Gebruiksaanwijzing Aan de gebruiker van dit handboek ... 1 Gebruiksaanwijzing Onze medewerkers feliciteren u met uw nieuwe Bürstner-camper. U heeft een hoogwaardig voertuig aangeschaft, waarvan u veel plezier zult hebben. Gelijk bij de overname krijgt u van de Bürstner-dealer een gedetailleerde instructie voor alle belangrijke functies, zodat u uw camper altijd correct en vooral eenvoudig kunt bedienen en gebruiken.
Gebruiksaanwijzing T-Modell - 05/06 - Ausgabe 09/05 - 201804309 - BUE-0006-05NL
Inhoudsopgave 2 1 1.1 1.2 Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 Algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 Milieu-instructies . . . . . . . . . . . . . . . 8 2 2.1 2.1.1 2.1.2 2.1.3 2.2 2.3 2.4 2.5 2.5.1 2.5.2 2.6 2.7 Veiligheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 Brandveiligheid . . . . . . . . . . . . . . . . 9 Voorkomen van brand . . . . . . . . . . . 9 Brandbestrijding. . . . . . . . . . . . . . . . 9 Bij brand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 Algemeen . . . .
Inhoudsopgave 6.7.2 6.8 6.8.1 6.8.2 6.8.3 6.8.4 6.8.5 6.8.6 6.9 6.9.1 6.10 6.10.1 6.10.2 6.10.3 6.10.4 6.10.5 6.10.6 6.10.7 7 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6 8 8.1 8.2 8.3 8.3.1 8.3.2 8.4 8.4.1 8.4.2 8.4.3 8.4.4 8.5 8.5.1 8.5.2 8.5.3 8.5.4 8.6 8.6.1 4 Hef-kanteldak . . . . . . . . . . . . . . . . Tafels. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Hangtafel (variant 1) . . . . . . . . . . . Hangtafel (variant 2) . . . . . . . . . . . Zwenktafel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Heftafel (variant 1) . . . . .
Inhoudsopgave 9.4 9.4.1 9.4.2 9.4.3 9.4.4 9.5 9.5.1 9.5.2 9.5.3 9.5.4 9.5.5 10 10.1 10.2 10.2.1 10.2.2 10.2.3 10.2.4 10.3 10.3.1 Kookplaat. . . . . . . . . . . . . . . . . . . Gaskooktoestel . . . . . . . . . . . . . . Gasbakoven (gedeeltelijk speciale uitvoering) . . . . . . . . . . . Magnetron (speciale uitvoering) . . . . . . . . . . . . . . . . . . Afzuigkap (gedeeltelijk speciale uitvoering) . . . . . . . . . . . Koelkast. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Koelkast-ventilatierooster wegnemen . . .
Inhoudsopgave 13.7 Reservewiel in de garage achter . . . . . . . . . . . . . . . 175 Bandenspanning . . . . . . . . . . . . . 175 15.8 15.9 15.10 14 14.1 14.2 14.3 14.4 14.4.1 14.4.2 14.5 14.5.1 14.5.2 14.6 14.6.1 14.6.2 14.7 14.7.1 14.7.2 14.8 14.9 Storingsopsporing . . . . . . . . . . Reminstallatie . . . . . . . . . . . . . . . Elektrische installatie . . . . . . . . . . Gasinstallatie . . . . . . . . . . . . . . . . Kookplaat. . . . . . . . . . . . . . . . . . . Gaskooktoestel/gasbakoven . . . .
Inleiding 1 Voor ingebruikname deze gebruiksaanwijzing volledig lezen! 1 Inleiding De gebruiksaanwijzing altijd in de camper meenemen. Alle veiligheidsbepalingen ook meegeven aan andere gebruikers. Het niet inachtnemen van dit teken kan personen in gevaar brengen. > Het niet inachtnemen van dit teken kan leiden tot beschadigingen aan het voertuig. > Dit teken verwijst naar aanbevelingen of bijzonderheden. > Dit teken verwijst naar milieubewust handelen.
1 Inleiding De camper is uitsluitend bedoeld voor het transport van personen. Reisbagage en toebehoren mogen niet zwaarder zijn dan de technisch toegelaten totale massa. Houdt u zich aan de in de gebruiksaanwijzing en in het inspectieboekje genoemde termijnen voor keuring en inspectie. 1.2 Milieu-instructies > Verstoor de rust in de natuur niet en houd de natuur schoon. > In principe geldt: Afvalwater in iedere vorm en huisvuil horen niet thuis in de straatgoot of in de vrije natuur.
Veiligheid 2 Hoofdstukoverzicht 2 Veiligheid In dit hoofdstuk staan belangrijke veiligheidsinstructies. De veiligheidsinstructies dienen ter bescherming van personen en voorwerpen. De instructies hebben betrekking op: de brandveiligheid en het handelen bij brand de omgang met de camper in het algemeen de verkeersveiligheid van de camper het gebruik van een aanhanger de gasinstallatie van de camper de elektrische installatie van de camper de waterinstallatie van de camper 2.
2 2.1.3 Veiligheid Bij brand Inzittenden van het voertuig evacueren. Elektrische voorziening uitschakelen en van het electriciteitsnet isoleren. Hoofdafsluitkraan op de gasfles sluiten. Alarm slaan en brandweer roepen. Brand bestrijden, indien dit zonder risico mogelijk is. > Van de plaats en de bediening van de nooduitgangen op de hoogte stellen. > Vluchtwegen vrijhouden. > Gebruiksaanwijzing van de brandblusser in acht nemen. 2.2 Algemeen Voor een toereikende ventilatie zorgen.
Veiligheid 2.3 2 Verkeersveiligheid Voor het begin van de rit de werking van signalerings- en verlichtingsinrichting, de besturing en de remmen controleren. Na langere stilstand (ca. 10 maanden) reminstallatie en gasinstallatie door een geautoriseerde werkplaats laten controleren. Voor het begin van de rit de verduisteringen aan de voorruit, het bestuurders- en passagiersraam openen en vastmaken.
2 Veiligheid > Bij de eerste rit en altijd na het vervangen van een wiel de wielmoeren na 50 km aandraaien. Later van tijd tot tijd controleren op goed vastzitten. Aandraaimoment zie hoofdstuk 13. > Banden mogen niet ouder zijn dan 6 jaar omdat het materiaal mettertijd broos wordt (zie hoofdstuk 13). > Banden, wielophanging en besturing zijn blootgesteld aan een bijkomende belasting, als er sneeuwkettingen zijn gemonteerd.
Veiligheid 2.5.2 2 Als de camper of de gastoestellen niet worden gebruikt, de hoofdafsluitkraan op de gasfles sluiten. Als er meerdere gastoestellen voorhanden zijn, dan is voor ieder apparaat een gasafsluitkraan vereist. Wanneer gastoestellen niet worden gebruikt, moet de betreffende gasafsluitkraan worden gesloten. Ontstekingsbeveiligingen moeten na uitgaan van de gasvlam binnen een minuut sluiten. Daarbij is een klik te horen. Werking zo nu en dan controleren.
2 Veiligheid 2.6 Voor buitengasflessen zo kort mogelijke slangen gebruiken (max. 150 cm). Bij gasflessen van aluminium nooit de ventilatieopeningen in de vloer onder de gasflessen blokkeren! Elektrische installatie 2.7 Alleen gasflessen van 11 kg of 5 kg gebruiken. Campinggasflessen met ingebouwd terugslagventiel (blauwe flessen met een inhoud van max. 2,5 resp. 3 kg) mogen in uitzonderingsgevallen met een veiligheidsventiel worden gebruikt.
Voor het rijden 3 Hoofdstukoverzicht 3 Voor het rijden In dit hoofdstuk staan belangrijke instructies, die u voor het begin van de rit in acht moet nemen en welke handelingen u voor de rit moet uitvoeren.
3 Voor het rijden 3.3 Bijlading Te zware belading en een verkeerde bandenspanning kunnen het klappen van de banden tot gevolg hebben. De camper kan uit controle raken. > De in de voertuigpapieren opgegeven technisch toegelaten totale massa (toegelaten totale gewicht) mag door de bijlading niet worden overschreden. > Ingebouwd toebehoren, speciale uitvoeringen, de volle watertank en de meegenomen gasflessen reduceren de bijlading. > De in de voertuigpapieren opgegeven asbelastingen aanhouden.
Voor het rijden 3.3.1 3 Berekening van de bijlading De berekening van de bijlading is gedeeltelijk gebaseerd op gemiddelde gewichten. De technisch toegelaten totale massa in de beladen toestand mag uit veiligheidsoverwegingen echter in geen geval worden overschreden. Voor uw eigen veiligheid raadt Bürstner aan, het volledig beladen voertuig voor het begin van de rit op een weegbrug te wegen. > Alle gegevens conform EU-norm DIN EN 1646-2.
3 Voor het rijden Voorbeeld voor de berekening van de basisuitrusting: Watertank met 120 l 120 kg Gasflessen (2 x 11 kg gas + 2 x 14 kg fles) + 50 kg Boiler met 12 l + 12 kg 230-V-voedingskabel Inbouwpakket extra accu Totaal + 4 kg + 20 kg = 206 kg De massa in de rijklare toestand is door de fabrikant in de voertuigpapieren aangegeven. (3) Bijlading De bijlading bestaat uit: - Conventionele belasting (3.1) - Bijkomende uitrusting (3.2) - Persoonlijke uitrusting (3.3) (3.
Voor het rijden 3 (3.3) Persoonlijke uitrusting De persoonlijke uitrusting omvat alle in de camper meegenomen voorwerpen, die in de bovenstaande opsomming niet zijn opgenomen.
3 3.3.2 Voor het rijden Camper juist beladen Bijlading gelijkmatig verdelen over linker en rechter voertuigkant. De bijlading volgens de asbelastingen die in de voertuigpapieren zijn aangegeven, gelijkmatig over beide assen verdelen. Bovendien de toegelaten draagcapaciteit van de banden in acht nemen (zie hoofdstuk 13). Bij grote bijlading achter de achteras (bijv.
Voor het rijden 3 Het gewicht van de lading op de vooras of achteras kan met een eenvoudige regel van drieën berekend worden: Doorslaggevend is de afstand "A" (in cm) van de vooras naar elk afzonderlijk bijladingsgewicht "G" (in kg). Verder komt de wielbasis van het voertuig "R" (in cm) mee in de berekening. Voorasafstand A maal gewicht G gedeeld door wielbasis R is dan de belasting, waarmee het betreffende gewicht op de achteras (!) drukt.
3 Voor het rijden Dakreling opgaan: ■ Riem (Afb. 1,1) aan de ladder aan de achterkant van het voertuig openen. ■ Beschermbeugel (Afb. 1,2) uitklappen. ■ Ladder naar beneden uitklappen. ■ Beschermbeugel met de rubberen noppen (Afb. 2,1) tegen de achterwand van het voertuig leggen. ■ Ladder voorzichtig opgaan. 3.3.4 Afb. 1 Ladder omhoog geklapt Afb.
