinding met een computer is nu voltooid. Bedien de camera met de EOS Utility op de computer. Zie pagina 82. Zie voor het herstellen van de verbinding via Wi-Fi “Opnieuw verbinden via Wi-Fi” (pag. 125).
De camera met EOS Utility bedienen Raadpleeg de EOS Utility instructiehandleiding voor informatie over het gebruik van EOS Utility. Naast het maken van opnamen op afstand zijn er nog diverse andere camerafuncties beschikbaar. Raadpleeg de Camera-instructiehandleiding om te weten te komen hoe u de EOS Utility instructiehandleiding kunt verkrijgen.
8 Verbinding maken met een printer via Wi-Fi In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de camera rechtstreeks met een printer verbindt via Wi-Fi. Een Wi-Fi-verbinding is mogelijk met Wi-Fi-printers die ondersteuning bieden voor PictBridge (Wireless LAN). Als u verbinding wilt maken via een Wi-Fi-access point, raadpleegt u “Geavanceerde Wi-Fi-verbinding” (pag. 107).
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen Volg de procedures in “Aan de slag” (pag. 11) om een Wi-Fi-verbinding in te stellen tussen een printer en de camera. Om een Wi-Fi-verbinding tot stand te brengen, moet u een aantal handelingen op de printer uitvoeren. Raadpleeg de instructiehandleiding van de printer voor meer informatie. 1 Druk op de knop . [l] (Afdrukken van 2 Selecteer Wi-Fi-printer). Als de geschiedenis (pag. 126) wordt weergegeven, wissel dan het scherm met de -knoppen.
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen vanaf de printer verbinding 5 Maak met de camera via Wi-Fi. Selecteer in het Wi-Fi-instellingenmenu van de printer de SSID die u heeft gemarkeerd. Als wachtwoord het in stap 4 gecontroleerde wachtwoord invoeren. de printer waarmee 6 Selecteer u via Wi-Fi verbinding wilt maken. Als een lijst met gedetecteerde printers wordt weergegeven, selecteert u de gewenste printer voor een Wi-Fi-verbinding en drukt u op <0>.
Beelden afdrukken Afzonderlijke beelden printen U kunt beelden afzonderlijk selecteren en printen. 1 Selecteer een beeld dat u wilt printen. Druk op de toetsen van de pijltjestoetsen om de gewenste opname te selecteren en druk vervolgens op <0>. Wanneer u op de knop drukt, kunt u overschakelen op de indexweergave en een opname selecteren. [Beeld printen]. 2 Selecteer Het scherm met printinstellingen wordt weergegeven. de opname af.
Beelden afdrukken Opties opgeven bij printen U kunt bij het printen de gewenste afdrukopties opgeven. 1 Druk op <0>. [Printopties]. 2 Selecteer Het scherm [Printopties] wordt weergegeven. de gewenste afdrukopties in. 3 Stel Raadpleeg voor meer informatie over de instellingsprocedure het gedeelte “Digital Print Order Format (DPOF)” in de instructiehandleiding voor de camera. Als de printopties zijn voltooid voordat u de verbinding tot stand heeft gebracht, gaat u verder naar stap 4. [Print].
Beelden afdrukken [OK]. 6 Selecteer Wanneer het printen is voltooid, wordt het scherm van stap 3 weer weergegeven. de Wi-Fi-verbinding. 7 Verbreek Druk op de knop om het bevestigingsdialoogvenster weer te geven. Selecteer [OK] en druk vervolgens op <0> om de Wi-Fi-verbinding te verbreken. Als een Wi-Fi-verbinding met een printer actief is, kan geen foto worden gemaakt, ook al drukt u de ontspanknop helemaal in. U kunt movies niet afdrukken.
Afdrukinstellingen Geef desgewenst instellingen op voor het afdrukken. De schermweergave en instellingsopties verschillen per printer. Sommige instellingen zijn mogelijk niet beschikbaar. Raadpleeg de instructiehandleiding van de printer voor meer informatie. Scherm met printinstellingen Hiermee stelt u de afdrukeffecten in (pag. 91). Hiermee schakelt u het afdrukken van datum of bestandsnummer in of uit (pag. 92). Hiermee stelt u het aantal af te drukken exemplaren in (pag. 92).
Afdrukinstellingen Q Het papierformaat instellen Selecteer het formaat van het papier dat in de printer is geplaatst en druk vervolgens op <0>. Het scherm met papier type wordt weergegeven. Y De papiersoort instellen Selecteer het type papier dat in de printer is geplaatst en druk vervolgens op <0>. Het scherm voor de pagina-indeling wordt weergegeven. U De pagina-indeling instellen Selecteer de pagina-indeling en druk vervolgens op <0>. Het scherm met printinstellingen verschijnt weer.
