User manual
88
functie aangegeven. Als u geen waarde wilt laten teruglopen, dan gebruikt u
void
als
datatype.
int
func1 (
int
a)
{
return a-10;
}
De retourwaarde wordt binnen de functie met de aanwijzing “return term” aangegeven. Als
u een functie van het type void heeft, kunt u de return aanwijzing ook zonder parameter
gebruiken om de functie te verlaten.
Referenties
Omdat het niet mogelijk is arrays als parameter door te geven, kunt u uw toevlucht nemen
tot arrays via referenties. Daarvoor schrijft u in de parameterdeclaratie van een functie een
paar rechte haakjes achter de parameternaam:
int
Stringlength (
char
str[ ])
{
int
i;
i=0;
while(str[i]) i++; // herhaal zolang het teken niet nul is
return
(i);
}
void main(void)
{
int
len;
char
text[15];
text=”hallo wereld”;
len=Stringlength(text);
}
In main wordt de referentie van tekst als parameter doorgegeven aan de functie
Stringlength. Als u in een functie een normale parameter verandert, is deze verandering
buiten deze functie niet zichtbaar. Bij referenties is dat anders. Via de parameter str kunt u in
Stringlength de inhoud van tekst veranderen, omdat str slechts een referentie (aanwijzer)
naar de array Variabele tekst is.
5.2.8 Tabellen
5.2.8.1 Operator voorrang
Rang Operator
13 ( )
12 ++ -- ! ~ - (negatief voorteken)
11 * / %
10 + -
9 << >>
8 < <= > >=
7 == !=