User manual

74
Indicatoren
Indicatoren zijn de namen van functies of variabelen.
Geldige tekens zijn de letters (A-Z, a-z), de cijfers (0 – 9) en de liggende streep (‘ _’ )
Een indicator begint steeds met een letter
Er wordt verschil gemaakt tussen hoofd – en klein letters
Gereserveerde woorden zijn niet toegestaan als indicator
De lengte van indicatoren is niet beperkt
Rekenkundige termen
Een rekenkundige term is een hoeveelheid waarden, die met operatoren verbonden zijn.
Onder waarden worden in deze context verstaan getallen, variabelen en functies.
Een eenvoudig voorbeeld:
2 + 3
Hierbij worden de getallen 2 en 3 gekoppeld d.m.v. de operator “+”. Een rekenkundige term
vertegenwoordigt weer een waarde. Hier is de waarde 5.
Andere voorbeelden:
a – 3
b + f(5)
2 + 3 * 6
Volgens “punt voor streep” wordt hier eerst 3 x 6 uitgerekend en daarna 2 er bij opgeteld.
Deze voorrang van operatoren heet bij operatoren precedent. U vindt een opsomming van
de prioriteiten in de precedent tabel.
Ook vergelijkingen zijn wiskundige termen. De vergelijkingsoperatoren geven als
resultaat een waarheidswaarde van “1”of “0”, afhankelijk van of de vergelijking correct was.
De term3 < 5” geeft de waarde “1” (waar; true).
Constante termen
Een term of delen van een term kan/kunnen constant zijn. Deze deeltermen kunnen al
tijdens de compiler –looptijd berekend worden.
Zo wordt bijv.
12 + 123 15
door de compiler samengevat tot
120
Soms moeten termen constant zijn opdat ze geldig zijn. Zie bijv. declarering van array
variabelen.