Afdrukinstellingen De afdrukeffecten instellen (Beeld optimaliseren) De schermweergave kan per printer verschillen. Selecteer de optie en druk vervolgens op <0>. Selecteer het gewenste afdrukeffect en druk vervolgens op <0>. Afdrukeffect Omschrijving EStandaard De prints kunnen per printer verschillen. Raadpleeg de instructiehandleiding van de printer voor meer informatie. EAan Afdrukken met de standaardkleuren van de printer.
Afdrukinstellingen Het afdrukken van de datum en het bestandsnummer instellen Selecteer [I] en druk vervolgens op <0>. Stel de afdrukinstellingen naar wens in en druk vervolgens op <0>. Het aantal exemplaren instellen Selecteer [R] en druk vervolgens op <0>. Stel het aantal exemplaren in en druk vervolgens op <0>. Bij de instelling [Stand.] voor afdrukeffecten en andere opties worden de standaardinstellingen van de printer gebruikt zoals deze door de fabrikant zijn ingesteld.
Afdrukinstellingen De opname bijsnijden U kunt het beeld bijsnijden en alleen een vergrote versie van het bijgesneden gedeelte afdrukken, net alsof de compositie opnieuw is bepaald. Stel het bijsnijden in vlak voordat u het beeld afdrukt. Als u de afdrukinstellingen wijzigt nadat u het bijsnijden heeft ingesteld, moet u het bijsnijden wellicht opnieuw instellen voordat u kunt afdrukken. 1 Selecteer [Trimmen] in het scherm met printinstellingen.
Afdrukinstellingen Afhankelijk van de printer is het mogelijk dat het bijgesneden gedeelte van het beeld niet wordt afgedrukt zoals u heeft opgegeven. De afgedrukte foto wordt korreliger naarmate u het bijsnijdkader verkleint. Printerproblemen oplossen Als het afdrukken niet wordt hervat nadat u een printerfout heeft opgelost (geen inkt, geen papier, enzovoort) en [Doorgaan] heeft geselecteerd, gebruik dan de knoppen op de printer om het afdrukken te hervatten.
9 Beelden naar een webservice verzenden U kunt diverse webservices op de camera registreren en daar beelden die in de camera zijn opgeslagen, naartoe sturen.
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen Volg de procedures in “Voorbereiding voor webservices” (pag. 16) om een Wi-Fi-verbinding in te stellen tussen de webservice en de camera. 1 Druk op de knop . de webservice die 2 Selecteer u heeft geregistreerd op pagina 17. Als de geschiedenis (pag. 126) wordt weergegeven, wissel het scherm met de -knoppen. Mogelijk verschijnt een scherm om een bestemming te selecteren afhankelijk van het type dat of de instellingen van de webservice die u selecteert.
Beelden naar een webservice verzenden U kunt beelden met uw familie en vrienden delen door deze vanaf de camera naar een op de camera geregistreerde webservice te sturen of door koppelingen van de online albums te verzenden. Afzonderlijke beelden verzenden U kunt beelden afzonderlijk selecteren en verzenden. 1 Selecteer een beeld dat u wilt verzenden. Druk op de pijltjestoetsen om de gewenste opname te selecteren en druk vervolgens op <0>.
Beelden naar een webservice verzenden Meerdere geselecteerde beelden verzenden U kunt meerdere beelden tegelijk selecteren en verzenden. 1 Druk op <0>. 2 Selecteer [Gesel. verz.]. de beelden die 3 Selecteer u wilt verzenden. Druk op de pijltjestoetsen om de gewenste opname te selecteren en druk vervolgens op <0>. Linksboven in het scherm wordt een vinkje [X] weergegeven. Druk op de knop om beelden te selecteren uit een weergave van drie beelden.
Beelden naar een webservice verzenden [Beeldf. wijz.]. 4 Selecteer Stel dit naar wens in. Wanneer YouTube als bestemming is geselecteerd, wordt [Beeldf. wijz.] niet weergegeven. Selecteer op het getoonde scherm een beeldformaat en druk vervolgens op <0>. [Verzend.]. 5 Selecteer De beelden worden verzonden. Selecteer op het scherm voor het voltooien van de beeldverzending [OK] om de Wi-Fi-verbinding te verbreken en terug te keren naar het scherm waarop u een webservice kunt selecteren.
Beelden naar een webservice verzenden Een opgegeven bereik aan beelden verzenden Geef het bereik op van beelden om alle beelden binnen dit bereik in een keer te verzenden. 1 Druk op <0>. 2 Selecteer [Reeks verzend.]. het bereik van de 3 Geef beelden op. Selecteer het eerste beeld en druk op <0>. Selecteer het laatste beeld en druk op <0>. De beelden worden geselecteerd en [X] wordt weergegeven. Herhaal deze stap om de selectie op te heffen.
