Instructions
De Arduino microcontroller
Pagina 6
structuur
De basisstructuur van de Arduino programmeertaal is erg simpel. Het bestaat uit
minstens twee gedeeltes (blokken). Deze twee gedeeltes (blokken), of functies
vormen een aantal statements (programma commando’s). Voorbeeld:
void setup()
{
statements;
}
void loop()
{
statements;
}
Waarbij setup() de voorbereiding is en loop() de uitvoering. Beide functies zijn nodig
om een programma te kunnen laten werken.
In de setup functie worden variabelen gedeclareerd en bepaald welke pinnen
ingang of uitgang worden. De setup functie wordt slechts eenmaal doorlopen.
De loop functie volgt na de setup functie en wordt vaak oneindig herhaalt. De loop
functie leest vaak de inputs en laat afhankelijk daarvan bepalen wat de outputs
moeten doen. Eigenlijk komt het er op neer dat de loop functie de motor van het
programma is dus daar waar al het werk moet gebeuren.
setup()
De setup() functie wordt één keer aangeroepen wanneer het programma start.
Het wordt gebruikt om pin modes te initialiseren of begint met seriële communicatie.
De syntax ziet er als volgt uit:.
void setup()
{
pinMode(pin, OUTPUT); // maak de 'pin' als uitgang
}
loop()
Nadat de setup() functie aangeroepen is volgt de loop() functie. Deze doet precies
wat de naam zegt en loopt constant te meten om vervolgens te reageren door
veranderingen aan te brengen. De loop functie is een oneindige loop. De syntax:
{
digitalWrite(pin, HIGH); // zet 'pin' aan
delay(1000); // Eén seconde pauze
digitalWrite(pin, LOW); // zet 'pin' uit
delay(1000); // Eén seconde pauze
}