Voor het rijden 3.3.6 3 Fietsenrek (speciale uitvoering) De bevestiging van de fietsen op het fietsenrek na de eerste 10 km rijden en vervolgens bij iedere rustpauze controleren. > Het fietsenrek mag alleen met fietsen (max. drie stuks) worden beladen. > Ritten met uitgeklapt fietsenrek zonder fietsen zijn niet toegestaan. > Voor elke rit controleren, - of het fietsenrek zonder fietsen correct is ingeklapt, - of de fietsen met het koord van het fietsenrek veilig aan het fietsenrek zijn bevestigd.
3 Voor het rijden 3.5 Opstap 3.5.1 Mechanische opstap Let erop, dat de opstap (Afb. 3,2) op een vaste en effen bodem staat. Zo wordt het omvallen van de opstap voorkomen. Opstap niet via de randen betreden. Glijgevaar! Opstap aan de bodem verankeren, bijv. met tentharingen. De opstap kan dan niet wegglijden. ■ In de ingang van de camper is een opstap (Afb. 3,1) geïntegreerd. ■ De opstap (Afb. 3,2) voor de ingang van het voertuig zetten. Afb.
Voor het rijden 3.5.2 3 Elektrisch te bedienen opstap (Star, Delfin Performance) Voor iedere rit controleren, of de opstap helemaal is ingehaald. Houd afstand tijdens het inhalen en uitklappen van de opstap. Opstap pas betreden, als deze volledig is uitgeklapt! > Nooit personen of lasten met de opstap optillen of neerlaten. > Let op het verschil in hoogte van de treden en zorg bij het opstappen voor een vaste en effen ondergrond.
3 Voor het rijden Als het contact wordt ingeschakeld terwijl de opstap is uitgeklapt, brandt er een controlelicht (Afb. 7,1 resp. Afb. 8,1) op het dashboard. 26 Afb. 7 Controlelicht Mercedes-Benz Afb.
3 Voor het rijden 3.6 Televisie (speciale uitvoering) De televisie voor het begin van de rit altijd in de TV-kast opbergen en deze afsluiten of van de drager verwijderen en veilig opbergen. Voor het begin van iedere rit controleren of de antenne zich in de parkeerstand bevindt. Gevaar voor ongevallen! > Bij vorstgevaar de flatscreen-televisie uit het voertuig verwijderen. > Verdere informatie over de TV-kast zie hoofdstuk 6. 3.
3 Voor het rijden Nr.
Tijdens het rijden 4 Hoofdstukoverzicht 4 Tijdens het rijden In dit hoofdstuk staan instructies voor het rijden met de camper. De instructies hebben betrekking op: de achteruitrijcamera met LCD-monitor de rijsnelheid de remmen de veiligheidsgordels de kinderzitjes de stoelen inclusief hoofdsteunen de opstelling van de zitplaatsen de vouwverduisteringen in de bestuurderscabine het tanken 4.
4 4.2 Tijdens het rijden Achteruitrijcamera (speciale uitvoering) Al naargelang de uitrusting is in het voertuig een achteruitrijcamera (Afb. 9,1) met LCD-monitor (Afb. 10,1) ingebouwd. De camera en de LCD-monitor schakelen automatisch in, als het contact is ingeschakeld of de voertuigmotor loopt en in de achteruitversnelling wordt geschakeld. Via de drukschakelaar "POWER" (Afb. 10,5) aan de LCD-monitor wordt het systeem uitgeschakeld, maar ook handmatig ingeschakeld.
Tijdens het rijden 4.3 Rijsnelheid 4.4 4 Uw camper is met een krachtige motor uitgerust om in moeilijke verkeerssituaties over genoeg reserves te beschikken. Het hoge vermogen maakt een hoge eindsnelheid mogelijk en vereist zeer goede rijcapaciteiten. Neem bij het rijden met de camper het volgende in acht: - De camper is zeer gevoelig voor wind. Bijzonder gevaar levert plotseling optredende zijwind. - Verschillende, eventueel eenzijdige belading verandert het rijgedrag.
4 Tijdens het rijden Veiligheidsgordel juist dragen Tijdens de rit met de rugleuning van de stoel niet al te ver naar achter leunen, omdat de werking van de veiligheidsgordel dan niet meer is gegarandeerd. ■ De gordel niet verdraaien. De gordel moet plat tegen het lichaam liggen. ■ Voor de afstelling van de veiligheidsgordel correcte zithouding aannemen. De veiligheidsgordel is juist afgesteld, als er tussen lichaam en veiligheidsgordel nog een vuistbreedte plaats over is. 4.
Tijdens het rijden 4.8 4 Pilotenstoel voor bestuurdersstoel en passagiersstoel (gedeeltelijk speciale uitvoering) Voor het begin van de rit de bestuurdersstoel en passagiersstoel in de rijrichting draaien en vergrendelen. De stoelen tijdens de rit in de rijrichting vergrendeld laten en niet verdraaien. > Om het gordelslot niet te beschadigen het gordelslot voor het draaien van de bestuurders- of passagiersstoel naar beneden drukken. 4.8.
4 4.9 Tijdens het rijden Opstelling van de zitplaatsen Tijdens de rit mogen personen zich alleen ophouden op de voorgeschreven zitplaatsen. Het toegelaten aantal zitplaatsen kan worden afgeleid uit de voertuigpapieren. Op zitplaatsen met veiligheidsgordels geldt de verplichting tot het dragen van veiligheidsgordels. Afb. 13 Symbool "Zitplaats" Afb.
Camper opstellen 5 Hoofdstukoverzicht 5 Camper opstellen In dit hoofdstuk staan instructies voor het opstellen van de camper. De instructies hebben betrekking op: de handrem de wielkeggen de opstap de 230-V-buitenaansluiting de koelkast de bediening van de hefsteunen > Camper zo horizontaal mogelijk neerzetten. Voertuig beveiligen tegen wegrollen. 5.1 Handrem Bij het parkeren van het voertuig moet de handrem vast worden aangetrokken. 5.
5 5.6 Camper opstellen Hefsteunen (gedeeltelijk speciale uitvoering) > De aangebouwde hefsteunen niet als wagenkrik gebruiken. De hefsteunen dienen alleen voor de stabilisering van de geparkeerde camper. > Bij het neerzetten erop letten dat de hefsteunen gelijkmatig worden belast. > De hefsteunen voor het wegrijden tot de aanslag omhoogdraaien, volledig inklappen en vergrendelen.
Wonen 6 Hoofdstukoverzicht 6 Wonen In dit hoofdstuk staan instructies voor het wonen in de camper. De instructies hebben betrekking op: het openen en sluiten van deuren en luiken het positioneren en opbergen van de televisie de lichtschakelaars het ventileren van de camper het openen en sluiten van de ramen het openen en sluiten van de dakluiken het veranderen van de tafelbladen het ombouwen van tafels het gebruik van de bedden 6.
6 Wonen 6.1.2 Ingangsdeur, binnen (variant 1) Openen: ■ De greep (Afb. 17,2) indrukken. Vergrendelen: ■ De schuif (Afb. 17,1) naar beneden drukken. 6.1.3 Afb. 17 Deurslot ingangsdeur, binnen, vergrendeld (variant 1) Afb. 18 Deurslot ingangsdeur, buiten (variant 2) Afb. 19 Deurslot ingangsdeur, binnen (variant 2) Ingangsdeur, buiten (variant 2) Openen: ■ Sleutel in cilinderslot (Afb. 18,1) steken en tegen de klok in draaien, tot het deurslot ontgrendeld is.
Wonen 6.1.5 6 Raam ingangsdeur (variant 2) In de ingangsdeur is een raam met een rolhor en een verduisteringsrollo geïntegreerd. Raam openen: ■ De vergrendelingsknop (Afb. 20,3) indrukken en ingedrukt houden. ■ De vergrendelingshendel (Afb. 20,4) naar het midden van het raam draaien. ■ Alle vergrendelingen openen. Raam sluiten: ■ Het raam sluiten. ■ De vergrendelingsknop (Afb. 20,3) indrukken en ingedrukt houden. ■ De vergrendelingshendel (Afb. 20,4) naar het raamkozijn draaien. De kruk (Afb.
6 Wonen Verduisteringsrollo Sluiten: ■ De greep samendrukken en het verduisteringsrollo van onder naar boven trekken en vergrendelen. Openen: ■ De greep samendrukken. De vergrendeling wordt ontgrendeld. ■ Het verduisteringsrollo langzaam terugschuiven. Afb. 22 Rolgordijn Rolhor Sluiten: ■ Afsluitstaaf van de rolhor in het midden vastpakken en naar de afsluitstaaf van het verduisteringsrollo brengen. ■ Arrêteerklink laten vastklikken.
Wonen 6.2.1 6 Klepslot (variant 1) Openen: ■ Sleutel in cilinderslot (Afb. 23,1) steken en een kwartslag draaien. Het klepslot is geopend. ■ De sleutel eruit trekken. ■ Aan de slotgreep (Afb. 23,2) trekken. Het serviceluik is geopend. Sluiten: ■ Serviceluik volledig sluiten. ■ Sleutel in cilinderslot steken en een kwartslag draaien. Het klepslot is gesloten. ■ De sleutel eruit trekken. 6.2.2 Afb. 23 Klepslot (variant 1) Afb.
6 Wonen 6.2.3 Klepslot (variant 3) Openen: ■ Drukslot (Afb. 25,2) indrukken. ■ Serviceluik (Afb. 25,1) naar boven draaien. Sluiten: ■ Serviceluik (Afb. 25,1) draaien en dichtdrukken. 6.2.4 naar beneden Afb. 25 Klepslot (variant 3) Afb. 26 Toiletluik Klepslot (variant 4) Openen: ■ Sleutel in cilinderslot (Afb. 26,1) van het drukslot steken en een kwartslag draaien. ■ De sleutel eruit trekken. ■ Beide druksloten (Afb.
Wonen 6.2.5 6 Afsluitdeksel voor vulopening voor vers water > De vulopening voor vers water is gekenmerkt met het opschrift "WASSER" (water) (Afb. 27,1). Openen: ■ Sleutel in cilinderslot (Afb. 27,2) steken en tegen de klok in draaien. ■ Afsluitdeksel verwijderen. Sluiten: ■ Afsluitdeksel weer op de vulopening voor vers water plaatsen. ■ Sleutel met de klok mee draaien. ■ De sleutel eruit trekken. 6.3 Afb. 27 Afsluitdeksel voor vulopening voor vers water Afb.
6 Wonen 6.3.2 Meubelluiken met greep Openen: ■ Aan de greep (Afb. 29) trekken, tot het meubelluik open is. Sluiten: ■ Meubelluik naar beneden drukken, tot het luik merkbaar sluit. 6.3.3 Afb. 29 Meubelluik met greep Afb. 30 Rolluikkast met beeldschermhouder (flatscreen niet gemonteerd) Rolluikkast voor flatscreen De rolluikkast bevindt zich in de bestuurderscabine aan het plafond.
