Instructiehandleiding voor de draadloze functie NEDERLANDS INSTRUCTIEHANDLEIDING
Inleiding Wat u met de draadloze functies kunt doen Door verbinding te maken met een Wi-Fi-netwerk of een ander apparaat dat de draadloze functies van deze camera ondersteunt, kunt u taken uitvoeren zoals het overbrengen van beelden of het bedienen van de camera.
Inleiding (1) q Verbinden met een smartphone (pag. 25, 73) Sluit de camera draadloos aan op een smartphone of tablet en gebruik de toepassing “Camera Connect” om de camera op afstand te bedienen of om opnamen die op de camera zijn opgeslagen, te bekijken. In deze handleiding en op het LCD-scherm van de camera wordt met de term “smartphone” verwezen naar smartphones en tablets. (2) z Opnamen naar een andere camera overbrengen (pag.
De indeling van deze handleiding Deze handleiding bestaat uit de volgende drie gedeelten: “Aan de slag”, “Gemakkelijke verbinding” en “Geavanceerde verbinding”. Nadat u de verbinding hebt voorbereid in “Aan de slag”, volgt u het onderstaande diagram en raadpleegt u de overeenkomstige pagina’s die u nodig hebt. Aan de slag (pag. 11) In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u een bijnaam opgeeft en hoe de basisbediening werkt.
Hoofdstukken Inleiding 2 Aan de slag 1 Voorbereiding en basisbediening 13 Gemakkelijke verbinding 2 3 4 5 Verbinding maken met een smartphone 25 Opnamen naar een andere camera overbrengen 47 Verbinding maken met een printer 57 Verbinden met Connect Station 67 Geavanceerde verbinding 6 7 8 9 10 Verbinding maken door een netwerk te selecteren 73 Verbinding maken met een webservice 89 Verbindingsinstellingen controleren en bedienen 111 Problemen oplossen 117 Referentie 135 5
Inhoudsopgave Inleiding 2 Wat u met de draadloze functies kunt doen ..................................... 2 De indeling van deze handleiding .................................................... 4 Hoofdstukken ................................................................................... 5 Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt .....9 Aan de slag 11 Stroomdiagram voor de bediening .................................................
Inhoudsopgave 3 Opnamen naar een andere camera overbrengen 47 Verbinding maken met een camera ................................................ 48 Opnamen overbrengen ................................................................... 50 Opnieuw verbinding maken ............................................................ 54 Meerdere verbindingsinstellingen vastleggen.................................55 4 Verbinding maken met een printer 57 Verbinding maken met Gemakkelijke verbinding.................
Inhoudsopgave 7 Verbinding maken met een webservice 89 Voorbereiding voor webservices .................................................... 90 Het type access point controleren .................................................. 92 Verbinding maken via WPS (PBC-modus) ..................................... 93 Verbinding maken via WPS (PIN-modus) ...................................... 96 Handmatig verbinding maken met een gedetecteerd netwerk ....... 99 Beelden naar een webservice verzenden ................
Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt In deze handleiding worden “draadloos” en “Wireless LAN” gebruikt als een algemene aanduiding voor Wi-Fi en de draadloze functies van Canon. De term “access point” verwijst naar Wireless LANterminals (access points voor Wireless LAN, routers voor Wireless LAN, enzovoort) die verbinding met Wireless LAN faciliteren. Pictogrammen in deze handleiding <6> : Het hoofdinstelwiel.
Aan de slag 11
Stroomdiagram voor de bediening In dit gedeelte wordt de basisbediening van de draadloze functies beschreven en hoe u een bijnaam opgeeft (ten behoeve van identificatie). Volg de procedures hieronder. Stel [Wi-Fi/NFC] in op [Inschakelen]. (Stap 1 en 2 op pagina 17) Wanneer deze functie voor het eerst wordt geselecteerd, verschijnt er een scherm waarin u een bijnaam moet opgeven. Geef een bijnaam op. (pag. 14) Stel een bijnaam in voor de camera.
1 Voorbereiding en basisbediening In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u een bijnaam opgeeft (ten behoeve van identificatie) die noodzakelijk is voor het gebruik van de draadloze functies en de basisbediening van de camera.
Een bijnaam opgeven Stel eerst een bijnaam voor de camera in (ten behoeve van identificatie). Wanneer de camera draadloos op een ander apparaat is aangesloten, wordt de bijnaam op dat apparaat weergegeven. U kunt pas de draadloze functies instellen als u een bijnaam hebt ingevoerd. 1 Selecteer [Wi-Fi/NFC]. Selecteer op het tabblad [53] de optie [Wi-Fi/NFC] en druk vervolgens op <0>. [Inschakelen]. 2 Selecteer Druk op de knop om [Inschakelen] te selecteren en druk vervolgens op <0>.
Een bijnaam opgeven een bijnaam in. 3 Voer Voor instructies over het invoeren van tekens raadpleegt u de volgende pagina. Wanneer u de standaard bijnaam (de cameranaam) gebruikt, gaat u verder naar stap 4. Anders kunt u 1 tot 10 willekeurige tekens gebruiken. de instelling. 4 Verlaat Wanneer u klaar bent, drukt u op de knop . Selecteer [OK] in het bevestigingsdialoogvenster en druk op <0> om terug te keren naar het menuscherm. U kunt de bijnaam later wijzigen op het scherm [Algemene inst.
Een bijnaam opgeven Het virtuele toetsenbord gebruiken Het invoergebied wijzigen Druk op de knop om tussen het bovenste en onderste invoergebied te wisselen. De cursor verplaatsen Druk op de pijltjestoetsen en om de cursor te verplaatsen. Tekst invoeren Druk terwijl de cursor in het onderste invoergebied staat op de pijltjestoetsen of draai aan het instelwiel <6> om een teken te selecteren. Druk vervolgens op <0> om het in te voeren.
Basisbediening en -instellingen De basisbediening voor het gebruik van de draadloze functies van de camera wordt hier beschreven. Volg de procedures hieronder. 1 Selecteer [Wi-Fi/NFC]. Selecteer op het tabblad [53] de optie [Wi-Fi/NFC] en druk vervolgens op <0>. [Inschakelen]. 2 Selecteer Druk op de knop om [Inschakelen] te selecteren en druk vervolgens op <0>. Als er geen bijnaam (ten behoeve van identificatie) is opgegeven, wordt een registratiescherm weergegeven.
Basisbediening en -instellingen de Wi-Fi-functie 4 Selecteer waarmee u verbinding wilt maken. Druk op de pijltjestoetsen of om een item te selecteren. Als u de verbindingsinstellingen niet hebt vastgelegd, wordt het instelscherm weergegeven. Als u de verbindingsinstellingen al hebt vastgelegd, wordt het scherm voor opnieuw verbinden weergegeven.
Basisbediening en -instellingen Status draadloze verbinding U kunt de status van de draadloze verbinding controleren op het lampje van de camera. Verbindingsstatus Verbonden Er worden gegevens verzonden of ontvangen -lampje Wacht op verbinding/ wacht op nieuwe verbinding Verbindingsfout -lampje Aan Knippert snel Knippert Knippert vrij snel Aandachtspunten bij kabelverbindingen Wanneer [53: Wi-Fi] is ingesteld op [Inschakelen], is verbinding via een interfacekabel of HDMI-kabel niet mogelijk.
NFC-functie Als u een smartphone met NFC-ondersteuning of Connect Station gebruikt, kunt u het volgende doen: Houd een smartphone tegen de camera om deze gemakkelijk draadloos met elkaar te verbinden (pag. 27). Tijdens het afspelen van opnamen op de camera kunt u een smartphone tegen de camera houden om een vastgelegde opname naar de smartphone te verzenden (pag. 38). Houd de camera dicht bij Connect Station (afzonderlijk verkrijgbaar) om deze gemakkelijk draadloos met elkaar te verbinden (pag. 68).