Beelden naar een webservice verzenden [Beeldf. wijz.]. 5 Selecteer Stel dit naar wens in. Selecteer op het getoonde scherm een beeldformaat en druk vervolgens op <0>. [Verzend.]. 6 Selecteer De beelden worden verzonden. Selecteer op het scherm voor het voltooien van de beeldverzending [OK] om de Wi-Fi-verbinding te verbreken en terug te keren naar het scherm waarop u een webservice kunt selecteren.
Beelden naar een webservice verzenden Alle beelden op de kaart verzenden Verzend alle beelden op de kaart in een keer. 1 Druk op <0>. 2 Selecteer [Alle op krt vrz.]. [Beeldf. wijz.]. 3 Selecteer Stel dit naar wens in. Selecteer op het getoonde scherm een beeldformaat en druk vervolgens op <0>.
Beelden naar een webservice verzenden [Verzend.]. 4 Selecteer De beelden worden verzonden. Wanneer de overdracht is voltooid, wordt het scherm van stap 1 weer weergegeven. Wanneer het scherm met de [Gebruiksvoorwaarden] wordt weergegeven, leest u het bericht zorgvuldig en selecteert u [Akkoord]. Druk op de pijltjestoetsen en om omhoog en omlaag te bladeren door het scherm.
Beelden naar een webservice verzenden Beelden verzenden die aan de zoekcriteria voldoen Verzend alle beelden tegelijk die aan de zoekcriteria voldoen als ingesteld in [Beeldzoekvoork. instellen]. Raadpleeg voor [Beeldzoekvoork. instellen] “Zoekcriteria voor opnamen instellen” in de camera-instructiehandleiding. 1 Druk op <0>. 2 Selecteer [Alle gev. vrz.]. [Beeldf. wijz.]. 3 Selecteer Stel dit naar wens in. Selecteer op het getoonde scherm een beeldformaat en druk vervolgens op <0>.
Beelden naar een webservice verzenden [Verzend.]. 4 Selecteer De beelden worden verzonden. Selecteer op het scherm voor het voltooien van de beeldverzending [OK] om de Wi-Fi-verbinding te verbreken en terug te keren naar het scherm waarop u een webservice kunt selecteren. Wanneer het scherm met de [Gebruiksvoorwaarden] wordt weergegeven, leest u het bericht zorgvuldig en selecteert u [Akkoord]. Druk op de pijltjestoetsen en om omhoog en omlaag te bladeren door het scherm.
Beelden naar een webservice verzenden Als een Wi-Fi-verbinding met een webservice actief is, kan geen foto worden genomen, ook al drukt u de ontspanknop helemaal in. RAW-opnamen kunnen niet worden verzonden. Wanneer u een beeld naar een andere webservice dan CANON iMAGE GATEWAY verzendt, wordt soms een verzendfoutmelding niet weergegeven, zelfs niet wanneer het verzenden van de webservice is mislukt. U kunt dergelijke fouten controleren op de CANON iMAGE GATEWAY-site.
10 Geavanceerde Wi-Fi-verbinding 107
Stroomdiagram voor het gebruik van de Wi-Fi-functie (Geavanceerde Wi-Fi-verbinding) In dit gedeelte wordt voornamelijk uitgelegd hoe u een verbinding tot stand brengt met behulp van een Wi-Fi-access point.
Het type access point controleren Controleer ten eerste of het access point ondersteuning biedt voor WPS*, waarmee u een gemakkelijke Wi-Fi-verbinding tussen Wi-Fi-apparaten tot stand kunt brengen. Als u niet weet of het gebruikte access point WPS-compatibel is, raadpleegt u de instructiehandleiding of andere documentatie die bij het access point hoort. * Wi-Fi Protected Setup Als WPS wordt ondersteund De volgende twee verbindingsmethoden voor Wi-Fi zijn beschikbaar.
Een Wi-Fi-verbinding opzetten met WPS (PBC-modus) Deze Wi-Fi-verbindingsmodus is beschikbaar bij gebruik van een access point dat compatibel is met WPS. In de Pushbutton Connectionmodus (PBC-modus) kunt u de camera met het access point verbinden door eenvoudig op de WPS-knop van het access point te drukken. Als meerdere access points in de buurt actief zijn, kan het lastiger zijn om een Wi-Fi-verbinding tot stand te brengen. Probeer in dat geval een Wi-Fi-verbinding te maken via [WPS (PIN-modus)].
Een Wi-Fi-verbinding opzetten met WPS (PBC-modus) [Registreer apparaat 3 Selecteer v. verbind.]. Niet weergegeven als een webservice is geselecteerd in stap 2. Ga door naar stap 5. Als [q] (Verbinden met smartphone) is geselecteerd, verschijnt het hier links weergegeven scherm. Als Camera Connect al is geïnstalleerd, selecteer dan [Niet weergeven] en druk op <0>. [Ander netwerk]. 4 Selecteer Deze optie wordt weergegeven wanneer [q], [D] of [l] is geselecteerd in stap 2.