Wonen 6.3.4 6 TV-kast De televisie voor het begin van de rit altijd in de TV-kast opbergen en deze afsluiten of van de drager verwijderen en veilig opbergen. > Bij vorstgevaar de flatscreen-televisie uit het voertuig verwijderen. Televisie positioneren: ■ TV-kast openen. ■ Grendel (Afb. 31,2) indrukken en schuifblad aan de greep (Afb. 31,1) uittrekken. ■ Draaiconsole (Afb. 31,3) in de gewenste stand brengen. Televisie opbergen: ■ Televisie in uitgangspositie draaien.
6 Wonen 6.4 Lichtschakelaar 6.4.1 Ingangsbereik > Al naargelang het model zijn de lichtschakelaars op verschillende plaatsen ondergebracht. In het ingangsbereik bevinden zich de lichtschakelaars voor de volgende verlichtingen: Zitgroepverlichting (Afb. 32,1) Voortentverlichting (Afb. 32,2 en Afb. 32,3) (gedeeltelijk speciale uitvoering) > Bij modellen zonder de lichtscha- Afb. 32 Lichtschakelaar Afb. 33 Voortentverlichting kelaar (Afb. 32,2) wordt de voortentverlichting (Afb.
Wonen 6.4.2 6 Binnen De lichtschakelaars van de toiletruimteverlichting bevinden zich direct bij de betreffende verlichting (Afb. 34,1), onder de spiegel of de toiletkast (Afb. 35,1) of onderaan naast de deur (Afb. 36,1). T-Modell - 05/06 - Ausgabe 09/05 - 201804309 - BUE-0006-05NL Afb. 34 Toiletruimteverlichting (variant 1) Afb. 35 Toiletruimteverlichting (variant 2) Afb.
6 Wonen De lichtschakelaars in het woongedeelte bevinden zich direct bij de betreffende verlichting (Afb. 37,1 en Afb. 38,1) of in het gedeelte van de zitgroep resp. de bedden (Afb. 39,1). 48 Afb. 37 Halogeenspot (variant 1) Afb. 38 Halogeenspot (variant 2) Afb.
Wonen 6.5 6 Ventileren De zuurstof binnen in de wagen wordt door ademen of door het gebruik van het gaskooktoestel enz. verbruikt en moet daarom voortdurend worden ververst. Daarom zijn in de camper kunstmatige ventilatieopeningen (dakluiken) gemonteerd. Kunstmatige ventilatieopeningen nooit afdekken, bijv. met een wintermat, of dichtzetten. Kunstmatige ventilatieopeningen vrijhouden van sneeuw en bladeren. Er bestaat verstikkingsgevaar door een verhoogd CO2-gehalte.
6 Wonen 6.6.1 Uitzetbaar raam met draaibare uitzetters > Bij het openzetten van de uitzetbare ramen erop letten dat er geen vervormingen optreden. Uitzetbare ramen gelijkmatig openen en sluiten. > Als de vergrendelingshendel met een vergrendelingsknop uitgerust is, bij elke bediening van de vergrendelingshendel de vergrendelingsknop indrukken. Afb. 40 Vergrendelingshendel zonder vergrendelingsknop in stand "gesloten" Afb. 41 Vergrendelingshendel met vergrendelingsknop in stand "gesloten" Afb.
Wonen 6 Continue ventilatie: Met de vergrendelingshendel kan het uitzetbaar raam in twee verschillende standen worden gezet: continue ventilatie (Afb. 43 of Afb. 44) of vast afgesloten. Om het uitzetbaar raam in de stand "continue ventilatie" te brengen: ■ Evt. vergrendelingsknop (Afb. 44,3) indrukken en ingedrukt houden. ■ Vergrendelingshendel (Afb. 43,3 of Afb. 44,4) verticaal zetten of een kwartslag naar het midden van het raam draaien. ■ Uitzetbaar raam licht naar buiten duwen. ■ Evt.
6 Wonen 6.6.2 Uitzetbaar raam met automatische uitzetters > Bij ramen met raamuitzetter is het noodzakelijk de ramen helemaal te openen om de vergrendeling op te heffen. Wordt de vergrendeling niet opgeheven en het raam toch gesloten, dan bestaat het gevaar, dat het raam wegens de grote tegendruk breekt. > Bij het openzetten van de uitzetbare ramen erop letten dat er geen vervormingen optreden. Uitzetbare ramen gelijkmatig openen en sluiten. Afb.
Wonen 6 Continue ventilatie: Met de vergrendelingshendel kan het uitzetbaar raam in twee verschillende standen worden gezet: continue ventilatie (Afb. 48 of Afb. 49) of vast afgesloten. Om het uitzetbaar raam in de stand "continue ventilatie" te brengen: ■ Evt. vergrendelingsknop (Afb. 49,3) indrukken en ingedrukt houden. ■ Vergrendelingshendel (Afb. 48,3 of Afb. 49,4) verticaal zetten of een kwartslag naar het midden van het raam draaien. ■ Uitzetbaar raam licht naar buiten duwen. ■ Evt.
6 Wonen 6.6.3 Schuifraam Openen: ■ De greep (Afb. 50,1) indrukken en gelijktijdig naar voren schuiven. ■ Raamhelft tot de gewenste stand openen. Sluiten: ■ Het raam tot de aanslag sluiten en de greep vergrendelen. Afb.
Wonen 6.6.4 6 Verduisteringsrollo en rolhor (variant 1) De ramen in de camper zijn uitgerust met verduisteringsrollo's en rolhorren. Verduisteringsrollo en rolhor zijn los van elkaar bedienbaar. Verduisteringsrollo en rolhor zitten in de rolgordijnbehuizing bovenaan. Verduisteringsrollo Sluiten: ■ Verduisteringsrollo aan de greep (Afb. 51,2) naar beneden trekken. Als het verduisteringsrollo helemaal wordt gesloten, het verduisteringsrollo aan beide kanten aan het raamkozijn in de vergrendeling (Afb.
6 Wonen 6.6.5 Verduisteringsrollo en rolhor (variant 2) De ramen in de camper zijn uitgerust met verduisteringsrollo's en rolhorren. Verduisteringsrollo en rolhor zijn los van elkaar bedienbaar. De rolhor zit in de bovenste, het verduisteringsrollo in de onderste rolgordijnbehuizing. > Al naargelang het raamformaat zijn de rolgordijnen uitgerust met één of twee vergrendelingen. Verduisteringsrollo Sluiten: ■ Greep (Afb. 52,4) of Afb. 53,4) samendrukken, het verduisteringsrollo (Afb. 52,5 of Afb.
Wonen 6.6.6 6 Vouwverduisteringen voor voorruit, bestuurdersraam en passagiersraam Sluiten: ■ De geleiding (Afb. 54,1) voor de vouwverduistering van de voorruit uit de houder (Afb. 54,2) boven de voorruit trekken. ■ De vouwverduisteringen aan de greep vastpakken en voorzichtig dichttrekken tot de magneetsluiting de vouwverduistering gesloten houdt. Afb. 54 Vouwverduistering voor de voorruit Afb.
6 Wonen 6.7 Dakluiken De ventilatieopeningen van de kunstmatige ventilatie moeten steeds open blijven. Kunstmatige ventilatieopeningen nooit afdekken, bijv. met een wintermat, of dichtzetten. Kunstmatige ventilatieopeningen vrijhouden van sneeuw en bladeren. > De dakluiken zijn uitgerust met vouwverduistering en rolhorren. De rolhor springt na het losmaken van de vergrendeling door trekkracht automatisch terug in de uitgangsstand.
Wonen 6 Vouwverduistering De vouwverduistering kan bij geopend of gesloten kantel-dakluik in een willekeurige stand worden gebracht. Sluiten: ■ De vouwverduistering (Afb. 57,1) uittrekken en in gewenste stand loslaten. De vouwverduistering blijft in deze positie staan. Openen: ■ Vouwverduistering in uitgangspositie schuiven. Rolhor Sluiten: ■ Rolhor (Afb. 57,2) uittrekken tot deze bij de vergrendeling aan de tegenoverliggende zijde is vergrendeld.
6 Wonen 6.7.2 Hef-kanteldak > Het plexiglas van het hef-kanteldak mag niet worden betreden. > Voor het begin van de rit de vergrendeling van het hef-kanteldak controleren. > Het hef-kanteldak tijdens het rijden niet bedienen. Het hef-kanteldak kan met de handslinger worden geopend. Openen: ■ Handslinger (Afb. 58,2) draaien, tot er weerstand merkbaar is (max. openingshoek 70°). Sluiten: ■ Handslinger draaien, tot het hef-kanteldak is gesloten.
Wonen 6.8 Tafels 6.8.1 Hangtafel (variant 1) 6 De hangtafel kan als bed-onderstel worden gebruikt. Ombouw tot bed-onderstel: ■ Tafelblad vooraan licht optillen. ■ Vergrendeling (Afb. 59,4) in de richting van het tafelblad schuiven. ■ Onderste deel van de tafelpoot (Afb. 59,3) 90° omklappen. ■ Vergrendeling (Afb. 60,1) van het tafelblad losmaken en de tafel uit de houder (Afb. 59,1) nemen. ■ Tafel in de onderste houder (Afb. 59,2) hangen en vergrendelen.
6 Wonen 6.8.2 Hangtafel (variant 2) Het tafelblad van de hangtafel kan door het inleggen van de tafelbladverlenging worden vergroot. Vergroten: ■ Sluitingen (Afb. 62,1) openen. ■ Tafelblad (Afb. 61,2) vooraan licht optillen. ■ Tafelblad tot aan de aanslag uittrekken. ■ ■ Tafel neerzetten. Tafelbladverlenging (Afb. 61,1) inleggen en met sluiting (Afb. 62,1) vergrendelen. Afb. 61 Hangtafel (variant 2) v ■ Tafelblad vooraan licht optillen en tot aan de aanslag terugschuiven.
Wonen 6.8.3 6 Zwenktafel Zwenktafel voor het begin van de rit verkleinen en vergrendelen! Het tafelblad van de zwenktafel kan door het uitklappen van de tafelbladverlenging worden vergroot. Vergroten: ■ Hendel (Afb. 64,1) verticaal zetten. ■ Zwenktafel uit de houder (Afb. 64,2) nemen. ■ Tafelbladverlenging (Afb. 65,2) naar boven zwenken, tot de vergrendeling (Afb. 65,1) vastklikt. ■ Steunen (Afb. 66,1) naar buiten schuiven. Verkleinen: ■ Steunen (Afb. 66,1) naar binnen schuiven.