NFC-functie Als u draadloze communicatie tot stand brengt met de NFC-functie, raadpleegt u de volgende pagina’s. Draadloos verbinden met een smartphone: pagina 27* Opnamen naar een smartphone verzenden: pagina 38* Verbinden met Connect Station: pagina 67 * Raadpleeg pagina’s 22 en 26 wanneer u verbinding maakt met een smartphone. Aandachtspunten bij de NFC-functie Deze camera kan geen verbinding maken met andere camera’s met NFC-ondersteuning of printers die gebruikmaken van de NFC-functie.
Voorbereiding voor smartphones Om [q] (Verbinden met smartphone) te gebruiken, hebt u een smartphone met iOS of Android nodig. Daarnaast moet de toepassing Camera Connect (gratis) op de smartphone zijn geïnstalleerd. U kunt Camera Connect downloaden van de App Store of van Google Play. Raadpleeg de downloadsite van Camera Connect voor informatie over de besturingssysteemversies die door Camera Connect worden ondersteund.
Gemakkelijke verbinding 23
Stroomdiagram voor het gebruik van de draadloze functie (Gemakkelijke verbinding) q z l Smartphone Camera Printer Connect Station Gebruik Verbinding Instellingen Een bijnaam opgeven voor de camera (pag. 14) Camera Connect installeren op een smartphone (pag. 22) Een compatibele camera instellen (pag. 47) Een compatibele printer instellen (pag. 57) Doelen van de verbinding opgeven in de camera (pag. 27, 30) (pag. 48) (pag. 58) Opnamen weergeven en opnamen maken op afstand (pag.
2 Verbinding maken met een smartphone Als u de camera met een smartphone verbindt, kunt u het volgende doen: • Bekijk opnamen die op de camera zijn opgeslagen, op een smartphone of sla bekeken opnamen op een smartphone op. • Bedien de camera om opnamen te maken of camerainstellingen te wijzigen met behulp van een smartphone. • Verstuur beelden naar een smartphone vanaf de camera. Installeer Camera Connect op de smartphone voordat u een verbinding tot stand brengt (pag. 22).
Verbindingsmethode Als de smartphone NFC ondersteunt, raadpleegt u pagina 27. U kunt gemakkelijk verbinding maken via de NFC-functie. Als de smartphone NFC niet ondersteunt, raadpleegt u pagina 30. Breng een verbinding tot stand door [Gemakkelijke verbinding] te selecteren. Smartphones die zijn voorzien van het symbool p, bieden ondersteuning voor NFC.
Automatisch verbinding maken via de NFC-functie Gebruik de NFC-functie om verbinding tot stand te brengen tussen de camera en een smartphone. De procedure voor verbinding via NFC is als volgt. (1) Schakel de camera en de smartphone in. (2) Schakel de NFC-functie in op de camera en de smartphone. (3) Houd de smartphone tegen de camera om de verbinding tot stand te brengen. Zie pagina 20 voor de NFC-instelling van de camera.
Automatisch verbinding maken via de NFC-functie verbinding met de camera. 3 Maak Wanneer de verbinding tot stand is De apparaatnaam is ingesteld op Camera Connect gebracht, verschijnt het hier links weergegeven scherm op het LCD-scherm van de camera. Wanneer u verbinding maakt met dezelfde smartphone, wordt dit scherm niet opnieuw weergegeven. Druk op de knop om het aantal beelden dat kan worden bekeken te selecteren.
Automatisch verbinding maken via de NFC-functie Zo nodig kunt u ook “Aandachtspunten bij de NFC-functie” (pag. 21) doornemen. Let goed op dat u de smartphone of de camera niet laat vallen wanneer u ze tegen elkaar houdt. Duw de smartphone niet met kracht tegen de camera. Hierdoor kunnen krassen op de camera of de smartphone komen. Als u de smartphone slechts vlak bij het symbool houdt, wordt er mogelijk geen verbinding tot stand gebracht. Het is de bedoeling dat de symbolen elkaar raken.
Verbinding maken met Gemakkelijke verbinding De camera en een smartphone kunnen rechtstreeks met elkaar worden verbonden via een draadloze verbinding. Omdat er geen access point nodig is voor de verbinding, kunt u gemakkelijk een draadloze verbinding tot stand brengen. Om de verbinding tot stand te kunnen brengen, moet u een aantal handelingen op de smartphone uitvoeren. Raadpleeg de instructiehandleiding van de smartphone voor meer informatie.
Verbinding maken met Gemakkelijke verbinding Handelingen op de smartphone-2 Scherm van smartphone (voorbeeld) Scherm van camera SSID (netwerknaam) vanuit de smartphone 5 Maak verbinding met de camera. Schakel de Wi-Fi-functie van de smartphone in en selecteer de SSID (netwerknaam) die op het LCDscherm van de camera wordt weergegeven. Voer als wachtwoord de encryptiesleutel in die op het LCDscherm van de camera wordt weergegeven. Encryptiesleutel (wachtwoord) Camera Connect op de 6 Start smartphone.
Verbinding maken met Gemakkelijke verbinding de camera waarmee 7 Selecteer u verbinding wilt maken op de smartphone. Selecteer en raak de camera waarmee u verbinding wilt maken aan bij [Cameras/Camera’s] in Camera Connect. Handelingen op de camera-2 verbinding met de camera. 8 Maak Wanneer de verbinding tot stand is De apparaatnaam is ingesteld op Camera Connect 32 gebracht, verschijnt het hier links weergegeven scherm op het LCDscherm van de camera.
Verbinding maken met Gemakkelijke verbinding Handelingen op de smartphone-3 de camera met 9 Bedien Camera Connect. Voer verdere handelingen uit via Camera Connect. Zie pagina 34. De instellingen voor verbinding met een smartphone zijn nu geconfigureerd. Op het instellingenscherm van Camera Connect kunt u de apparaatnaam weergeven en wijzigen. Wanneer er verbinding is, werkt de camerafunctie voor automatisch uitschakelen niet.
De camera met een smartphone bedienen Met een smartphone waarop Camera Connect is geïnstalleerd, kunt u opnamen bekijken die op de camera zijn opgeslagen en de camera op afstand bedienen om foto’s te maken. Het hoofdvenster van Camera Connect Hier volgt een beschrijving van de belangrijkste functies van Camera Connect. [Images on camera/Beelden op camera] Opnamen op de camera kunnen worden bekeken. Opnamen op de camera kunnen op een smartphone worden opgeslagen.
De camera met een smartphone bedienen De verbinding verbreken U kunt de verbinding op een van de volgende manieren verbreken. Tik op het Camera Connectscherm van de smartphone op [e]. Zet de camera op <2>. Tijdens de verbinding kan er geen opname worden gemaakt, ook al drukt u de ontspanknop helemaal in. Bij opnamen op afstand wordt de AF-snelheid mogelijk minder.
Opnieuw verbinding maken De camera kan opnieuw verbinding maken met een smartphone waarvoor de verbindingsinstellingen zijn vastgelegd. 1 Selecteer [Wi-Fi-functie]. Stel op het tabblad [53] de optie [Wi-Fi/NFC] in op [Inschakelen] en selecteer vervolgens [Wi-Fi-functie]. [q]. 2 Selecteer Selecteer [q] (Verbinden met smartphone) en druk op <0>. [Verbinden]. 3 Selecteer Wanneer er instellingen voor meerdere verbindingsdoelen zijn vastgelegd, selecteert u [Kies instell.
Opnieuw verbinding maken de Wi-Fi-functie van de 4 Activeer smartphone. Als het doel van de verbinding is gewijzigd, herstelt u de instelling om verbinding te kunnen maken met de camera. Camera Connect op de 5 Start smartphone. Er wordt verbinding tot stand gebracht. Als u opnieuw verbinding wilt maken en de SSID van de camera niet kent, selecteert u [Bekijk/wijzig instellingen] in stap 3 om de SSID op te zoeken (pag. 113).
Gemakkelijke beeldoverdracht via de NFC-functie Tijdens het afspelen van opnamen op de camera kunt u een smartphone die ondersteuning biedt voor NFC tegen de camera houden om een vastgelegde opname naar de smartphone te verzenden. Als er al een draadloze verbinding tot stand is gebracht, beëindigt u die verbinding en speelt u de opname af op de camera. Stel de camera van tevoren in op gebruik van de NFC-functie (pag. 20).