Een Wi-Fi-verbinding opzetten met WPS (PBC-modus) [WPS (PBC-modus)]. 6 Selecteer Selecteer [OK] en druk op <0> om naar het volgende scherm te gaan. verbinding met het access 7 Maak point via Wi-Fi. Druk op de WPS-knop van het access point. Voor informatie over waar u de knop vindt en hoe lang u deze moet indrukken, raadpleegt u de instructiehandleiding van het access point. Selecteer [OK] en druk op <0> om verbinding met het access point te maken.
Een Wi-Fi-verbinding opzetten met WPS (PBC-modus) Instellingen voor de Wi-Fi-functie opgeven In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de schermen voor de Wi-Fi-functie instelt. Lees de pagina waarop de geselecteerde Wi-Fi-functie wordt beschreven.
Een Wi-Fi-verbinding opzetten met WPS (PIN-modus) Deze Wi-Fi-verbindingsmodus is beschikbaar bij gebruik van een access point dat compatibel is met WPS. In de verbindingsmodus PIN-code (PIN-modus) is een 8-cijferig identificatienummer dat op de camera is opgegeven, op het access point ingesteld om een Wi-Fi-verbinding tot stand te brengen. Zelfs als er in de omgeving meerdere access points actief zijn, kan met dit gedeelde identificatienummer een relatief betrouwbare verbinding tot stand worden gebracht.
Een Wi-Fi-verbinding opzetten met WPS (PIN-modus) [Registreer apparaat 3 Selecteer v. verbind.]. Niet weergegeven als een webservice is geselecteerd in stap 2. Ga door naar stap 5. Als [q] (Verbinden met smartphone) is geselecteerd, verschijnt het hier links weergegeven scherm. Als Camera Connect al is geïnstalleerd, selecteer dan [Niet weergeven] en druk op <0>. [Ander netwerk]. 4 Selecteer Deze optie wordt weergegeven wanneer [q], [D] of [l] is geselecteerd in stap 2.
Een Wi-Fi-verbinding opzetten met WPS (PIN-modus) bij het access point de 7 Geef PIN-code op. Voer bij het access point de 8-cijferige PIN-code in die op het LCD-scherm van de camera wordt weergegeven. Voor instructies over het instellen van een PIN-code bij het access point raadpleegt u de instructiehandleiding van het access point. Selecteer [OK] nadat de PIN-code is ingevoerd en druk op <0>. verbinding met het 8 Maak access point.
Een Wi-Fi-verbinding opzetten met WPS (PIN-modus) Instellingen voor de Wi-Fi-functie opgeven In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de schermen voor de Wi-Fi-functie instelt. Lees de pagina waarop de geselecteerde Wi-Fi-functie wordt beschreven.
Handmatig verbinding maken met een gedetecteerd netwerk via Wi-Fi Breng een verbinding tot stand door de SSID (of ESS-ID) van het access point waarmee u verbinding wilt maken, te selecteren in een lijst met actieve access points in de buurt. Het access point selecteren 1 Druk op de knop . een item. 2 Selecteer Als de geschiedenis (pag. 126) wordt weergegeven, wissel het scherm met de -knoppen. Stel de Wi-Fi-instellingen in als het scherm [Inst.
Handmatig verbinding maken met een gedetecteerd netwerk via Wi-Fi [Ander netwerk]. 4 Selecteer Deze optie wordt weergegeven wanneer [q], [D] of [l] is geselecteerd in stap 2. (1) (2) (3) een access point. 5 Selecteer Druk op de toetsen om het access point waarmee u via Wi-Fi verbinding wilt maken te selecteren in een lijst met actieve access points.
Handmatig verbinding maken met een gedetecteerd netwerk via Wi-Fi Het wachtwoord voor het access point invoeren Voer het wachtwoord in dat voor het access point is gespecificeerd. Voor informatie over het gespecificeerde wachtwoord raadpleegt u de instructiehandleiding van het access point. De schermen die in stap 6 t/m 7 hieronder zijn weergegeven, variëren afhankelijk van de verificatie en encryptie van het access point. Als het scherm [Inst.
Handmatig verbinding maken met een gedetecteerd netwerk via Wi-Fi Het IP-adres instellen [Autom. instellen]. 8 Selecteer Selecteer [OK] en druk op <0> om het instellingenscherm voor de Wi-Fi-functie weer te geven die u in stap 2 heeft geselecteerd (pag. 122). Als [Autom. instellen] een fout oplevert of als u de instellingen handmatig wilt opgeven, raadpleegt u pagina 161.
Handmatig verbinding maken met een gedetecteerd netwerk via Wi-Fi Instellingen voor de Wi-Fi-functie opgeven In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de schermen voor de Wi-Fi-functie instelt. Lees de pagina waarop de geselecteerde Wi-Fi-functie wordt beschreven.