6 6.8.4 Wonen Heftafel (variant 1) Het tafelblad van de heftafel kan worden verschoven. De tafel kan door het hefmechanisme ook als bed-onderstel worden gebruikt. Tafelblad verschuiven: ■ Kartelschroef (Afb. 67,3) losdraaien. ■ Het tafelblad (Afb. 67,2) naar de gewenste positie schuiven. ■ Kartelschroef weer vastdraaien. Ombouw tot bed-onderstel: Afb. 67 Heftafel (variant 1) ■ De vergrendelingshendel (Afb. 67,1) naar links zwenken. De vergrendeling van het hefmechanisme is open.
Wonen 6.8.5 6 Heftafel (variant 2) Het tafelblad van de heftafel kan in de lengte en breedte worden verschoven. In de lengte verschuiven: ■ Kartelschroef (Afb. 68,3) losdraaien. ■ Het tafelblad (Afb. 68,1) naar de gewenste positie verschuiven. ■ Kartelschroef weer vastdraaien. In de breedte verschuiven: ■ Kartelschroef (Afb. 68,2) losdraaien. ■ Het tafelblad (Afb. 68,1) naar de gewenste positie verschuiven. ■ Kartelschroef weer vastdraaien.
6 Wonen 6.8.6 Vaste tafel De vaste tafel kan niet als bed-onderstel worden gebruikt. Vergroten: ■ Aan de vergrendelingshendel (Afb. 69,1) trekken en de tafelbladverlenging uitzwenken. Verkleinen: ■ Tafelbladverlenging terugzwenken, tot de vergrendelingshendel vastklikt. 6.9 Bedden 6.9.1 Vast bed Afb. 69 Vaste tafel Afb. 70 Vast bed Onder het bed bevindt zich de bedkast. In de bedkast kan bijv. beddengoed worden opgeborgen.
Wonen 6.10 6 Zitgroepen ombouwen om te slapen 6.10.1 Middelste zitgroep (variant 1) ■ Tafel (Afb. 71,3) in bed-onderstel ombouwen (zie sectie 6.8). ■ Bedkast-verlenging (Afb. 71,5) uittrekken. ■ De rugkussens (Afb. 71,1) en de zitkussens (Afb. 71,2) terzijde leggen. ■ De wandafscherming (Afb. 72,4) naar beneden klappen. ■ Tafel (Afb. 72,3) op de randen van het frame van de zitkisten leggen. ■ De zitkussens (Afb. 73,2) in het midden leggen. ■ De rugkussens (Afb.
6 Wonen 6.10.2 Middelste zitgroep (variant 2) ■ Tafel (Afb. 74,3) in bed-onderstel ombouwen (zie sectie 6.8). ■ De zitkussens (Afb. 75,2) naar het midden trekken. ■ De rugkussens (Afb. 75,1) tussen de zitkussens en de wand leggen. ■ Het extra kussen (Afb. 75,4) naast de zitkussens leggen. Afb. 74 Voor de ombouw Afb. 75 Na de ombouw Afb. 76 Voor de ombouw Afb. 77 Na de ombouw > Afhankelijk van het model kunnen de zitbanken verschillende breedtes hebben. 6.10.
Wonen 6 6.10.4 Middelste zitgroep met langszitbank (variant 1) ■ Tafel (Afb. 78,3) in bed-onderstel ombouwen (zie sectie 6.8). ■ Het rugkussen (Afb. 78,1) aan de kant leggen. ■ Het zitkussen (Afb. 79,2) op de tafel leggen. ■ Het extra kussen (Afb. 79,7) plaatsen. ■ Bedkastverlenging (Afb. 80,6) uittrekken. ■ Het zitkussen (Afb. 80,5) in het midden leggen. ■ Het rugkussen (Afb. 80,4) tussen het zitkussen en de wand leggen. T-Modell - 05/06 - Ausgabe 09/05 - 201804309 - BUE-0006-05NL Afb.
6 Wonen 6.10.5 Middelste zitgroep met langszitbank (variant 2) ■ Tafel (Afb. 81,3) in bed-onderstel ombouwen (zie sectie 6.8). ■ Het rugkussen (Afb. 81,1) en het zitkussen (Afb. 81,2) terzijde leggen. ■ Voor de ombouw Afb. 82 Tijdens de ombouw Afb. 83 Na de ombouw Bedkastverlenging (Afb. 82,6) uittrekken. ■ Het zitkussen (Afb. 83,5) in het midden leggen. ■ Het rugkussen (Afb. 83,4) tussen het zitkussen en de wand leggen. ■ Het extra kussen (Afb. 83,7) plaatsen. 70 Afb.
Wonen 6 6.10.6 Middelste zitgroep met langszitbank (variant 3) ■ Tafel (Afb. 84,3) in bed-onderstel ombouwen (zie sectie 6.8). ■ Het rugkussen (Afb. 84,1) aan de kant leggen. ■ Afb. 84 Voor de ombouw Afb. 85 Tijdens de ombouw Afb. 86 Na de ombouw Het extra kussen (Afb. 85,7) op de tafel leggen. ■ Bedkastverlenging (Afb. 86,6) uittrekken. ■ Het zitkussen (Afb. 86,5) in het midden leggen. ■ Het rugkussen (Afb. 86,4) tussen het zitkussen en de wand leggen. ■ Het extra kussen (Afb.
6 Wonen 6.10.7 L-zitgroep ■ ■ 72 De tafel (Afb. 87,1) in bed-onderstel ombouwen (zie sectie 6.8). Afb. 87 Voor de ombouw Afb. 88 Na de ombouw Het extra kussen (Afb. 88,2) op de tafel (Afb. 88,1) leggen en omhoog klappen.
Gasinstallatie 7 Hoofdstukoverzicht 7 Gasinstallatie In dit hoofdstuk staan instructies voor de gasinstallatie van de camper. De instructies hebben betrekking op: de veiligheid het wisselen van gasflessen de gasafsluitkranen de externe gasaansluiting de Duomatic-omschakelinstallatie De bediening van de op gas werkende apparaten van de camper is in hoofdstuk 9 beschreven. 7.1 Algemeen Voordat u wegrijdt alle gasafsluitkranen en de hoofdafsluitkraan sluiten.
7 Gasinstallatie 74 De geïnstalleerde apparaten zijn ontworpen voor gebruik met propaangas, butaangas of een mengsel van beide gassen. De gasregelaar alsmede alle geïnstalleerde gastoestellen zijn ontworpen voor een bedrijfsdruk van 30 mbar. Propaangas is gasvormig tot -42 °C, butaangas daarentegen slechts tot 0 °C. Vanaf deze temperaturen is er geen gasdruk meer aanwezig. Butaangas is niet geschikt voor gebruik in de winter.
Gasinstallatie 7.2 7 Gasflessen Gasflessen alleen in de gaskast meenemen. Gasflessen in de gaskast rechtop en beveiligd tegen draaien vastbinden. Hoofdafsluitkraan aan de gasfles sluiten voordat de gasdrukregelaar of de gasslang van de gasfles wordt verwijderd. Gasdrukregelaar op de gasfles alleen met de hand aansluiten. Geen gereedschap gebruiken. Bij temperaturen onder 5 °C ijsbestrijdingsinstallatie (Eis-Ex) voor gasdrukregelaar gebruiken.
7 7.3 Gasinstallatie Gasflessen vervangen Bij het vervangen van de gasflessen niet roken en geen open vuur ontsteken. Na het vervangen van gasflessen controleren of er bij de aansluitpunten geen gas uitloopt. Daarvoor de aansluiting met lekzoek-spray inspuiten. ■ Hoofdafsluitkraan (Afb. 89,3) op de gasfles (Afb. 89,5) sluiten. Let op de richting van de pijl. ■ Gasdrukregelaar (Afb. 89,2) met gasslang (Afb. 89,1) met de hand van de gasfles schroeven (linkse schroefdraad).
Gasinstallatie 7.5 7 Externe gasaansluiting (speciale uitvoering) Als de externe gasaansluiting niet wordt gebruikt, altijd de afsluitkraan (Afb. 91,2) sluiten. Op de externe gasaansluiting alleen gasverbruikers aansluiten die de passende adapter hebben. Alleen externe gasverbruikers aansluiten die zijn ontworpen voor een bedrijfsdruk van 30 mbar. Erop letten dat na het aansluiten en na het openen van de afsluitkraan geen gas uit het aansluitpunt (Afb. 91,1) ontsnapt.
7 Gasinstallatie 7.6 Duomatic-omschakelinstallatie (speciale uitvoering) De Duomatic-omschakelinstallatie niet gebruiken in gesloten ruimtes. De Duomatic is een automatische omschakelinstallatie met afstandsindicatie voor een tweeflessengasinstallatie. De Duomatic-omschakelinstallatie schakelt automatisch de gastoevoer om van de bedrijfsfles naar de reservefles, als de bedrijfsfles leeg of niet meer bedrijfsklaar is. Daarbij kunnen de gasverbruikers aanblijven.
Gasinstallatie 7 Gasflessen vervangen Bij het vervangen van de gasflessen niet roken en geen open vuur ontsteken! > De regelaar altijd zo monteren, dat de beschermkap boven is. Als een controlelicht tijdens het gebruik uitgaat, is de bijbehorende gasfles leeg en moet deze vervangen worden. De reservefles voorziet de gasverbruikers verder van gas. ■ De hoofdafsluitkraan op de lege gasfles sluiten. ■ De regelaar van de gasfles schroeven. ■ De volle gasfles aan de regelaar aansluiten.
7 80 Gasinstallatie T-Modell - 05/06 - Ausgabe 09/05 - 201804309 - BUE-0006-05NL
Elektrische installatie 8 Hoofdstukoverzicht 8 Elektrische installatie In dit hoofdstuk staan instructies voor de elektrische installatie van de camper.
8 Elektrische installatie Capaciteit Als capaciteit wordt de hoeveelheid elektriciteit aangeduid, die een accu kan opnemen. De capaciteit van een accu wordt in ampère-uren (Ah) aangegeven. Als een accu een capaciteit van 90 Ah heeft, kan de accu 90 uur lang een stroom van 1 A of 45 uur lang 2 A geven. Externe invloeden zoals temperatuur veranderen het opnamevermogen van de accu. 8.3 12-V-boordnet 8.3.1 Startaccu De startaccu is in de motorruimte ingebouwd.
Elektrische installatie 8 De startaccu kan alleen met een extern laadapparaat vol geladen worden. Bij 230-V-voorziening ontvangt de startaccu door het elektroblok uitsluitend een druppellading. Ook tijdens het rijden is een volledig laden van de startaccu door de voertuigdynamo niet mogelijk. Bij het laden van de startaccu met een extern laadapparaat als volgt te werk gaan: ■ Voertuigmotor afzetten. Elektroblok EBL 99 en paneel IT 991 ■ Hoofdschakelaar 12 V op het paneel uitschakelen ( gaat uit.