Gemakkelijke beeldoverdracht via de NFC-functie de beelden die u wilt 4 Selecteer verzenden. U kunt opnamen selecteren en verzenden. Wanneer de indexweergave is geselecteerd in stap 2, verschijnt het selectiescherm voor meerdere beelden. Zie stap 3 op pagina 40. Afzonderlijke beelden verzenden U kunt beelden afzonderlijk selecteren en verzenden. 1 Selecteer een beeld dat u wilt verzenden. Druk op de knoppen om de gewenste opname te selecteren en druk vervolgens op <0>.
Gemakkelijke beeldoverdracht via de NFC-functie Meerdere opnamen verzenden U kunt meerdere opnamen tegelijk selecteren en verzenden. Als het selectiescherm voor meerdere beelden al wordt weergegeven, voert u de bewerking uit vanaf stap 3. 1 Druk op <0>. [Gesel. verz.]. 2 Selecteer Als u het formaat voor de te verzenden opnamen wilt kiezen, selecteert u [Beeldf. wijz.] en drukt u op <0>. Selecteer [Gesel. verz.] en druk op <0>. de beelden die u wilt 3 Selecteer verzenden.
Gemakkelijke beeldoverdracht via de NFC-functie [Beeldf. wijz.]. 4 Selecteer Stel deze in als dit nodig is. Selecteer op het getoonde scherm een beeldformaat en druk vervolgens op <0>. [Verzend.]. 5 Selecteer De geselecteerde opnamen worden verzonden. Wanneer de overdracht is voltooid, wordt het scherm van stap 1 weer weergegeven. Als u daarna nog meer opnamen wilt verzenden, herhaalt u stap 1 t/m 5.
Gemakkelijke beeldoverdracht via de NFC-functie De verbinding verbreken Om de beeldoverdracht te beëindigen, drukt u op de knop op het scherm voor beeldoverdracht. Selecteer [OK] in het bevestigingsdialoogvenster om de verbinding te verbreken. Zo nodig kunt u ook “Aandachtspunten bij de NFC-functie” (pag. 21) doornemen. Tijdens de verbinding kan er geen opname worden gemaakt, ook al drukt u de ontspanknop helemaal in.
Beelden die kunnen worden bekeken opgeven U kunt op de camera instellen welke opnamen er op de smartphone worden weergegeven. Opnamen kunnen zowel tijdens de verbindingsinstelling als na beëindiging van de verbinding worden opgegeven. 1 Selecteer [Wi-Fi-functie]. Stel op het tabblad [53] de optie [Wi-Fi/NFC] in op [Inschakelen] en selecteer vervolgens [Wi-Fi-functie]. [q]. 2 Selecteer Selecteer [q] (Verbinden met smartphone) en druk op <0>. [Bekijk/wijzig 3 Selecteer instellingen].
Beelden die kunnen worden bekeken opgeven [Weerg. beelden]. 4 Selecteer Selecteer [Weerg. beelden] en druk op <0>. een item. 5 Selecteer Selecteer een item en druk op <0>. Selecteer [OK] en druk op <0> om het instellingenscherm weer te geven. [Alle beelden] Alle opnamen op de geheugenkaart kunnen worden weergegeven. [Beelden v. afgelopen dagen] Geef op basis van de datum aan welke beelden kunnen worden bekeken. Dit kan tot negen dagen terug. Selecteer een item en druk op <0>. Wanneer [Afgel.
Beelden die kunnen worden bekeken opgeven [Selecteer op classificatie] Specificeer welke beelden kunnen worden bekeken op basis van de (al dan niet) toegekende classificatie of het type classificatie. Selecteer een classificatie en druk op <0> om te specificeren welke beelden kunnen worden weergegeven. [Bestandsnummerreeks] (Select. reeks) Eerste opname Laatste opname Selecteer het eerste en laatste beeld dat kan worden bekeken van de reeks opnamen die op bestandsnummer zijn gesorteerd.
Meerdere verbindingsinstellingen vastleggen U kunt maximaal drie instellingen voor verbinding met smartphones vastleggen. 1 Selecteer [Wi-Fi-functie]. Stel op het tabblad [53] de optie [Wi-Fi/NFC] in op [Inschakelen] en selecteer vervolgens [Wi-Fi-functie]. [q]. 2 Selecteer Selecteer [q] (Verbinden met smartphone) en druk op <0>. [Kies instell.]. 3 Selecteer Selecteer [Kies instell.] en druk op <0>. [SET* (niet 4 Selecteer geconfigureerd)]. Selecteer [SET* (niet geconfigureerd)] en druk op <0>.
3 Opnamen naar een andere camera overbrengen Opnamen op deze camera kunnen naar andere Canoncamera’s worden overgebracht met de ingebouwde draadloze functies. Een draadloze verbinding is mogelijk voor Canon-camera’s met ingebouwde draadloze functies die in 2012 en later op de markt zijn gebracht en beeldoverdracht tussen camera’s ondersteunen. Let op: de camera kan niet met Canoncamcorders worden verbonden, ook niet als deze ingebouwde draadloze functies hebben.
Verbinding maken met een camera Registreer de doelcamera waarmee u draadloos verbinding wilt maken. De camera kan met slechts één andere camera tegelijk worden verbonden. 1 Selecteer [Wi-Fi-functie]. Stel op het tabblad [53] de optie [Wi-Fi/NFC] in op [Inschakelen] en selecteer vervolgens [Wi-Fi-functie] (pag. 17). Als een scherm voor het instellen van een bijnaam (ten behoeve van herkenning) verschijnt, geeft u een bijnaam op (pag. 14). [z].
Verbinding maken met een camera de beelden die u wilt 4 Selecteer verzenden. Selecteer opnamen op de verzendende camera (pag. 50). Bedien de camera die de opnamen ontvangt niet. De instellingen voor verbinding met een camera zijn nu geconfigureerd. Voor bedieningen na het instellen van een verbinding raadpleegt u pagina 50. Let op: GPS-informatie wordt niet op het scherm van de camera weergegeven, zelfs niet als de GPS-informatie bij de ontvangen opname is gevoegd.
Opnamen overbrengen Afzonderlijke beelden verzenden U kunt beelden afzonderlijk selecteren en verzenden. 1 Selecteer een beeld dat u wilt verzenden. Druk op de knoppen om de gewenste opname te selecteren en druk vervolgens op <0>. Wanneer u op de knop drukt, kunt u overschakelen naar de indexweergave en een opname selecteren. [Wrg. bld. vrz.]. 2 Selecteer Als u het formaat voor de te verzenden beelden wilt kiezen, selecteert u [Beeldf. wijz.] en drukt u op <0>. Selecteer [Wrg. bld.
Opnamen overbrengen Meerdere opnamen verzenden U kunt meerdere opnamen tegelijk selecteren en verzenden. 1 Druk op <0>. [Gesel. verz.]. 2 Selecteer Als u het formaat voor de te verzenden opnamen wilt kiezen, selecteert u [Beeldf. wijz.] en drukt u op <0>. Selecteer [Gesel. verz.] en druk op <0>. de beelden die u wilt 3 Selecteer verzenden. Druk op de pijltjestoetsen en om de opname die u wilt verzenden, te selecteren en druk vervolgens op de pijltjestoetsen en .
Opnamen overbrengen [Beeldf. wijz.]. 4 Selecteer Stel deze in als dit nodig is. Selecteer op het getoonde scherm een beeldformaat en druk vervolgens op <0>. [Verzend.]. 5 Selecteer Selecteer [Verzend.] en druk op <0>. De geselecteerde opnamen worden verzonden. Wanneer de overdracht is voltooid, wordt het scherm van stap 1 weer weergegeven. Als u daarna nog meer opnamen wilt verzenden, herhaalt u stap 1 t/m 5. de verbinding.