Handmatig verbinding maken met een gedetecteerd netwerk via Wi-Fi Scherm Verzenden naar Afhankelijk van de webservice geselecteerd in [Wi-Fi-functie] kan een scherm verschijnen waarin u een bestemming selecteert. Het registreren van bestemmingen of het opgeven van instellingen dient op een computer te gebeuren. Raadpleeg de EOS Utility instructiehandleiding voor meer informatie.
11 Opnieuw verbinden via Wi-Fi In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de camera opnieuw verbindt met een apparaat waarvoor reeds u een Wi-Fi-verbinding tot stand heeft gebracht en hoe u meerdere verbindingsinstellingen kunt vastleggen.
Opnieuw verbinden via Wi-Fi Verbind de camera opnieuw via Wi-Fi met een apparaat of service waarmee u eerder een verbinding heeft gemaakt en verbindingsinstellingen heeft vastgelegd. 1 Druk op de knop . een item. 2 Selecteer Selecteer in de weergegeven historie het item waarmee u via Wi-Fi verbinding wilt maken. Als het item niet wordt weergegeven, druk dan op de toetsen om van scherm te wisselen. Als [Verbindingshist.] is ingesteld op [Verbergen], wordt de historie niet weergegeven (pag.
Opnieuw verbinden via Wi-Fi D EOS Utility Start EOS Utility op de computer. Als het doel van de verbinding van de computer is gewijzigd, herstelt u deze om Wi-Fi verbinding te kunnen maken met de camera of hetzelfde access point als de camera. l Printer Als het doel van de verbinding van de printer is gewijzigd, herstelt u deze om via Wi-Fi verbinding te kunnen maken met de camera of hetzelfde access point als de camera. Webservice De procedure voor opnieuw verbinden is voltooid.
Verbinding maken met een Bluetooth-smartphone via Wi-Fi Volg met een Bluetooth-verbinding tussen de camera en een smartphone de volgende stappen om via Wi-Fi de verbinding met de smartphone te herstellen. 1 Start Camera Connect op de smartphone. een Camera 2 Selecteer Connect-functie. Selecteer de Camera Connect-functie die u wilt gebruiken. Zie pagina 28 voor de Camera Connect-functies. Android Er wordt automatisch een Wi-Fi-verbinding tot stand gebracht.
Verbinding maken met een Bluetooth-smartphone via Wi-Fi iOS de SSID. 3 Controleer Controleer de SSID (netwerknaam) van de camera die op de smartphone wordt weergegeven. Scherm van smartphone met de smartphone om een 4 Werk Wi-Fi-verbinding tot stand te brengen. Selecteer de SSID gemarkeerd in stap 3 op het scherm Wi-Fi-functie. Geef het scherm Camera Connect weer. Als een Wi-Fi-verbinding tot stand is gekomen, verschijnt het scherm voor de geselecteerde functie.
Instellingen voor meerdere verbindingen vastleggen U kunt maximaal 20 verbindingsinstellingen voor de Wi-Fi-functie vastleggen. 1 Druk op de knop . een item. 2 Selecteer Als het scherm links verschijnt, druk dan op de toetsen om van scherm te wisselen. Selecteer het item waarmee via Wi-Fi opnieuw verbinding moet worden gemaakt op het scherm links en druk op <0>. Zie voor [z] (Beelden tussen camera's verzenden), “Via Wi-Fi verbinden met een andere camera” (pag. 61).
12 Verbindingsinstellingen controleren en bedienen In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de verbindingsinstellingen wijzigt of verwijdert, hoe u de instellingen voor de draadloze communicatiefunctie wist, enz.
Verbindingsinstellingen wijzigen of verwijderen Instellingen die op de camera zijn opgeslagen, kunt u wijzigen en verwijderen. Als u instellingen wilt wijzigen of verwijderen, verbreekt u eerst de Wi-Fi-verbinding. 1 Druk op de knop . een item. 2 Selecteer Als het scherm links verschijnt, druk dan op de toetsen om van scherm te wisselen. Selecteer op het scherm links het onderdeel waarvoor de verbindingsinstellingen veranderen of verwijderd moeten worden en druk op <0>.
Verbindingsinstellingen wijzigen of verwijderen of wijzig de 5 Controleer verbindingsinstellingen. Selecteer een item en druk op <0>. Controleer of wijzig vervolgens de verbindingsinstellingen op het getoonde scherm. [Bijnaam apparaat veranderen] (pag. 158) Met het virtuele toetsenbord kunt u de bijnaam van het apparaat veranderen (pag. 160). [Weerg. beelden] (pag. 43) Deze optie wordt weergegeven wanneer [q] (Verbinden met smartphone) is geselecteerd.
Standaardinstellingen voor draadloze communicatie-instellingen herstellen Alle draadloze communicatie-instellingen kunnen worden gewist. Door de draadloze communicatie-instellingen te wissen, kunt u voorkomen dat anderen ermee aan de haal gaan wanneer u de camera uitleent. 1 Selecteer [Inst. draadloze communicatie]. Selecteer op het tabblad [51] de optie [Inst. draadloze communicatie] en druk vervolgens op <0>. [Wis instellingen]. 2 Selecteer Selecteer [Wis instellingen] en druk vervolgens op <0>.