8 Elektrische installatie > Voertuigmotor niet met afgesloten woonruimteaccu laten draaien. Gevaar voor kortsluiting! > Aan de contactdozen van het 12-V-boordnet kunnen apparaten met maximaal 10 A worden aangesloten. > Al naargelang het model is de radio in de bestuurderscabine op de woonruimteaccu aangesloten. Als de camper niet aan de 230-V-voorziening is aangesloten, voedt de woonruimteaccu het woongedeelte met 12 V gelijkspanning. De woonruimteaccu heeft slechts een begrensde energievoorraad.
Elektrische installatie 8.4 8 Elektroblok (EBL 99) > Ventilatiesleuven van het elektroblok niet afdekken. Gevaar voor oververhitting! Afb.
8 8.4.1 Elektrische installatie Accu-scheidingsschakelaar De accu-scheidingsschakelaar (Afb. 94,12) schakelt alle 12-V-verbruikers uit het woongedeelte, ook het veiligheids-/aftapventiel, uit. Daardoor wordt een langzame ontlading van de woonruimteaccu vermeden als de camper gedurende langere tijd niet wordt gebruikt (bijv. tijdelijke stilstand). De accu's kunnen verder door het elektroblok worden geladen, ook als de accu-scheidingsschakelaar is uitgeschakeld.
Elektrische installatie 8.4.4 8 Accu-keuzeschakelaar Explosiegevaar door knalgasontwikkeling bij verkeerde instelling van de accu-keuzeschakelaar. > Door een verkeerde stand van de accu-keuzeschakelaar kan de woonruimteaccu beschadigd worden. > De fabrieksinstelling van de accu-keuzeschakelaar (Afb. 94,10) niet veranderen. > Verdere informatie ontlenen aan de aparte gebruiksaanwijzing "Elektroblok". 8.5 Elektroblok (E-Box) > Ventilatiesleuven van het elektroblok niet afdekken.
8 Elektrische installatie 8.5.1 Hoofdschakelaar De hoofdschakelaar (Afb. 95,4) schakelt alle 12-V-verbruikers uit het woongedeelte, ook het veiligheids-/aftapventiel, uit. Daardoor wordt een langzame ontlading van de woonruimteaccu vermeden als de camper gedurende langere tijd niet wordt gebruikt (bijv. tijdelijke stilstand). De accu's kunnen verder door het elektroblok worden geladen, ook als de hoofdschakelaar is uitgeschakeld.
Elektrische installatie 8.5.4 8 Accu-keuzeschakelaar Explosiegevaar door knalgasontwikkeling bij verkeerde instelling van de accu-keuzeschakelaar. > Door een verkeerde stand van de accu-keuzeschakelaar kan de woonruimteaccu beschadigd worden. > De fabrieksinstelling van de accu-keuzeschakelaar (Afb. 95,2) niet veranderen. > Verdere informatie ontlenen aan de aparte gebruiksaanwijzing "E-Control". 8.6 Paneel (IT 991) Afb.
8 Elektrische installatie De volgende tabel helpt u de op paneel IT 991 getoonde accuspanning van de woonruimteaccu juist te interpreteren.
Elektrische installatie 8 Accu-alarm voor woonruimteaccu Het rode waarschuwingslicht ALARM (Afb. 96,13) knippert zodra de spanning van de woonruimteaccu (meting bij lopende werking) minder dan 11 V bedraagt en daardoor diepontlading dreigt op te treden. > Bij accu-alarm verbruikers uitschakelen en woonruimteaccu vol laden, ofwel door te rijden of door aansluiting op het 230-V-net. > Bij langdurige diepontlading wordt de woonruimteaccu onherstelbaar beschadigd.
8 Elektrische installatie Temperatuuraanduiding De temperatuuraanduiding is alleen bij een ingeschakelde digitale klok bedrijfsklaar. Na het opvragen wordt de betreffende temperatuur gedurende ca. 6 seconden weergegeven. ■ Wipschakelaar °C (Afb. 96,8) boven indrukken ■ Wipschakelaar °C (Afb. 96,8) beneden indrukken 8.6.3 : de binnentemperatuur wordt getoond. : de buitentemperatuur wordt getoond.
Elektrische installatie 8.6.4 8 Hoofdschakelaar 12 V De hoofdschakelaar 12 V (Afb. 96,5) schakelt de 12-V-voorziening van de woonruimte aan en uit. Uitzondering: verwarming, basisverlichting (verlichting in het ingangsbereik), opstap en reserve 4 op elektroblok zijn altijd bedrijfsklaar. ■ Wipschakelaar (Afb. 96,5) boven indrukken : de 12-V-voorziening van de woonruimte is ingeschakeld. Controlelicht (Afb. 96,4) licht groen op. ■ Wipschakelaar (Afb. 96,5) beneden indrukken uitgeschakeld.
8 8.7.1 Elektrische installatie Dockingstation > Als het paneel niet aan een dockingstation is aangesloten, neemt een knoopcel kort de energievoorziening over (batterijtype: lithium-mangaan, 3 V, 180 mA). Paneel daarom nooit gedurende lange tijd van het dockingstation scheiden. Het paneel (Afb. 97,3) kan op twee dockingstations worden aangesloten. Eén dockingstation bevindt zich in het woongedeelte boven de ingangsdeur (Afb. 98), het tweede dockingstation op het dashboard in de bestuurderscabine (Afb.
Elektrische installatie 8 Inschakelen: ■ De draaiknop (Afb. 97,2) indrukken: de 12-V-voorziening van de woonruimte is ingeschakeld. Het LCD-display geeft de actuele toestandsgegevens weer en is ca. 15 seconden lang verlicht. In geval van alarm verschijnt bovendien de betreffende alarmindicatie. > Bij het inschakelen van de 12-V-voorziening branden ca. 15 seconden lang alle lichten in het woongedeelte, die via het paneel bestuurd kunnen worden. Na ca.
8 Elektrische installatie In de volgende tabel zijn de symbolen, hun betekenis en hun functies vermeld: Symbool Betekenis/menu Functies Licht Aan, uit, tijdschakeling actief Waterpomp Aan, uit, tijdschakeling actief Startaccu Status afvragen Woonruimteaccu Status afvragen Watertank Peilindicatie Afvalwatertank Peilindicatie Temperatuur (buiten resp. binnen) Buitentemperatuur, binnentemperatuur Gas (fles 1 resp.
Elektrische installatie 8.8 8 230-V-boordnet Alleen vaklieden aan de elektrische installatie laten werken. Defecte zekeringen alleen vervangen, als de foutoorzaak bekend en verholpen is. Het 230-V-boordnet verzorgt: de contactdozen met randaarde voor apparaten met maximaal 16 A de koelkast het elektroblok De elektrische verbruikers, die op het 12-V-boordnet van het woongedeelte aangesloten zijn, worden door de woonruimteaccu van spanning voorzien.
8 8.8.2 Elektrische installatie Voedingskabel voor externe 230-V-aansluiting De kabel volledig van de kabelhaspel afwikkelen om oververhitting te vermijden. Voedingskabel: drieaderige (3 x 2,5 mm2) flexibele snoer met rubber mantel max. 25 m lengte 1 stekker met randaarde 1 aansluitkoppeling met randaarde Bürstner adviseert als voedingskabel een CEEverbindingskabel met CEE-stekker en CEEkoppeling.
Elektrische installatie 8.9 Zekeringen 8.9.1 8 Defecte zekeringen alleen vervangen, als de foutoorzaak bekend en verholpen is. Zekeringen nooit overbruggen of repareren. Zekeringen 12 V De verbruikers die in het woongedeelte op de 12-V-voorziening zijn aangesloten, zijn beveiligd door aparte zekeringen. De zekeringen zijn in de motorruimte, in de bestuurderscabine, bij de woonruimteaccu en op het elektroblok (Afb. 94 en Afb. 95) toegankelijk.
8 Elektrische installatie Zekeringen aan de woonruimteaccu De zekeringen zijn naast de woonruimteaccu ingebouwd. Zekeringstype (Afb. 105,1): platte Jumbo-zekering 50 A/rood Zekeringstype (Afb. 105,2): platte zekering 2 A/grijs voor accuvoeler laadapparaat Afb.
Elektrische installatie 8 Zekeringen aan het elektroblok (E-Box) Symbool Functie Waarde/kleur Verwarming 10 A/rood Basisverlichting/opstap, elektrisch 25 A/wit Groep 1 25 A/wit Groep 2 25 A/wit Groep 3 25 A/wit Zonneregelaar 10 A/rood Extern laadapparaat 20 A/geel Groep 4 25 A/wit Groep 5 25 A/wit TV 10 A/rood Keuken 20 A/geel Woonbereik 20 A/geel Slaapgedeelte 20 A/geel Waterpomp 20 A/geel Koelkast 20 A/geel Intern laadapparaat 20 A/geel T-Modell - 05/06 - Ausgabe 09/05
8 Elektrische installatie Zekering van de Thetford-cassette De zekering (Afb. 106,1) bevindt zich in het linker behuizingsframe van de Thetford-cassette. Zekeringstype: platte zekering 3 A/violet. Om de zekering te vervangen buiten het luik van de Thetford-cassette openen en de Thetford-cassette er helemaal uittrekken. Afb. 106 Zekering van de Thetford-cassette 8.9.2 Zekering 230 V Een tweepolige beveiligingsautomaat beveiligt het 230-V-boordnet. Inbouwplaats van de zekeringenkast Zie hoofdstuk 16.
Elektrische installatie 8.10 8 Stroomschema 8.10.1 Stroomschema binnen Afb.
8 Elektrische installatie Afb.
Elektrische installatie 8 Afb.
8 Elektrische installatie 8.10.2 Stroomschema buiten Afb.
Inbouwapparatuur 9 Hoofdstukoverzicht 9 Inbouwapparatuur In dit hoofdstuk staan instructies voor de inbouwapparatuur van de camper. De instructies hebben alleen betrekking op de bediening van de inbouwapparatuur. Verdere informatie over de inbouwapparatuur kunt u in de gebruiksaanwijzingen van de inbouwapparatuur vinden, die apart bij het voertuig zijn meegeleverd.
9 Inbouwapparatuur 9.2 Verwarming Gas wegens explosiegevaar nooit onverbrand laten uitstromen. Bij het vullen van de brandstoftank, op veerboten en in de garage moet de verwarming uitgeschakeld zijn. Explosiegevaar! > De circulatieluchtventilator schakelt bij de heteluchtverwarming in, zodra de verwarming in gebruik wordt genomen en wordt tijdens het gebruik via een thermostaat automatisch uit- en weer ingeschakeld.
Inbouwapparatuur 9.2.3 9 Heteluchtverwarming Trumatic C > Verwarmingssysteem leegmaken als de verwarming bij vorstgevaar buiten werking is. > De ruimte boven en achter de heteluchtverwarming Trumatic C niet als opbergruimte gebruiken. Al naargelang de uitrusting zijn in het voertuig verschillende heteluchtverwarmingen ingebouwd. De heteluchtverwarmingen verschillen met betrekking tot de energiesoort, waarop de verwarming kan werken.