Opnamen overbrengen Tijdens de verbinding kan er geen opname worden gemaakt, ook al drukt u de ontspanknop helemaal in. Als u de verbinding wilt verbreken om opnamen te maken of andere handelingen uit te voeren, drukt u op de knop en verbreekt u de verbinding vanuit het weergegeven scherm. Als u de verbinding tijdens de beeldoverdracht wilt verbreken, selecteert u [Annuleer] op de camera en verbreekt u vervolgens de verbinding.
Opnieuw verbinding maken De camera kan opnieuw verbinding maken met een camera waarvoor de verbindingsinstellingen zijn vastgelegd. 1 Selecteer [Wi-Fi-functie]. Stel op het tabblad [53] de optie [Wi-Fi/ NFC] in op [Inschakelen] en selecteer vervolgens [Wi-Fi-functie]. [z]. 2 Selecteer Selecteer [z] (Beelden tussen camera’s verzenden) en druk op <0>. [Verbinden]. 3 Selecteer Wanneer er instellingen voor meerdere verbindingsdoelen zijn vastgelegd, selecteert u [Kies instell.
Meerdere verbindingsinstellingen vastleggen U kunt maximaal drie instellingen voor verbinding met camera’s vastleggen. 1 Selecteer [Wi-Fi-functie]. Stel op het tabblad [53] de optie [Wi-Fi/NFC] in op [Inschakelen] en selecteer vervolgens [Wi-Fi-functie]. [z]. 2 Selecteer Selecteer [z] (Beelden tussen camera’s verzenden) en druk op <0>. [Kies instell.]. 3 Selecteer Selecteer [Kies instell.] en druk op <0>. [SET* (niet 4 Selecteer geconfigureerd)].
4 Verbinding maken met een printer In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de camera gemakkelijk met een printer verbindt. • Een verbinding is mogelijk met draadloze printers die ondersteuning bieden voor PictBridge (Wireless LAN). • Om verbinding te maken met een Wi-Fi-toegangspunt of verbinding te maken in de camera access point modus, raadpleegt u “Geavanceerde verbinding” (pag. 71).
Verbinding maken met Gemakkelijke verbinding De camera en een printer kunnen rechtstreeks met elkaar worden verbonden via een draadloze verbinding. Omdat u geen access point nodig hebt om verbinding te maken, kunt u gemakkelijk afdrukken. Om verbinding tot stand te brengen, moet u een aantal handelingen op de printer uitvoeren. Raadpleeg de instructiehandleiding van de printer voor meer informatie. 1 Selecteer [Wi-Fi-functie].
Verbinding maken met Gemakkelijke verbinding [Gemakkelijke 3 Selecteer verbinding]. Selecteer [Gemakkelijke verbinding] en druk op <0>. Selecteer [OK] en druk op <0> om naar het volgende scherm te gaan. SSID (netwerknaam) de Wi-Fi-instellingen van de 4 Stel printer in om een verbinding tussen de camera en de printer tot stand te kunnen brengen.
Verbinding maken met Gemakkelijke verbinding de printer waarmee 5 Selecteer u verbinding wilt maken. Wanneer er een lijst met gedetecteerde printers wordt weergegeven, selecteert u de gewenste printer en drukt u op <0>. Sommige printers kunnen een pieptoon laten horen. Als de printer waarmee u verbinding wilt maken, niet wordt weergegeven, selecteert u [Zoek opnieuw] zodat deze mogelijk verschijnt. Wanneer een verbinding tot stand is gebracht, wordt er een opname op de kaart weergegeven.
Afdrukken Afzonderlijke beelden printen U kunt beelden afzonderlijk selecteren en printen. 1 Selecteer een beeld dat u wilt printen. Druk op de knoppen en om de opname te selecteren die u wilt printen en druk vervolgens op <0>. Wanneer u op de knop drukt, kunt u overschakelen naar de indexweergave en een opname selecteren. [Beeld printen]. 2 Selecteer Selecteer [Beeld printen] en druk op <0>. Het scherm met printinstellingen wordt weergegeven. de opname af.
Afdrukken Opties opgeven bij printen U kunt bij het printen de gewenste afdrukopties opgeven. 1 Druk op <0>. [Printopties]. 2 Selecteer Selecteer [Printopties] en druk op <0>. Het scherm [Printopties] wordt weergegeven. de gewenste afdrukopties in. 3 Stel Raadpleeg voor meer informatie over de instellingsprocedure het gedeelte “Opnamen printen” in de instructiehandleiding voor de camera. Als de printopties zijn voltooid voordat u de verbinding tot stand bracht, gaat u verder naar stap 4.
Afdrukken de verbinding. 5 Verbreek Druk op de knop om terug te keren naar het scherm van stap 1. Druk nogmaals op de knop , om het bevestigingsdialoogvenster weer te geven. Selecteer [OK] en druk vervolgens op <0> om de verbinding te verbreken. Het scherm [Wi-Fi-functie] verschijnt weer. Tijdens de verbinding kan er geen opname worden gemaakt, ook al drukt u de ontspanknop helemaal in.
Opnieuw verbinding maken De camera kan opnieuw verbinding maken met een printer waarvoor de verbindingsinstellingen zijn vastgelegd. 1 Selecteer [Wi-Fi-functie]. Stel op het tabblad [53] de optie [Wi-Fi/NFC] in op [Inschakelen] en selecteer vervolgens [Wi-Fi-functie]. [l]. 2 Selecteer Selecteer [l] (Afdrukken van Wi-Fiprinter) en druk op <0>. [Verbinden]. 3 Selecteer Wanneer er instellingen voor meerdere verbindingsdoelen zijn vastgelegd, selecteert u [Kies instell.
Meerdere verbindingsinstellingen vastleggen U kunt maximaal drie instellingen voor verbinding met printers vastleggen. 1 Selecteer [Wi-Fi-functie]. Stel op het tabblad [53] de optie [Wi-Fi/NFC] in op [Inschakelen] en selecteer vervolgens [Wi-Fi-functie]. [l]. 2 Selecteer Selecteer [l] (Afdrukken van Wi-Fi-printer) en druk op <0>. [Kies instell.]. 3 Selecteer Selecteer [Kies instell.] en druk op <0>. [SET* (niet 4 Selecteer geconfigureerd)]. Selecteer [SET* (niet geconfigureerd)] en druk op <0>.
5 Verbinden met Connect Station Connect Station (afzonderlijk verkrijgbaar) is een apparaat waarmee u foto’s en films kunt importeren om ze te bekijken op uw televisie, smartphone, enzovoort of om ze via een netwerk te delen. U kunt foto’s en films makkelijk op Connect Station opslaan door deze camera tegen Connect Station te houden.
Beelden opslaan In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u een draadloze verbinding tussen de camera en Connect Station (afzonderlijk verkrijgbaar) tot stand kunt brengen. Als u opnamen op een andere manier wilt opslaan, raadpleegt u de instructiehandleiding voor Connect Station. Stel de camera van tevoren in op gebruik van de NFC-functie (pag. 20). de NFC-functie in op de 1 Schakel camera (pag. 20). de camera tegen Connect 2 Houd Station.
Beelden opslaan Zo nodig kunt u ook “Aandachtspunten bij de NFC-functie” (pag. 21) doornemen. Tijdens het opslaan van beelden kan er geen opname worden gemaakt, ook al drukt u de ontspanknop helemaal in. Laat de camera niet op Connect Station vallen en duw de camera niet met kracht tegen Connect Station. De interne vaste schijf van Connect Station zou hierdoor beschadigd kunnen raken.
Geavanceerde verbinding 71
Stroomdiagram voor het gebruik van de Wireless LAN-functie (Geavanceerde verbinding) q l m Smartphone Printer Webservice Instellingen Bijnaam vastleggen (pag. 14) Camera Connect installeren op een smartphone (pag. 22) Elk apparaat verbinden met een Wi-Fitoegangspunt* • Registreren bij CANON iMAGE GATEWAY (pag. 90) • Webservices vastleggen op de camera (pag. 91) Gebruik Verbinding De camera verbinden met een Wi-Fi-toegangspunt (pag. 73) (pag. 89) De camera verbinden met elk apparaat (pag.