Scherm Info bekijken Op het scherm [Info bekijken] kunt u de inhoud van de foutmelding en het MAC-adres controleren. 1 Druk op de knop . een beeldstijl en druk 2 Selecteer vervolgens op . Het scherm [Info bekijken] wordt weergegeven. Als een fout is opgetreden, drukt u op <0> om de inhoud van de foutmelding weer te geven. U kunt het MAC-adres van de camera op dit scherm controleren.
13 Problemen oplossen 137
Reageren op foutmeldingen Wanneer een fout optreedt, kunt u op een van de volgende manieren meer informatie over de fout weergeven. Verhelp vervolgens de oorzaak van de fout aan de hand van de voorbeelden in dit hoofdstuk. Druk op het scherm [Info bekijken] op <0> (pag. 135). Selecteer [Foutdetails] op het scherm [Wi-Fi aan] en druk op <0>. Klik in het overzicht hieronder op de pagina die bij het foutcodenummer is vermeld om naar de desbetreffende pagina te gaan. 11 (pag. 139) 12 (pag. 139) 21 (pag.
Reageren op foutmeldingen 11: Verb.doel niet gevonden Controleer in het geval van [q] of Camera Connect wordt uitgevoerd. Maak verbinding met behulp van Camera Connect (pag. 58). Kijk in het geval van [l] of de printer is ingeschakeld. Schakel de printer in. Controleer in het geval van [D] of EOS Utility wordt uitgevoerd. Start EOS Utility en breng de verbinding opnieuw tot stand (pag. 78).
Reageren op foutmeldingen 21: Geen adres toegewezen door DHCP server Controleren op de camera Het IP-adres op de camera is ingesteld op [Autom. instellen]. Is dit de juiste instelling? Als u geen DHCP-server gebruikt, stelt u het IP-adres op de camera in op [Handmatig inst.] en configureert u vervolgens de instellingen (pag. 161). Controleren op de DHCP-server Is de DHCP-server ingeschakeld? Schakel de DHCP-server in.
Reageren op foutmeldingen 22: Geen respons van DNS server Controleren op de camera Komt het IP-adres van de DNS-server op de camera overeen met het werkelijke IP-adres van de DNS-server? Stel het IP-adres in op [Handm. Instellen]. Stel vervolgens op de camera het IP-adres van de gebruikte DNS-server in (pag. 156, 161). Controleren op de DNS-server Is de DNS-server ingeschakeld? Schakel de DNS-server in.
Reageren op foutmeldingen 23: Device met zelfde IP-adres bestaat op gesel. netwerk Controleren op de camera Hebben de camera en een ander apparaat dan via W-Fi met hetzelfde netwerk is verbonden, hetzelfde IP-adres? Wijzig het IP-adres van de camera om te voorkomen dat twee apparaten hetzelfde adres gebruiken. U kunt ook het IP-adres van het andere apparaat met het dubbele adres wijzigen. Als het IP-adres van de camera in een netwerkomgeving met een DHCP-server is ingesteld op [Handm.
Reageren op foutmeldingen 61: Geselect. SSID wireless LAN network niet gevonden Zijn er obstakels tussen de camera en de antenne van het access point? Verplaats de antenne van het access point zo dat deze duidelijk te zien is vanaf het punt waar u de camera gebruikt (pag. 153). Controleren op de camera Zijn de SSID-instelling van de camera en die van het access point hetzelfde? Controleer de SSID van het access point en stel de SSID op de camera overeenkomstig in (pag. 119).
Reageren op foutmeldingen 63: Wireless LAN-verificatiefout Zijn de camera en het access point zo ingesteld dat ze dezelfde verificatiemethode gebruiken? De camera ondersteunt de volgende verificatiemethoden: [Open systeem], [Shared Key] en [WPA/WPA2-PSK] (pag. 109).
Reageren op foutmeldingen 65: Wireless LAN-verbinding verbroken Zijn er obstakels tussen de camera en de antenne van het access point? Verplaats de antenne van het access point zo dat deze duidelijk te zien is vanaf het punt waar u de camera gebruikt (pag. 153). De Wi-Fi-verbinding is om een of andere reden verbroken en kan niet worden hersteld.
Reageren op foutmeldingen 68: Kan niet verbinden met wireless LAN-terminal. Start opnieuw. Heeft u de WPS-knop (Wi-Fi Protected Setup) op het access point lang genoeg ingedrukt? Houd de WPS-knop zo lang ingedrukt als in de instructiehandleiding van het access point is opgegeven. Probeert u verbinding te maken in de buurt van het access point? Probeer verbinding te maken wanneer beide apparaten zich binnen elkaars bereik bevinden. 69: Meerdere wireless LAN-terminals gevonden.