9 Inbouwapparatuur Het groene controlelicht (Afb. 113,7) brandt. De circulatieluchtventilator schakelt automatisch in, als de verwarming in gebruik wordt genomen. Uitschakelen: ■ Draaischakelaar (Afb. 113,3) op " " (Afb. 113,4) zetten. ■ Bij een langere stilstand de hoofdafsluitkraan op de gasfles en de gasafsluitkraan "Verwarming/ boiler" sluiten. Na uitschakelen van de verwarming kan de circulatieluchtventilator nalopen om de restwarmte te verbruiken.
Inbouwapparatuur 9.2.4 9 Warmwaterverwarming Alde (gedeeltelijk speciale uitvoering) > Warmwaterverwarming nooit zonder verwarmingsvloeistof gebruiken. Letten op instructies uit hoofdstuk 12. > Boor geen gaten in de vloer van het woongedeelte. Daardoor kunnen de warmwaterbuizen beschadigd raken. > De ruimte boven en achter de warmwaterverwarming niet als opbergruimte gebruiken. > Na het eerste verwarmen adviseert Bürstner om het verwarmingssysteem te ontluchten en het glycolgehalte te controleren.
9 Inbouwapparatuur 230-V-elektragebruik Inschakelen: ■ Schuifschakelaar (Afb. 115,1) op gewenste capaciteit zetten: ■ Temperatuurdraaiknop (Afb. 115,8) op de gewenste verwarmingsstand zetten. ■ Schuifschakelaar (Afb. 115,6) op "Verwarming" (Afb. 115,4) of op "Verwarming en warm water" (Afb. 115,5) zetten. Uitschakelen: ■ Schuifschakelaar (Afb. 115,1 en 6) op "0" zetten.
Inbouwapparatuur 9 De verwarmingscapaciteit wordt via de verwarmingsregeling van het woongedeelte ingesteld. De afsluitkraan voor de warmtewisselaar bevindt zich direct aan de warmtewisselaar. Aanzetten: ■ Greep (Afb. 116,1) van de afsluitkraan parallel aan de buisleiding zetten. Afsluiten: ■ Greep (Afb. 116,1) van de afsluitkraan dwars op de buisleiding zetten. Afb.
9 9.2.5 Inbouwapparatuur Warmtewisselaar Bali (gedeeltelijk speciale uitvoering) > Als de warmtewisselaar niet wordt gebruikt (bijv. in de zomer), de warmtewisselaar met de draairegelaar afsluiten. > De verwarmingscapaciteit is traploos instelbaar. De warmtewisselaar is ingebouwd in de zitkist. Met de warmtewisselaar (Afb. 119) kan het woongedeelte van het voertuig tijdens de rit extra worden verwarmd.
Inbouwapparatuur 9.2.6 9 Warmtewisselaar Arizona (gedeeltelijk speciale uitvoering) > De ventilator aan de warmtewisselaar kan als ventilatie worden gebruikt. > De verwarmingscapaciteit is traploos instelbaar. De warmtewisselaar is ingebouwd in de zitkist. Met de warmtewisselaar kan het woongedeelte van het voertuig tijdens de rit extra worden verwarmd. De warmtewisselaar is in het verwarmingscircuit van het basisvoertuig geïntegreerd en daarom alleen in gebruik als de voertuigmotor draait.
9 9.2.7 Inbouwapparatuur Elektrische vloerverwarming (speciale uitvoering) Bij modellen met elektrische vloerverwarming mogen in geen geval gaten in de vloer geboord of schroeven ingedraaid worden. Gevaar voor een stroomschok of kortsluiting door beschadiging van een verwarmingsdraad. > De transformator niet afdekken. Gevaar voor oververhitting! > De elektrische vloerverwarming werkt alleen als het voertuig aan de 230-V-voorziening is aangesloten.
Inbouwapparatuur 9.3 9 Boiler Gas wegens explosiegevaar nooit onverbrand laten uitstromen. Bij het vullen van de brandstoftank, op veerboten en in de garage moet de boiler uitgeschakeld zijn. Explosiegevaar! > Boiler nooit aanzetten zonder waterinhoud. > Als de boiler buiten gebruik is, moet hij bij vorstgevaar worden leeggemaakt (aftapkraan openen, zie ook hoofdstuk 11).
9 Inbouwapparatuur Zomergebruik Inschakelen: ■ De hoofdafsluitkraan op de gasfles en de gasafsluitkraan "Verwarming/Boiler" openen. ■ Op het bedieningspaneel (Afb. 124) de draaischakelaar (Afb. 124,2) op "Zomergebruik" (Afb. 124,1) zetten. Geel controlelicht (Afb. 124,4) licht op tijdens de opwarmfase. Bij het bereiken van de ingestelde watertemperatuur is de opwarmfase beëindigd en het gele controlelicht gaat uit. Uitschakelen: ■ Op het bedieningspaneel (Afb. 124) de draaischakelaar (Afb.
Inbouwapparatuur 9 Veiligheids-/aftapventiel boiler De boiler is uitgerust met een veiligheids-/aftapventiel (Afb. 126). Het veiligheids-/aftapventiel voorkomt, dat het water in de boiler bevriest als bij vorst de verwarming niet is ingeschakeld. > Bij gesloten veiligheids-/aftapventiel vloeit er een hoge elektrische stroom, die de woonruimteaccu extra belast. Daarom de accuspanning dagelijks controleren op het paneel.
9 Inbouwapparatuur Boiler leegmaken: ■ Op het bedieningspaneel (Afb. 123) de draaischakelaar (Afb. 123,2) op "Uit" zetten. ■ Het veiligheids-/aftapventiel (Afb. 126) openen. Daarvoor de trekschakelaar (Afb. 126,1) naar beneden duwen. De boiler wordt via het veiligheids-/aftapventiel naar buiten toe afgetapt. ■ Controleren, of het water uit de boiler volledig wegloopt (ca. 12,5 liter). > Verdere informatie ontlenen aan de aparte gebruiksaanwijzing "Boiler" resp. hoofdstuk 10.6. 9.3.
Inbouwapparatuur 9 Gebruik op gas Inschakelen: ■ De hoofdafsluitkraan op de gasfles en de gasafsluitkraan "Verwarming/Boiler" openen. ■ Schuifschakelaar (Afb. 127,3) op gasgebruik zetten. ■ Schuifschakelaar (Afb. 127,6) op "Warm water" (Afb. 127,7) of op "Verwarming en warm water" (Afb. 127,5) zetten. Bij een storing brandt het rode controlelicht (Afb. 127,2). Uitschakelen: ■ Schuifschakelaar (Afb. 127,3 en 6) op "0" zetten.
9 Inbouwapparatuur Boiler leegmaken: ■ Boiler uitschakelen. ■ Aftapkranen (Afb. 128) openen. Daarvoor kiphendel (Afb. 128,1) verticaal zetten. De boiler wordt via de aftapkraan naar buiten geleegd. ■ Controleren, of het water uit de boiler volledig wegloopt (ca. 12,5 liter). > Verdere informatie ontlenen aan de aparte gebruiksaanwijzing "Alde Compact" resp. hoofdstuk 10.6. Inbouwplaats van de aftapkranen Zie hoofdstuk 16. 9.4 Kookplaat 9.4.
Inbouwapparatuur 9 Inschakelen: ■ De hoofdafsluitkraan op de gasfles en gasafsluitkraan "Kookplaat" openen. ■ Afdekking van het gaskooktoestel (Afb. 129,3) openen en al naargelang het model de vlambeschermingsplaat (Afb. 129,1) uitklappen of aanbrengen. ■ Draairegelaar (Afb. 129,2) van de gewenste brander in de ontstekingsstand (grote vlam) draaien. ■ Draairegelaar indrukken en ingedrukt houden, tot het gas naar de brander stroomt. ■ Brander met gasaansteker, lucifer of aansteker aansteken.
9 Inbouwapparatuur Inschakelen: ■ De hoofdafsluitkraan op de gasfles en gasafsluitkraan "Kookplaat" openen. ■ Bakovendeur helemaal openen. ■ Draairegelaar (Afb. 130,1) licht indrukken op bakoven of grill instellen. Aansteken met de hand: ■ Draairegelaar (Afb. 130,1) indrukken en ingedrukt houden. ■ Bij gebruik van de bakoven de onderste, bij gebruik van de gril de bovenste brander met gasaansteker, lucifer of aansteker aansteken. Afb.
Inbouwapparatuur 9 Bediening van de grill: ■ Het hittescherm (Afb. 131,1) eruit trekken. ■ De grilbrander (bovenste brander) aansteken. ■ De bakovendeur half open laten. Uitschakelen: ■ Draairegelaar (Afb. 130,1) op "OFF" zetten. De vlam dooft. ■ De hoofdafsluitkraan op de gasfles en gasafsluitkraan "Kookplaat" sluiten. > Als de vlam uitgaat, blokkeert het Afb. 131 Hittescherm ontstekingsbeveiligingsventiel zelfstandig de gastoevoer.
9 Inbouwapparatuur Inschakelen: ■ Toets (Afb. 132,3) voor het openen van de deur indrukken en het voedsel in de kookruimte zetten. ■ Deur sluiten. Bij het sluiten is een klikgeluid hoorbaar. ■ Het vermogen met (Afb. 132,1) instellen. ■ De kooktijd met de draairegelaar (Afb. 132,2) instellen. Het verwarmen begint. de draairegelaar Uitschakelen: Wanneer de kooktijd is verstreken klinkt een signaal. De magnetron schakelt automatisch uit. ■ Toets (Afb.
Inbouwapparatuur 9.5 9 Koelkast Tijdens de rit de koelkast alleen via het 12-Vboordnet gebruiken. Bij omgevingstemperaturen boven de +40 °C is het koelresultaat niet meer optimaal. Bij hoge buitentemperaturen is de volledige koelcapaciteit van het koelaggregaat alleen bij voldoende ventilatie gegarandeerd. Om een betere ventilatie te verkrijgen, kunnen de koelkast-ventilatieroosters worden weggenomen. 9.5.1 Koelkast-ventilatierooster wegnemen ■ Schroef (Afb.
9 Inbouwapparatuur Inschakelen: ■ De hoofdafsluitkraan op de gasfles en gasafsluitkraan "Koelkast" openen. ■ Energiekeuzeschakelaar "GAS" zetten. ■ Draairegelaar (Afb. 135,5) op maximale capaciteit zetten. De gastoevoer is geopend. Ontsteken gaat automatisch. Er klinkt een tikkend geluid tot het gas ontstoken is. De bedrijfsindicatie "GAS" (Afb. 135,3) licht geel op. ■ Koeltemperatuur met de draairegelaar instellen. (Afb. 135,1) op Uitschakelen: ■ Energiekeuzeschakelaar (Afb.