6 Verbinding maken door een netwerk te selecteren In dit gedeelte wordt voornamelijk uitgelegd hoe u een verbinding tot stand brengt met behulp van een Wi-Fi-toegangspunt. Wanneer u verbinding maakt met een Wi-Fi-toegangspunt, kunt u de volgende Wi-Fi-functies gebruiken: • Verbinding maken met een smartphone • Opnamen afdrukken met een Wi-Fi-printer • Opnamen naar een webservice versturen* * Voor het versturen van opnamen naar een webservice kunt u het beste direct naar pagina 89 gaan.
Het type access point controleren Controleer ten eerste of het toegangspunt ondersteuning biedt voor WPS*, waarmee u een gemakkelijke verbinding tussen Wi-Fi-apparaten tot stand kunt brengen. Als u niet weet of het gebruikte access point WPS-compatibel is, raadpleegt u de instructiehandleiding of andere documentatie die bij het access point hoort. * Wi-Fi Protected Setup Als WPS wordt ondersteund De volgende twee verbindingsmethoden zijn beschikbaar.
Verbinding maken via WPS (PBC-modus) Deze verbindingsmodus is beschikbaar bij gebruik van een access point dat compatibel is met WPS. In de PBC-modus (Push Button Connection) kunt u de camera met het access point verbinden door eenvoudig op de WPS-knop van het access point te drukken. Als er meerdere access points in de buurt actief zijn, kan het lastiger zijn om een verbinding tot stand te brengen. Probeer in dat geval verbinding te maken via [WPS (PIN-modus)].
Verbinding maken via WPS (PBC-modus) [Verbind via WPS]. 4 Selecteer Selecteer [Verbind via WPS] en druk op <0>. [WPS (PBC-modus)]. 5 Selecteer Selecteer [WPS (PBC-modus)] en druk op <0>. Selecteer [OK] en druk op <0> om naar het volgende scherm te gaan. verbinding met het 6 Maak access point. Druk op de WPS-knop van het access point. Voor informatie over waar u de knop vindt en hoe lang u deze moet indrukken, raadpleegt u de instructiehandleiding van het access point.
Verbinding maken via WPS (PBC-modus) [Autom. instellen]. 7 Selecteer Selecteer [Autom. instellen] en druk op <0>. Selecteer [OK] en druk op <0> om het instellingenscherm voor de Wi-Fi-functie weer te geven die u in stap 2 hebt geselecteerd (pag. 78). Als [Autom. instellen] een fout oplevert of als u de instellingen handmatig wilt opgeven, raadpleegt u pagina 136.
Verbinding maken via WPS (PBC-modus) Instellingen voor de Wi-Fi-functie opgeven In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de schermen voor de Wi-Fi-functie instelt. Lees de pagina waarop de geselecteerde Wi-Fi-functie wordt beschreven.
Verbinding maken via WPS (PIN-modus) Deze verbindingsmodus is beschikbaar bij gebruik van een access point dat compatibel is met WPS. Bij de verbindingsmethode met PINcode (PIN-modus) wordt er een 8-cijferig identificatienummer dat op de camera is opgegeven, op het access point ingesteld om verbinding tot stand te brengen. Zelfs als er in de omgeving meerdere access points actief zijn, kan er met dit gedeelde identificatienummer een relatief betrouwbare verbinding tot stand worden gebracht.
Verbinding maken via WPS (PIN-modus) [Verbind via WPS]. 4 Selecteer Selecteer [Verbind via WPS] en druk op <0>. [WPS (PIN-modus)]. 5 Selecteer Selecteer [WPS (PIN-modus)] en druk op <0>. Selecteer [OK] en druk op <0> om naar het volgende scherm te gaan. bij het access point de PIN6 Geef code op. Voer bij het access point de 8-cijferige PIN-code in die op het LCD-scherm van de camera wordt weergegeven.
Verbinding maken via WPS (PIN-modus) verbinding met het access 7 Maak point. Selecteer [OK] en druk op <0> om verbinding met het access point te maken. Wanneer er verbinding met het access point tot stand is gebracht, wordt het volgende scherm weergegeven. [Autom. instellen]. 8 Selecteer Selecteer [Autom. instellen] en druk op <0>. Selecteer [OK] en druk op <0> om het instellingenscherm voor de Wi-Fi-functie weer te geven die u in stap 2 hebt geselecteerd (pag. 82). Als [Autom.
Verbinding maken via WPS (PIN-modus) Instellingen voor de Wi-Fi-functie opgeven In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de schermen voor de Wi-Fi-functie instelt. Lees de pagina waarop de geselecteerde Wi-Fi-functie wordt beschreven.
Handmatig verbinding maken met een gedetecteerd netwerk Breng een verbinding tot stand door de SSID (of ESS-ID) van het access point waarmee u verbinding wilt maken, te selecteren in een lijst met actieve access points in de buurt. Het access point selecteren 1 Selecteer [Wi-Fi-functie]. Stel op het tabblad [53] deoptie [Wi-Fi/NFC] in op [Inschakelen] en selecteer vervolgens [Wi-Fi-functie] (pag. 17).
Handmatig verbinding maken met een gedetecteerd netwerk (1) (2) (3) een access point. 4 Selecteer Druk op de pijltjestoetsen om het toegangspunt waarmee u verbinding wilt maken te selecteren in een lijst met actieve toegangspunten en druk vervolgens op <0>.
Handmatig verbinding maken met een gedetecteerd netwerk De encryptiesleutel voor het access point invoeren Stel de encryptiesleutel (wachtwoord) in die voor het access point is gespecificeerd. Voor informatie over de gespecificeerde encryptiesleutel raadpleegt u de instructiehandleiding van het access point. De schermen die in stap 5 t/m 7 hieronder zijn weergegeven, variëren afhankelijk van de verificatie en encryptie van het toegangspunt. Als het scherm [Inst.
Handmatig verbinding maken met een gedetecteerd netwerk Het IP-adres instellen [Autom. instellen]. 8 Selecteer Selecteer [Autom. instellen] en druk op <0>. Selecteer [OK] en druk op <0> om het instellingenscherm voor de Wi-Fi-functie weer te geven die u in stap 2 hebt geselecteerd (pag. 87). Als [Autom. instellen] een fout oplevert of als u de instellingen handmatig wilt opgeven, raadpleegt u pagina 138.
Handmatig verbinding maken met een gedetecteerd netwerk Instellingen voor de Wi-Fi-functie opgeven In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de schermen voor de Wi-Fi-functie instelt. Lees de pagina waarop de geselecteerde Wi-Fi-functie wordt beschreven.
Handmatig verbinding maken met een gedetecteerd netwerk Camera access point modus Camera access point modus is een verbindingsmodus om de camera rechtstreeks met elk apparaat te verbinden. Deze optie wordt weergegeven wanneer [q] of [l] is geselecteerd in [Wi-Fi-functie]. In de camera access point modus zijn de volgende twee verbindingsmethoden beschikbaar. [Gemakkelijke verbinding]: zie pagina 30 of 58 om een verbinding tot stand te brengen.
7 Verbinden maken met een webservice U kunt diverse webservices op de camera registreren en daar beelden die in de camera zijn opgeslagen, naartoe sturen.
Voorbereiding voor webservices Aanmelden als lid van CANON iMAGE GATEWAY Als u opnamen naar webservices wilt kunnen sturen, dient u lid te worden van CANON iMAGE GATEWAY (gratis). Wanneer u CANON iMAGE GATEWAY-lid bent, kunt u de gemaakte foto’s in onlinealbums publiceren en van een reeks services gebruikmaken. Deze website fungeert ook als platform voor het delen van opnamen op geregistreerde webservices.
Voorbereiding voor webservices Instellingen voor het gebruik van webservices configureren Start EOS Utility op de computer, meld u aan bij CANON iMAGE GATEWAY en configureer de instellingen op de camera voor toegang tot webservices. Raadpleeg de EOS Utility instructiehandleiding voor meer informatie. Raadpleeg de Camera-instructiehandleiding om te weten te komen hoe u EOS Utility en de EOS Utility instructiehandleiding kunt verkrijgen.