Reageren op foutmeldingen 102: Kon geen bestanden verzenden Heeft de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt verzenden genoeg ruimte? Controleer de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt verzenden. Vervang de kaart of zorg ervoor dat er genoeg ruimte beschikbaar is. Probeer vervolgens de gegevens opnieuw te verzenden. Is de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt verzenden vergrendeld? Controleer de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt verzenden.
Reageren op foutmeldingen 105: Kon geen bestanden ontvangen. Kaart schrijfbeveiligd Is de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt verzenden vergrendeld? Controleer de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt verzenden. Maak de vergrendeling ongedaan. Probeer vervolgens de gegevens opnieuw te verzenden. 106: Kon geen bestanden ontvangen. Map en bestandsnummer hebben max.
Reageren op foutmeldingen 122: Maak verbinding met een computer en corrigeer de instellingen voor de webservice met de EOS-software. Het is mogelijk niet gelukt om de webservice in te stellen. Sluit de camera op uw computer aan via Wi-Fi of met een interfacekabel (apart verkrijgbaar) en configureer de instellingen van de webservice met EOS Utility (pag. 17). 123: Kan niet aanmelden bij webservice. Maak verbinding met een computer en corrigeer de instellingen met de EOS-software.
Reageren op foutmeldingen 127: Er is een fout opgetreden Tijdens het verbinden met de webservice heeft zich een ander probleem voorgedaan dan foutnummercode 121 t/m 126. Probeer de Wi-Fi-verbinding met de webservice te herstellen. 141: Printer is bezig. Probeer opnieuw verbinding te maken. Is de printer bezig met printen? Probeer nogmaals de Wi-Fi-verbinding met de printer op te zetten nadat het afdrukproces is voltooid.
Problemen oplossen Raadpleeg bij problemen met de camera eerst dit gedeelte Problemen oplossen. Als u het probleem hiermee niet kunt oplossen, neem dan contact op met uw dealer of Canon Service Center. Kan geen gebruik maken van een apparaat dat via een interfacekabel is aangesloten. Als een Wi-Fi-verbinding actief is, kunt u de camera niet gebruiken door deze te verbinden met Connect Station, een computer of een ander apparaat met een interfacekabel.
Problemen oplossen Kan niet koppelen met een smartphone. Een eerder gekoppelde smartphone kan niet opnieuw met de camera worden gekoppeld als de registratie van de camera op de smartphone is behouden. Verwijder in dat geval de registratie van de camera die is behouden in de Bluetooth-instellingen op de smartphone en probeer opnieuw te koppelen (pag. 21).
Opmerkingen over de draadloze communicatiefunctie Als de verzendsnelheid afneemt, de verbinding wordt verbroken of andere problemen optreden bij het gebruik van draadloze communicatiefuncties, kunt u de volgende suggesties voor oplossingen proberen. Afstand tussen camera en smartphone Als de camera te ver uit de buurt is van de smartphone, wordt een Wi-Fi-verbinding mogelijk niet opgezet, zelfs als een Bluetooth-verbinding mogelijk is.
Opmerkingen over de draadloze communicatiefunctie Gebruik van een Eye-Fi-kaart Wanneer [Wi-Fi] wordt ingesteld op [Inschakelen], wordt beeldoverdracht via een Eye-Fi-kaart uitgeschakeld.
Beveiliging Als de beveiligingsinstellingen niet correct zijn ingesteld, kunnen de volgende problemen optreden. Bekijken van de overdracht Derden met slechte bedoelingen kunnen de Wi-Fi-overdrachten opsporen en proberen om de gegevens op te halen die u verzendt. Ongeoorloofde netwerktoegang Derden met slechte bedoelingen kunnen ongeoorloofde toegang krijgen tot het netwerk dat u gebruikt en informatie stelen, wijzigen of vernietigen.
Netwerkinstellingen controleren Windows Open de [Opdrachtprompt] van Windows, typ ipconfig/all en druk op de -toets. Behalve het aan de computer toegewezen IP-adres, worden ook het subnetmasker, de gateway en de DNS-server getoond. Mac OS Open in Mac OS X de toepassing [Terminal], typ ifconfig -a en druk op . Het IP-adres dat aan de computer is toegewezen, staat onder het item [en0] naast [inet], in de indeling ***.***.***.***.
14 Referentie 157
Het scherm [Inst. draadloze communicatie] Op het scherm [Inst. draadloze communicatie] kunt u de volgende draadloze communicatiefuncties instellen: Druk op de knop , selecteer [Inst. draadloze communicatie] in tabblad [51], druk daarna op <0>. [Instellingen Wi-Fi] Zie de volgende pagina.