Inbouwapparatuur 9.5.3 9 Gebruikswijzen RM 7655 met AES Volume Model RM 7655: 150 l Gas wegens explosiegevaar nooit onverbrand laten uitstromen. Gebruik op gas van de koelkast met autogas is niet toegestaan. > Als de frameverwarming is ingeschakeld, verbruikt deze continu stroom. Daarom de frameverwarming uitschakelen, als de voertuigmotor niet draait en het voertuig niet aan de 230-V-voorziening is aangesloten.
9 Inbouwapparatuur Gebruik op gas Als de 230-V-voorziening niet aangesloten en de voertuigmotor uitgeschakeld is, kiest het AES de voeding met gas. Bij het selecteren van het gebruik op gas wordt de ontstekingsbeveiliging automatisch geopend, zodat er gas naar de brander kan stromen. Tegelijkertijd wordt de elektronische ontsteker ingeschakeld. Wordt de gasvlam bijv. door een windstoot gedoofd, dan wordt de ontsteker onmiddellijk geactiveerd en steekt deze het gas weer aan.
Inbouwapparatuur 9.5.4 9 Vergrendeling van de koelkastdeur RM 7401 > Tijdens het rijden moet de koelkastdeur altijd gesloten en vergrendeld zijn. Koelkastdeur openen en sluiten De koelkastdeur kan in twee standen worden vergrendeld: gesloten koelkastdeur tijdens de rit en als de koelkast wordt gebruikt licht geopende koelkastdeur als ventilatiestand, als de koelkast is uitgeschakeld Openen: ■ Vergrendeling (Afb. 137,1) naar links " " schuiven. ■ Koelkastdeur bij handgreep openen.
9 Inbouwapparatuur 9.5.5 Vergrendeling van de koelkastdeur RM 7655 > Tijdens het rijden moet de koelkastdeur/het vriesvak altijd gesloten en vergrendeld zijn. > De koelkastdeur en de vriesvakdeur hebben dezelfde soort vergrendelingen. De beschreven bediening geldt ook voor de vriesvakdeur.
Sanitaire inrichting 10 Hoofdstukoverzicht 10 Sanitaire inrichting In dit hoofdstuk staan instructies voor de sanitaire inrichtingen van de camper. De instructies hebben betrekking op: de watertank de afvalwatertank de afvalwatertankverwarming de complete waterinstallatie de toiletruimte het toilet 10.1 Waterverzorging, algemeen > Watertank alleen vullen met vers water. > Als het voertuig bij vorstgevaar niet wordt verwarmd, de volledige waterinstallatie leegmaken.
10 Sanitaire inrichting 10.2.2 Vulopening voor vers water De vulopening voor vers water is al naargelang de uitvoering van het model aangebracht aan de linker- of rechterkant van de camper. De vulopening voor vers water is gekenmerkt met het opschrift "WASSER" (water) (Afb. 141,1). De afsluitdeksel wordt met de sleutel voor de sloten van de serviceluiken aan de buitenkant geopend of gesloten. Openen: ■ Sleutel in cilinderslot (Afb. 141,2) steken en een kwartslag tegen de klok in draaien.
Sanitaire inrichting 10.3 10 Afvalwatertank 10.3.1 Alle modellen behalve Delfin Performance > Bij gevaar voor vorst de afvalwatertank met zo’n hoeveelheid antivries (bijv. keukenzout) vullen, dat het afvalwater niet kan bevriezen. > Nooit kokend water direct in de afvoer gieten. Kokend water kan tot vervormingen en lekken in het afvalwater-buizensysteem leiden. > De afvalwatertank alleen leegmaken bij sanitairstations, op campings of in speciaal daarvoor aangewezen verwerkingsvoorzieningen.
10 Sanitaire inrichting 10.3.2 Delfin Performance > Als de woonruimteverwarming buiten bedrijf is, dan is de afvalwatertank niet meer voldoende beschermd tegen vorst. Bij gevaar voor vorst de afvalwatertank met zo’n hoeveelheid antivries (bijv. keukenzout) vullen, dat het afvalwater niet kan bevriezen. > Nooit kokend water direct in de afvoer gieten. Kokend water kan tot vervormingen en lekken in het afvalwater-buizensysteem leiden.
Sanitaire inrichting 10.5 10 Waterinstallatie vullen Bij het vullen van de watertank de technisch toegelaten totale massa van de camper in acht nemen. > Waterpomp nooit zonder water laten lopen. > De Truma-installatie (verwarming/boiler) heeft een elektrisch veiligheids-/aftapventiel en een aftapkraan (geel) voor het legen. > De Alde-installatie (verwarming/boiler) heeft twee aftapkranen (geel) voor het legen. > De waterhoeveelheid kan tijdens het vullen van de watertank op het paneel (Afb.
10 Sanitaire inrichting ■ Alle waterkranen op "Koud" zetten en geopend laten. De koudwaterleidingen worden gevuld met water. ■ Waterkranen zolang geopend laten tot het water zonder luchtbellen uit de waterkranen stroomt. ■ Alle waterkranen sluiten. ■ Vulopening voor vers water sluiten. ■ Controleren of de afsluitdeksel van de watertank dicht is. 10.6 Waterinstallatie leegmaken > Als het voertuig bij vorstgevaar niet wordt verwarmd, de volledige waterinstallatie leegmaken.
Sanitaire inrichting 10 Inbouwplaats van de aftapkranen en het veiligheids-/aftapventiel Zie hoofdstuk 16. 10.7 Toiletruimte > Geen zware lasten in de douchebak zetten om schade aan de douchebak en andere delen in de toiletruimte te vermijden. ■ Om te ventileren tijdens of na het douchen of om natte kleding te drogen de deur van de toiletruimte sluiten en het dakluik van de toiletruimte openen. De lucht kan dan beter circuleren. ■ Douche na gebruik droogvegen, anders kan er zich vocht afzetten. 10.
10 Sanitaire inrichting ■ Thetford-cassette tot aan de aanslag recht naar buiten trekken. ■ Thetford-cassette licht kantelen en daarna geheel naar buiten trekken. Afb. 150 Thetford-cassette uitnemen ■ Thetford-cassette rechtop neerzetten. ■ Aftapaansluiting naar boven draaien. ■ Afsluitdeksel van de aftapaansluiting verwijderen. Afb. 151 Aftapaansluiting draaien > Toiletvloeistof nooit direct in de toiletpot gieten. ■ Aangegeven hoeveelheid toiletvloeistof in de Thetford-cassette gieten.
Sanitaire inrichting ■ 10 Thetford-cassette weer op zijn plaats terugschuiven. Afb. 153 Thetford-cassette inschuiven ■ Let erop, dat de Thetford-cassette met een bevestigingsbeugel is vergrendeld. ■ Luik voor de Thetford-cassette weer sluiten. Afb. 154 Thetford-cassette vergrendeld Gebruik: ■ Toiletpot in comfortabele positie draaien. Afb.
10 Sanitaire inrichting ■ Toiletpot met een beetje water vullen. Daarvoor de spoelknop indrukken. De spoeling duurt zolang de spoelknop ingedrukt blijft. ■ Toilet gebruiken. Afb. 156 Voorspoelen Cassette C-200 S: ■ Schuif openen. Daarvoor de schuifhendel tegen de klok in schuiven. Afb. 157 Schuif bedienen ■ Toilet spoelen. Daarvoor de spoelknop indrukken. ■ Na het spoelen de schuif weer sluiten. Afb.
Sanitaire inrichting 10 Cassette C-200 E: ■ Schuif openen. Daarvoor de linkerkant van de schuifknop indrukken. Afb. 159 Schuif openen ■ Toilet spoelen. Daarvoor de spoelknop indrukken. ■ Na het spoelen de schuif weer sluiten. Daarvoor de rechterkant van de schuifknop indrukken. Afb. 160 Schuif sluiten Thetford-cassette leegmaken: ■ Luik voor de Thetford-cassette openen en de bevestigingsbeugel naar boven trekken, om de Thetford-cassette te verwijderen.
10 ■ Sanitaire inrichting Thetford-cassette naar een daarvoor bedoelde stortplaats brengen. Daarbij de aftapaansluiting naar boven draaien. Afb. 162 Thetford-cassette dragen ■ Aftapaansluiting naar boven draaien. ■ Afsluitdeksel van de aftapaansluiting verwijderen. ■ Thetford-cassette met de aftapaansluiting naar beneden richten. ■ Beluchtingsknop met de duim indrukken. De Thetford-cassette loopt leeg. ■ Aftapaansluiting met sluiting vergrendelen. ■ Aftapaansluiting weer terugdraaien.
Sanitaire inrichting ■ Thetford-cassette tot aan de aanslag recht naar buiten trekken. ■ Thetford-cassette licht kantelen en daarna geheel naar buiten trekken. 10 Afb. 165 Thetford-cassette uitnemen ■ Thetford-cassette rechtop neerzetten. ■ Aftapaansluiting naar boven draaien. ■ Afsluitdeksel van de aftapaansluiting verwijderen. Afb. 166 Aftapaansluiting draaien > Toiletvloeistof nooit direct in de toiletpot gieten. ■ Aangegeven hoeveelheid toiletvloeistof in de Thetford-cassette gieten.
10 Sanitaire inrichting ■ Thetford-cassette weer op zijn plaats terugschuiven. Daarbij de Thetford-cassette inschuiven, tot de bevestigingsklem de Thetford-cassette in de vergrendelde stand vasthoudt. ■ Luik voor de Thetford-cassette weer sluiten. Afb. 168 Thetford-cassette inschuiven Gebruik: ■ Toiletpot met een beetje water vullen. Daarvoor de spoelknop indrukken. De spoeling duurt zolang de spoelknop ingedrukt blijft. ■ Toilet gebruiken. Afb.
Sanitaire inrichting ■ 10 Toiletpapier in het daarvoor bestemde vak opbergen. Daar blijft het papier schoon en droog. Afb. 171 Toiletpapier verwijderen ■ Het toiletpapier kan ook met de houder aan de wand worden opgehangen. Afb. 172 Houder openen Thetford-cassette leegmaken: ■ Luik voor de Thetford-cassette openen en de bevestigingsklem naar beneden drukken, om de Thetford-cassette te verwijderen. ■ Thetford-cassette tot aan de aanslag recht naar buiten trekken.
10 ■ Sanitaire inrichting Thetford-cassette naar een daarvoor bedoelde stortplaats brengen. Daarbij de aftapaansluiting naar boven draaien. Afb. 174 Thetford-cassette dragen ■ Aftapaansluiting naar boven draaien. ■ Afsluitdeksel van de aftapaansluiting verwijderen. ■ Thetford-cassette met de aftapaansluiting naar beneden richten. ■ Beluchtingsknop met de duim indrukken. De Thetford-cassette loopt leeg. Afb. 175 Thetford-cassette leegmaken ■ Thetford-cassette weer op zijn plaats terugschuiven.