Het type access point controleren Controleer ten eerste of het toegangspunt ondersteuning biedt voor WPS*, waarmee u een gemakkelijke verbinding tussen Wi-Fi-apparaten tot stand kunt brengen. Als u niet weet of het gebruikte access point WPS-compatibel is, raadpleegt u de instructiehandleiding of andere documentatie die bij het access point hoort. * Wi-Fi Protected Setup Als WPS wordt ondersteund De volgende twee verbindingsmethoden zijn beschikbaar.
Verbinding maken via WPS (PBC-modus) Deze verbindingsmodus is beschikbaar bij gebruik van een access point dat compatibel is met WPS. In de PBC-modus (Push Button Connection) kunt u de camera met het access point verbinden door eenvoudig op de WPS-knop van het access point te drukken. Als er meerdere access points in de buurt actief zijn, kan het lastiger zijn om een verbinding tot stand te brengen. Probeer in dat geval verbinding te maken via [WPS (PIN-modus)].
Verbinding maken via WPS (PBC-modus) een webservice. 3 Selecteer Selecteer een webservice waarmee u verbinding wilt maken en druk vervolgens op <0>. De inhoud en volgorde van de lijst kunnen afhankelijk van de instellingen variëren (pag. 91). De webservice waarmee u verbinding maakt, kan worden gewijzigd wanneer u opnieuw verbinding maakt (pag. 108). Het -lampje van de camera knippert. Afhankelijk van de geselecteerde webservice wordt het scherm [Verzenden naar] weergegeven.
Verbinding maken via WPS (PBC-modus) verbinding met het 6 Maak access point. Druk op de WPS-knop van het access point. Voor informatie over waar u de knop vindt en hoe lang u deze moet indrukken, raadpleegt u de instructiehandleiding van het access point. Selecteer [OK] en druk op <0> om verbinding met het access point te maken. Wanneer er verbinding met het access point tot stand is gebracht, wordt het volgende scherm weergegeven. [Autom. instellen]. 7 Selecteer Selecteer [Autom.
Verbinding maken via WPS (PIN-modus) Deze verbindingsmodus is beschikbaar bij gebruik van een access point dat compatibel is met WPS. Bij de verbindingsmethode met PIN-code (PIN-modus) wordt er een 8-cijferig identificatienummer dat op de camera is opgegeven, op het access point ingesteld om verbinding tot stand te brengen. Zelfs als er in de omgeving meerdere access points actief zijn, kan er met dit gedeelde identificatienummer een relatief betrouwbare verbinding tot stand worden gebracht.
Verbinding maken via WPS (PIN-modus) [Verbind via WPS]. 4 Selecteer Selecteer [Verbind via WPS] en druk op <0>. [WPS (PIN-modus)]. 5 Selecteer Selecteer [WPS (PIN-modus)] en druk op <0>. Selecteer [OK] en druk op <0> om naar het volgende scherm te gaan. bij het access point de PIN6 Geef code op. Voer bij het access point de 8-cijferige PIN-code in die op het LCD-scherm van de camera wordt weergegeven.
Verbinding maken via WPS (PIN-modus) [Autom. instellen]. 8 Selecteer Selecteer [Autom. instellen] en druk op <0>. Selecteer [OK] en druk op <0> om een beeld op de kaart weer te geven. Het -lampje van de camera licht groen op. Als [Autom. instellen] een fout oplevert of als u de instellingen handmatig wilt opgeven, raadpleegt u pagina 136. de opname(n) die u wilt 9 Selecteer overbrengen. U kunt opnamen selecteren en verzenden.
Handmatig verbinding maken met een gedetecteerd netwerk Breng een verbinding tot stand door de SSID (of ESS-ID) van het access point waarmee u verbinding wilt maken, te selecteren in een lijst met actieve access points in de buurt. Het access point selecteren 1 Selecteer [Wi-Fi-functie]. Stel op het tabblad [53] de optie [Wi-Fi/NFC] in op [Inschakelen] en selecteer vervolgens [Wi-Fi-functie] (pag. 17).
Handmatig verbinding maken met een gedetecteerd netwerk (1) (2) (3) een access point. 4 Selecteer Druk op de pijltjestoetsen om het toegangspunt waarmee u verbinding wilt maken te selecteren in een lijst met actieve toegangspunten en druk vervolgens op <0>.
Handmatig verbinding maken met een gedetecteerd netwerk De encryptiesleutel voor het access point invoeren Stel de encryptiesleutel (wachtwoord) in die voor het access point is gespecificeerd. Voor informatie over de gespecificeerde encryptiesleutel raadpleegt u de instructiehandleiding van het access point. De schermen die in stap 5 t/m 7 hieronder zijn weergegeven, variëren afhankelijk van de verificatie en encryptie van het toegangspunt. Als het scherm [Inst.
Handmatig verbinding maken met een gedetecteerd netwerk Het IP-adres instellen [Autom. instellen]. 8 Selecteer Selecteer [Autom. instellen] en druk op <0>. Selecteer [OK] en druk op <0> om een beeld op de kaart weer te geven. Het -lampje van de camera licht groen op. Als [Autom. instellen] een fout oplevert of als u de instellingen handmatig wilt opgeven, raadpleegt u pagina 136. de opname(n) die u wilt 9 Selecteer overbrengen. U kunt opnamen selecteren en verzenden.
Handmatig verbinding maken met een gedetecteerd netwerk Scherm Verzenden naar Er wordt mogelijk een scherm weergegeven om een bestemming te selecteren afhankelijk van het type of de instellingen van de webservice die u selecteert. Het registreren van bestemmingen of het opgeven van instellingen dient op een computer te gebeuren. Raadpleeg de EOS Utility instructiehandleiding voor meer informatie.
Beelden naar een webservice verzenden U kunt beelden met uw familie en vrienden delen door deze vanaf de camera naar een op de camera geregistreerde webservice te sturen of door koppelingen van de onlinealbums te verzenden. Afzonderlijke beelden verzenden U kunt beelden afzonderlijk selecteren en verzenden. 1 Selecteer een beeld dat u wilt verzenden. Druk op de knoppen om de gewenste opname te selecteren en druk vervolgens op <0>.
Beelden naar een webservice verzenden Wanneer het scherm met de [Gebruiksvoorwaarden] wordt weergegeven, leest u het bericht zorgvuldig en selecteert u [Akkoord]. Druk op de pijltjestoetsen en om omhoog en omlaag te bladeren door het scherm. Meerdere opnamen verzenden U kunt meerdere opnamen tegelijk selecteren en verzenden. 1 Druk op <0>. [Gesel. verz.]. 2 Selecteer Als u het formaat voor de te verzenden opnamen wilt kiezen, selecteert u [Beeldf. wijz.] en drukt u op <0>.
Beelden naar een webservice verzenden [Beeldf. wijz.]. 4 Selecteer Stel dit naar wens in. Wanneer YouTube als bestemming is geselecteerd, wordt [Beeldf. wijz.] niet weergegeven. Selecteer op het getoonde scherm een beeldformaat en druk vervolgens op <0>. [Verzend.]. 5 Selecteer Selecteer [Verzend.] en druk op <0>. De geselecteerde opnamen worden verzonden.
Beelden naar een webservice verzenden Tijdens de verbinding kan er geen opname worden gemaakt, ook al drukt u de ontspanknop helemaal in. RAW-opnamen kunnen niet worden verzonden. Wanneer u een opname naar een andere webservice dan CANON iMAGE GATEWAY verzendt, wordt soms een verzendfoutmelding niet weergegeven, zelfs niet wanneer het verzenden van de webservice is mislukt. U kunt dergelijke fouten controleren op de CANON iMAGE GATEWAY-site.