Het scherm [Instellingen Wi-Fi] [Wi-Fi] U kunt instellen of u de draadloze communicatiefunctie wilt [Inschakelen] of [Uitschakelen]. Als het gebruik van elektronische en draadloze apparaten is verboden, zoals in een vliegtuig of ziekenhuis, stelt u deze optie in op [Uitschakelen]. [NFC-verbinding] (pag. 47) U kunt instellen of u de NFC-verbinding wilt [Inschakelen] of [Uitschakelen].
Het virtuele toetsenbord gebruiken Het invoergebied wijzigen Druk op de knop om tussen het bovenste en onderste invoergebied te wisselen. De cursor verplaatsen Druk op de pijltjestoetsen en in het bovenste gebied om de cursor te verplaatsen. Tekst invoeren Druk in het onderste invoergebied op de toetsen of en om een teken te selecteren en druk vervolgens op <0> om het teken in te voeren.
Het IP-adres handmatig instellen Stel de IP-adresinstellingen handmatig in. De items die worden weergegeven, variëren afhankelijk van de Wi-Fi-functie. 1 Selecteer [Handm. Instellen]. Selecteer [OK] en druk op <0> om naar het volgende scherm te gaan. het item dat 2 Selecteer u wilt instellen. Selecteer een item en druk op <0>. Het invoerscherm voor cijfers wordt weergegeven. Als u een gateway wilt gebruiken, selecteert u [Insch.], vervolgens [Adres] en drukt u op <0>. de gewenste waarden in.
Het IP-adres handmatig instellen [OK]. 4 Selecteer Wanneer u alle nodige items heeft ingesteld, selecteert u [OK] en drukt u op <0>. Het instellingenscherm voor de Wi-Fi-functie wordt weergegeven (pag. 122). Indien u niet zeker weet wat u moet invoeren, raadpleegt u de pagina “Netwerkinstellingen controleren” (pag. 156) of vraagt u de netwerkbeheerder of een andere persoon die kennis van het netwerk heeft om hulp.
Status draadloze verbinding De status van de draadloze verbinding wordt weergegeven op het LCD-scherm en lamp.
Status draadloze verbinding Indicator Bluetooth-functie Bluetooth-functie Anders dan [Uitschakelen] [Uitschakelen] Verbindingsstatus LCD-scherm Bluetooth verbonden Bluetooth niet verbonden Bluetooth niet verbonden Niet weergegeven * Bluetooth is niet verbonden terwijl een Wi-Fi-verbinding is opgezet.
Specificaties 9Wi-Fi Compatibiliteit met standaarden: Overdrachtsmethode: IEEE 802.11b/g/n DS-SS-modulatie (IEEE 802.11b) OFDM-modulatie (IEEE 802.
Voorzorgsmaatregelen voor de draadloze communicatiefunctie 9Landen en regio's die het gebruik van de draadloze communicatiefunctie toestaan Gebruik van de draadloze communicatiefuncties is beperkt in een aantal landen en regio's, en illegaal gebruik kan strafbaar zijn krachtens de nationale of lokale regelgeving. Kijk op de website van Canon waar het gebruik van draadloze communicatiefuncties is toegestaan, zodat u de regelgeving hieromtrent niet overtreedt.
Handelsmerken Microsoft en Windows zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen. Macintosh en Mac OS zijn handelsmerken van Apple Inc., gedeponeerd in de Verenigde Staten en andere landen. Het Wi-Fi CERTIFIED-logo en het Wi-Fi Protected Setup-symbool zijn handelsmerken van de Wi-Fi Alliance. De afkorting WPS in de instellingenschermen van de camera en in deze handleiding staat voor Wi-Fi Protected Setup.
Index A Access points................................109 Encryptie ..................................109 Afdrukinstellingen Aantal exemplaren .....................92 Beeld optimaliseren....................91 Datum/bestandsnummering .......92 Papierinstellingen .......................89 Trimmen .....................................93 Alle beelden op de kaart verzenden .........................40, 69, 102 Ander netwerk...............111, 115, 119 Android ...........................................
Index Printopties .......................................87 Problemen oplossen .....................137 Pushbutton connection-modus .....110 Q Quick Control ..................................34 R Reeks verzend. .................38, 67, 100 S Scherm Info bekijken ....................135 SSID......................26, 57, 78, 84, 118 Sterkte van draadloos signaal.......163 T Toetsenbord ..................................160 V Verbindingshist..............................159 Verbindingsinformatie wissen .
CANON INC. 30-2 Shimomaruko 3-chome, Ohta-ku, Tokyo 146-8501, Japan Europa, Afrika en het Midden-Oosten CANON EUROPA N.V. Bovenkerkerweg 59, 1185 XB Amstelveen, Nederland Raadpleeg uw garantiekaart of ga naar www.canon-europe.com/Support voor informatie over uw lokale Canon-vestiging Het product en de bijbehorende garantie worden in Europese landen geleverd door Canon Europa N.V. CEL-SX1AA280 © CANON INC.