Opnieuw verbinding maken De camera kan opnieuw verbinding maken met een webservice waarvoor de verbindingsinstellingen zijn vastgelegd. De verbinding met het toegangspunt hoeft slechts eenmaal tot stand te worden gebracht. U hoeft niet voor elke webservice opnieuw een verbinding tot stand te brengen. 1 Selecteer [Wi-Fi-functie]. Stel op het tabblad [53] de optie [Wi-Fi/NFC] in op [Inschakelen] en selecteer vervolgens [Wi-Fi-functie]. [m].
Meerdere verbindingsinstellingen vastleggen U kunt maximaal drie instellingen voor verbinding met webservices vastleggen. 1 Selecteer [Wi-Fi-functie]. Stel op het tabblad [53] de optie [Wi-Fi/NFC] in op [Inschakelen] en selecteer vervolgens [Wi-Fi-functie]. [m]. 2 Selecteer Selecteer [m] (Uploaden naar webservice) en druk op <0>. een webservice. 3 Selecteer Selecteer een webservice en druk op <0>. Wanneer het scherm [Verzenden naar] (pag.
8 Verbindingsinstellingen controleren en bedienen In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de verbindingsinstellingen kunt controleren of wijzigen, hoe u de instellingen kunt verwijderen, hoe u de instellingen voor de draadloze functie kunt wissen enzovoort.
Verbindingsinstellingen controleren, wijzigen of verwijderen Instellingen die op de camera zijn opgeslagen, kunt u controleren, wijzigen en verwijderen. Verbreek de verbinding en voer de bewerking vervolgens uit. 1 Selecteer [Wi-Fi-functie]. Stel op het tabblad [53] de optie [Wi-Fi/NFC] in op [Inschakelen] en selecteer vervolgens [Wi-Fi-functie]. het item waarvoor u de 2 Selecteer instellingen wilt bekijken. Selecteer een item en druk op <0>.
Verbindingsinstellingen controleren, wijzigen of verwijderen of wijzig de 4 Controleer instellingen. Selecteer een item en druk op <0>. Controleer of wijzig vervolgens de instellingen die op het scherm verschijnen. [Wijzig inst.] Wijzig de instellingen. Wanneer u [Wijzig inst.] selecteert, wordt er een scherm weergegeven waarin u verbindingsinstellingen kunt configureren. Configureer de verbindingsinstellingen weer aan de hand van de aanwijzingen op het scherm. [Wijzig naam instell.
Verbindingsinstellingen controleren, wijzigen of verwijderen Instellingen verwijderen Selecteer [Verwijder instellingen] op het scherm in stap 3 op pagina 112 om verbindingsinstellingen te verwijderen die op de camera zijn opgeslagen. 1 Selecteer [Verwijder instellingen]. Selecteer [Verwijder instellingen] en druk op <0>. de instellingen die 2 Selecteer u wilt verwijderen. Selecteer de instelling die u wilt verwijderen en druk op <0>.
Wi-Fi-functie-instellingen wissen Verwijder alle instellingen voor [Wi-Fi-functie]. U kunt voorkomen dat anderen aan de haal gaan met de informatie die is ingesteld met [Wi-Fi-functie] wanneer u de camera uitleent. 1 Selecteer [Wi-Fi-functie]. Stel op het tabblad [53] de optie [Wi-Fi/NFC] in op [Inschakelen] en selecteer vervolgens [Wi-Fi-functie]. op de knop . 2 Druk Het scherm met algemene instellingen wordt weergegeven. [Wi-Fi-instellingen 3 Selecteer wissen].
Wi-Fi-functie-instellingen wissen Het scherm met algemene instellingen Op het scherm [Algemene inst.], dat in stap 3 op de vorige pagina wordt weergegeven, kunt u de draadloze instellingen controleren en wijzigen. [Bijnaam bewerken] De bijnaam bewerken. Selecteer [Bijnaam bewerken] en voer de gewenste bijnaam in met het virtuele toetsenbord (pag. 16). [Foutdetails] Deze optie is beschikbaar wanneer zich een verbindingsfout voordoet.
9 Problemen oplossen 117
Reageren op foutmeldingen Wanneer zich een verbindingsfout voordoet, kunt u op de volgende manieren meer informatie over de fout weergeven. Verhelp vervolgens de oorzaak van de fout aan de hand van de voorbeelden in dit hoofdstuk. Selecteer [53: Wi-Fi-functie] 9 [Algemene inst.] 9 [Foutdetails] en druk vervolgens op <0>. Klik in het overzicht hieronder op de pagina die bij het foutcodenummer is vermeld om naar de desbetreffende pagina te gaan. 11 (pag. 119) 12 (pag. 119) 21 (pag. 120) 22 (pag.
Reageren op foutmeldingen 11: Verb.doel niet gevonden Controleer in het geval van [q] of Camera Connect wordt uitgevoerd. Maak verbinding met behulp van Camera Connect (pag. 31). Controleer in het geval van [l] of de printer is ingeschakeld. Schakel de printer in.
Reageren op foutmeldingen 21: Geen adres toegewezen door DHCP server Controleren op de camera Het IP-adres op de camera is ingesteld op [Autom. instellen]. Is dit de juiste instelling? Als u geen DHCP-server gebruikt, stelt u het IP-adres op de camera in op [Handm. Instellen] en configureert u vervolgens de instellingen (pag. 138). Controleren op de DHCP-server Is de DHCP-server ingeschakeld? Schakel de DHCP-server in.
Reageren op foutmeldingen 22: Geen respons van DNS server Controleren op de camera Komt het IP-adres van de DNS-server op de camera overeen met het werkelijke IP-adres van de DNS-server? Stel het IP-adres in op [Handm. Instellen]. Stel vervolgens op de camera het IP-adres van de gebruikte DNS-server in (pag. 134, 138). Controleren op de DNS-server Is de DNS-server ingeschakeld? Schakel de DNS-server in.
Reageren op foutmeldingen 23: Device met zelfde IP-adres bestaat op geselecteerd netwerk Controleren op de camera Gebruikt een ander apparaat in het cameranetwerk hetzelfde IP-adres als de camera? Wijzig het IP-adres van de camera om te voorkomen dat twee apparaten hetzelfde adres gebruiken. U kunt ook het IP-adres van het andere apparaat met het dubbele adres wijzigen. Als het IP-adres van de camera in een netwerkomgeving met een DHCP-server is ingesteld op [Handm.
Reageren op foutmeldingen 61: Geselecteerd SSID LAN netwerk niet gevonden Zijn er obstakels tussen de camera en de antenne van het access point? Verplaats de antenne van het access point zo dat deze duidelijk te zien is vanaf het punt waar u de camera gebruikt (pag. 132). Bevindt de camera zich te ver van het doelapparaat of de antenne van het access point? Breng de camera en het doelapparaat of de antenne van het access point dichter bij elkaar.
Reageren op foutmeldingen 63: Wireless LAN-verificatiefout Zijn de camera en het access point zo ingesteld dat ze dezelfde verificatiemethode gebruiken? De camera ondersteunt de volgende verificatiemethoden: [Open systeem], [Shared Key] en [WPA/WPA2-PSK] (pag. 74 en 92).
Reageren op foutmeldingen 65: Wireless LAN-verbinding verbroken Zijn er obstakels tussen de camera en het doelapparaat of de antenne van het access point? Verplaats het doelapparaat of de antenne van het access point zo dat dit duidelijk te zien is vanaf het punt waar u de camera gebruikt (pag. 132). Bevindt de camera zich te ver van het doelapparaat of de antenne van het access point? Breng de camera en het doelapparaat of de antenne van het access point dichter bij elkaar.
Reageren op foutmeldingen 68: Kan niet verbinden met wireless LAN-terminal Start opnieuw. Hebt u de WPS-knop (Wi-Fi Protected Setup) op het access point lang genoeg ingedrukt? Houd de WPS-knop zo lang ingedrukt als in de instructiehandleiding van het access point is opgegeven. Probeert u verbinding te maken in de buurt van het access point? Probeer verbinding te maken wanneer beide apparaten zich binnen elkaars bereik bevinden. 69: Meerdere wireless LAN-terminals gevonden.
Reageren op foutmeldingen 102: Kon geen bestanden verzenden Heeft de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt verzenden genoeg ruimte? Controleer de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt verzenden. Vervang de kaart of zorg ervoor dat er genoeg ruimte beschikbaar is. Probeer vervolgens de gegevens opnieuw te verzenden. Is de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt verzenden vergrendeld? Controleer de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt verzenden.
Reageren op foutmeldingen 105: Kon geen bestanden ontvangen. Kaart schrijfbeveiligd Is de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt verzenden vergrendeld? Controleer de kaart in de camera waarnaar u de gegevens wilt verzenden. Maak de vergrendeling ongedaan. Probeer vervolgens de gegevens opnieuw te verzenden. 106: Kon geen bestanden ontvangen. Map en bestandsnummer hebben max.
Reageren op foutmeldingen 122: Maak verbinding met een computer en corrigeer de instellingen voor de webservice met EOS-software. Het is mogelijk niet gelukt om de webservice in te stellen. Sluit de camera op uw computer aan via een interfacekabel (apart verkrijgbaar) en configureer de instellingen van de webservice opnieuw met EOS Utility (pag. 91). 123: Kan niet aanmelden bij webservice. Maak verbinding met een computer en corrigeer de instellingen met de EOS-software.
Reageren op foutmeldingen 127: Er is een fout opgetreden Tijdens het verbinden met de webservice heeft zich een ander probleem voorgedaan dan foutmelding 121 t/m 126. Probeer opnieuw verbinding te maken met de webservice. 141: Printer is bezig. Probeer opnieuw verbinding te maken. Is de printer bezig met printen? Maak opnieuw verbinding met de printer nadat deze klaar is met printen.
Problemen oplossen Raadpleeg bij problemen met de camera eerst dit gedeelte Problemen oplossen. Als u het probleem hiermee niet kunt oplossen, neem dan contact op met uw dealer of Canon Service Center. Kan geen gebruikmaken van een apparaat dat via een kabel is aangesloten. Wanneer [53: Wi-Fi] is ingesteld op [Inschakelen], is verbinding via een interfacekabel of HDMI-kabel niet mogelijk. Stel [53: Wi-Fi/NFC] in op [Uitschakelen] voordat u een kabel aansluit.
Opmerkingen over de draadloze functie Als de transmissiesnelheid afneemt, de verbinding wordt verbroken, movies niet vloeiend worden weergegeven of andere problemen optreden bij het gebruik van de draadloze functies, kunt u de volgende suggesties voor oplossingen proberen. Installatie van het doelapparaat of de antenne voor het access point Bij gebruik binnenshuis installeert u het apparaat in de ruimte waar u de camera gebruikt.
Beveiliging Als de beveiligingsinstellingen niet correct zijn ingesteld, kunnen de volgende problemen optreden. Bekijken van de overdracht Derden met slechte bedoelingen kunnen Wireless LAN-overdrachten opsporen en proberen om de gegevens op te halen die u verzendt. Ongeoorloofde netwerktoegang Derden met slechte bedoelingen kunnen ongeoorloofde toegang krijgen tot het netwerk dat u gebruikt en informatie stelen, wijzigen of vernietigen.
Netwerkinstellingen controleren Windows Open de [Opdrachtprompt] van Windows, typ ipconfig/all en druk op de -toets. Het IP-adres dat aan de computer is toegewezen, wordt weergegeven, samen met het subnetmasker, de gateway en de DNS-serverinformatie. Mac OS Open in Mac OS X de toepassing [Terminal], typ ifconfig -a en druk op . Het IP-adres dat aan de computer is toegewezen, staat onder het item [en0] naast [inet], in de indeling “***.***.***.***”.
10 Referentie 135
Het netwerk handmatig instellen U kunt de netwerkinstellingen voor de Camera access point modus handmatig instellen. [SSID], [Kanaal instelling] en [Encryptie instellingen] kunnen worden ingesteld op de schermen die worden weergegeven. 1 Selecteer [Handmatige verbinding]. Selecteer [Handmatige verbinding] en druk op <0>. Selecteer [OK] en druk op <0> om naar het volgende scherm te gaan. een SSID (netwerknaam) in. 2 Voer Voer de gewenste tekens in met het virtuele toetsenbord (pag. 16).
Het netwerk handmatig instellen de gewenste encryptie4 Selecteer instelling. Selecteer een item en druk op <0>. Voor encryptie selecteert u [AES]. Selecteer [OK] en druk op <0>. Wanneer [AES] is geselecteerd, wordt het virtuele toetsenbord (pag. 16) weergegeven. Voer een willekeurige encryptiesleutel van acht tekens in en druk op de knop om de sleutel in te stellen. De ingestelde SSID en encryptiesleutel worden weergegeven.
Het IP-adres handmatig instellen Stel de IP-adresinstellingen handmatig in. De items die worden weergegeven, variëren afhankelijk van de Wi-Fi-functie. 1 Selecteer [Handm. Instellen]. Selecteer [Handm. Instellen] en druk vervolgens op <0>. Selecteer [OK] en druk op <0> om naar het volgende scherm te gaan. het item dat u wilt 2 Selecteer instellen. Selecteer een item en druk op <0>. Het invoerscherm voor cijfers wordt weergegeven. Als u een gateway wilt gebruiken, selecteert u [Gebr.
Het IP-adres handmatig instellen [OK]. 4 Selecteer Wanneer u alle nodige items hebt ingesteld, selecteert u [OK] en drukt u op <0>. Het instellingenscherm voor de Wi-Fi-functie wordt weergegeven. Indien u niet zeker weet wat u moet invoeren, raadpleegt u de pagina “Netwerkinstellingen controleren” (pag. 134) of vraagt u de netwerkbeheerder of een andere persoon die kennis van het netwerk heeft om hulp.
Specificaties 9Draadloze communicatie Compatibiliteit met standaarden: Overdrachtsmethode: IEEE 802.11b/g/n DS-SS-modulatie (IEEE 802.11b) OFDM-modulatie (IEEE 802.11g/n) Overdrachtsbereik: ongeveer 15 m * Bij verbinding met een smartphone * Zonder obstakels tussen de zend- en ontvangstantennes en zonder radiostoring Overdrachtsfrequentie (centrale frequentie): Verbindingsmethode: Beveiliging: NFC-verbinding: Frequentie Kanalen 2.412 tot 2.
Handelsmerken Microsoft en Windows zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen. Macintosh en Mac OS zijn handelsmerken van Apple Inc., gedeponeerd in de Verenigde Staten en andere landen. Het Wi-Fi CERTIFIED-logo en het Wi-Fi Protected Setup-symbool zijn handelsmerken van de Wi-Fi Alliance. De afkorting WPS in de instellingenschermen van de camera en in deze handleiding staat voor Wi-Fi Protected Setup.
Index A I Afdrukken met een Wi-Fi-printer.....57 Instellingen ................................... 112 Android ...........................................22 Controleren .............................. 113 Namen wijzigen ....................... 113 registreren.............. 46, 55, 65, 109 Verwijderen .............................. 114 Wijzigen ................................... 113 B Bediening op afstand ......................34 Beelden die kunnen worden bekeken opgeven ...........................
Index P PictBridge........................................57 Printer/printen .................................57 Problemen oplossen .....................117 Pushbutton connection-modus.....................75, 93 T Toegangspunt .....................73, 74, 92 Encryptie...............................74, 92 Toetsenbord ....................................16 V Verbinding maken met een smartphone .....................................25 Verbindingsmethode met PIN-code ............................
CANON INC. 30-2 Shimomaruko 3-chome, Ohta-ku, Tokyo 146-8501, Japan Europa, Afrika en het Midden-Oosten CANON EUROPA N.V. Bovenkerkerweg 59, 1185 XB Amstelveen, Nederland Raadpleeg uw garantiekaart of ga naar www.canon-europe.com/Support voor informatie over uw lokale Canon-vestiging. Dit product en de hieraan gekoppelde garantie worden in landen in Europa geleverd door Canon Europa N.V. CEL-SX3XA280 © CANON INC.