Verzorging 11 Hoofdstukoverzicht 11 Verzorging In dit hoofdstuk staan instructies voor de verzorging van de camper. De verzorgingsinstructies hebben betrekking op: de buitenkant van de camper het interieur het wintergebruik Aan het eind van het hoofdstuk vindt u checklists met maatregelen, die u moet uitvoeren als u de camper lange tijd niet gebruikt. De checklists hebben betrekking op: de tijdelijke stilstand de stilstand in de winter de ingebruikname na een stilstand 11.
11 Verzorging 11.1.2 Camper wassen ■ Camper alleen op een wasplaats reinigen, die voor het wassen van voertuigen is bestemd. Direct zonlicht vermijden. Maatregelen ter bescherming van het milieu in acht nemen! ■ Buitenarmaturen en aanbouwonderdelen van kunststof alleen schoonmaken met veel warm water, afwasmiddel en een zachte doek. ■ Camper afwassen met zo veel mogelijk water, een schone spons of met een zachte borstel. Bij hardnekkig vuil afwasmiddel bij het water doen.
Verzorging 11 11.1.5 Afvalwatertank De afvalwatertank na ieder gebruik van de camper reinigen. ■ De reinigingsopening op de afvalwatertank en de aftapkraan openen. ■ Grondig uitspoelen met vers water. ■ Afvalwatersondes door de reinigingsopening met de hand reinigen. 11.1.6 Opstap Als de opstap wordt gesmeerd, kunnen zich tijdens de rit grotere verontreinigingen vastzetten en zo de werking van de opstap verstoren of de opstap beschadigen.
11 Verzorging ■ Hor aan ramen, deuren en dakluiken afborstelen met een zachte borstel of schoonzuigen met het borstelhulpstuk van de stofzuiger. ■ Vouwverduisteringen met een zachte borstel schoonmaken of met het borstelhulpstuk van de stofzuiger schoonzuigen. ■ Verduisteringsrollo's aan ramen afborstelen met een zachte borstel. Vet of hardnekkig vuil verwijderen met een 30 °C warm zeeploog (harde zeep). ■ Veiligheidsgordels kunnen afgerold met een warm zeeploog gereinigd worden.
Verzorging 11 11.4.2 Wintergebruik Bij wintergebruik ontstaat door het bewonen van de camper bij lage temperaturen condenswater. Om een goede luchtkwaliteit in de camper te garanderen en schade aan de camper door condenswater te voorkomen, is een toereikende ventilatie zeer belangrijk. ■ In de opwarmfase van de camper de verwarming op de hoogste stand zetten en de plafondkasten, gordijnen en rolgordijnen openen. Daardoor wordt een optimale be- en ontluchting bereikt.
11 11.5 Verzorging Stilstand 11.5.1 Tijdelijke stilstand Na langere stilstand (ca. 10 maanden) reminstallatie en gasinstallatie door een geautoriseerde werkplaats laten controleren. Houd er rekening mee dat het water al binnen korte tijd ondrinkbaar is. Voor de stilstand de volgende checklist doornemen: Activiteiten Basisvoertuig Gedaan Brandstoftank helemaal vullen.
Verzorging 11 11.5.
11 Verzorging 11.5.3 Ingebruikname van het voertuig na tijdelijke stilstand of na stilstand in de winter Voor ingebruikname checklist doornemen: Activiteiten Basisvoertuig Gedaan Bandenspanning controleren Bandenspanning van het reservewiel controleren Opbouw Draailager van de opstap schoonmaken Werking van de aangebouwde hefsteunen controleren Werking van de uitzetbare ramen en dakluiken controleren Werking controleren van alle buitensloten, bijv.
Onderhoud 12 Hoofdstukoverzicht 12 Onderhoud In dit hoofdstuk staan instructies voor inspectie- en onderhoudswerkzaamheden aan het voertuig. De onderhoudsinstructies hebben betrekking op: de deuren de woonruimteaccu de warmwaterverwarming Alde de klimaatregeling Oxycom het vervangen van gloeilampen Aan het einde van het hoofdstuk vindt u belangrijke instructies voor het bezorgen van reserveonderdelen. 12.
12 Onderhoud 12.3 Deuren Om de glij-eigenschappen tussen veer en scharnier te behouden, de scharnieren van de ingangsdeur regelmatig invetten. > Bürstner adviseert als smeervet Molykote PC 65 of vaseline. 12.4 Woonruimteaccu > Bij het vervangen van de accu, alleen accu's van hetzelfde type gebruiken (zelfde capaciteit en spanning, met vaste cyclus). > In geen geval conventionele auto-accu's (startaccu's) gebruiken. Een lood-zuur-accu mag niet worden vervangen door een lood-gel-accu.
Onderhoud 12 12.5.1 Vloeistofpeil controleren ■ Voor het controleren de warmwaterverwarming uitschakelen en laten afkoelen. ■ Controleren of de vloeistof in de buffertank (Afb. 177) tussen de "MIN" en "MAX"-markering staat. 12.5.2 Verwarmingsvloeistof bijvullen Om luchtbellen te vermijden, het voertuig waterpas zetten. Voor het bijvullen de warmwaterverwarming uitschakelen en laten afkoelen. ■ Warmwaterverwarming uitschakelen. ■ Schroef de afscherming eraf. ■ De draaisluiting (Afb.
12 Onderhoud 12.5.4 Positie van de ontluchtingsventielen Type Positie van de ontluchtingsventielen T 820 en T 821 Aftappunt voor de totale leging bij de ingang onder het voertuig Onder de bestuurdersstoel en de passagiersstoel In de voorste kist van de middelste zitgroep In het achterste gedeelte van de middelste zitgroep, toegang via serviceluik In het achterste gedeelte van de langszitbank In de toiletruimte In de gang voor de toiletruimte Aan het achterste bed rechts 12.
Onderhoud 12.7 12 Vervangen van gloeilampen, buiten Gloeilampen en lamphouders kunnen erg warm worden. Daarom voor het vervangen van gloeilampen de lamp laten afkoelen. Gloeilampen ontoegankelijk voor kinderen bewaren. Geen gloeilamp gebruiken die is gevallen of die krassen heeft in het glas. De gloeilamp zou kunnen springen. > Een nieuwe halogeengloeilamp niet vastpakken met de vingers. Om de nieuwe halogeengloeilamp in te zetten een stoffen doek gebruiken.
12 Onderhoud Variant 2 ■ Het binnenste deel van de schroefafdekkingen (Afb. 182,1) met passend gereedschap verwijderen. ■ De daaronder liggende schroef losdraaien. ■ De lamphouder (Afb. 182,3) compleet verwijderen. Daarbij op de kabelverbindingen letten. ■ Bajonetsluiting van (Afb. 183,1) losmaken. ■ Lampfitting van de lamphouder verwijderen. ■ Gloeilamp verwijderen. ■ Nieuwe gloeilamp plaatsen. ■ Achterlicht in omgekeerde volgorde weer in elkaar zetten. de lampfitting Afb.
Onderhoud 12 12.7.4 Gloeilamptypen voor buitenverlichting Buitenverlichting Achter Zijde 12.8 Gloeilamptype Remlicht/achterlicht Ba15d 12 V 21/5 W Richtingaanwijzer Ba15s 12 V 21 W Mistlamp achter Ba15s 12 V 21 W Kentekenplaatlampje Soffitte 12 V 5 W Achteruitrijlicht Ba15s 12 V 21 W Derde remlicht T5 12 V 2,3 W Breedtelicht Soffitte12 V 5 W resp. Ba15s 12 V 5 W Contourverlichting Ba15s 12 V 5 W resp.
12 Onderhoud 12.8.2 Halogeenspots (variant 1) Halogeengloeilamp 12 V/10 W De halogeenspots (Afb. 186,1) zijn in de lijst verzonken ingebouwd. Afb. 186 Halogeenspot (variant 1) Lamp vervangen: ■ Binnenste afdekring (Afb. 187,1) met een schroevendraaier van de behuizing losmaken. ■ Afdekring met de glasschijf (Afb. 187,2) met een schroevendraaier losmaken van het onderste gedeelte van de halogeenspot. ■ Halogeengloeilamp (Afb. 187,3) verwijderen. ■ Nieuwe halogeengloeilamp plaatsen.
Onderhoud 12 12.8.3 Halogeenspots (variant 2) Halogeengloeilamp 12 V/10 W Er zijn halogeenspots als afzonderlijke lamp en als combinatie in verschillende uitvoeringen. Lamp vervangen: ■ Lampfitting losmaken uit de houder. ■ Halogeengloeilamp verwijderen. ■ Nieuwe halogeengloeilamp plaatsen. ■ Lamp voorzichtig met de klok mee draaien, tot een lichte druk merkbaar is. Afb. 188 Halogeenspot (variant 2) 12.8.
12 Onderhoud 12.8.6 Kledingkastverlichting Halogeengloeilamp 12 V/8 W Lamp vervangen: ■ Afdekking van de lamp (Afb. 191,1) iets samendrukken en wegnemen. ■ Halogeengloeilamp verwijderen. ■ Nieuwe halogeengloeilamp plaatsen. ■ Kledingkastverlichting in omgekeerde volgorde weer in elkaar zetten. Afb. 191 Kledingkastverlichting 12.8.7 Garageverlichting Halogeengloeilamp 12 V/10 W Lamp vervangen: ■ Afdekking (Afb. 192,2) voorzichtig met geschikt gereedschap (bijv.
Onderhoud 12 Hier zijn enige suggesties voor belangrijke reserveonderdelen: Zekeringen V-snaar Ruitenwisserbladen Gloeilampen Waterpomp Bij bestellingen van reserveonderdelen het chassis-nr. en het voertuig-type opgeven bij de Bürstnerdealer. De in deze gebruiksaanwijzing beschreven camper is volgens fabrieksnormen geconstrueerd en uitgerust. Al naargelang het doel van zijn inzet wordt er nuttig speciaal toebehoren aangeboden.
12 168 Onderhoud T-Modell - 05/06 - Ausgabe 09/05 - 201804309 - BUE-0006-05NL
Wielen en banden 13 Hoofdstukoverzicht 13 Wielen en banden In dit hoofdstuk staan instructies voor de banden van de camper. De instructies hebben betrekking op: de keuze van de banden de omgang met de banden het verwisselen van de wielen de reservewielhouder de bandenspanning Aan het einde van het hoofdstuk vindt u een tabel, waarin de correcte bandenspanning voor uw camper kan worden gevonden. 13.
13 Wielen en banden ■ Wielmoeren of wielschroeven regelmatig controleren op vastzitten. Wielmoeren of wielschroeven van een vervangen wiel na 50 km kruisgewijs aandraaien (Afb. 194). ■ Als er nieuwe of pas gelakte velgen worden gebruikt, dan de wielmoeren of wielschroeven extra na ca. 1000 tot 5000 km aandraaien.
Wielen en banden 13.3 13 Aanduidingen op de band 215/70 R 15C 109/107 Q Snelheidssymbool (Q = 160 km/u) Getal draagkracht dubbele banden Getal draagkracht enkele banden Velgdiameter in inch Bandentype (R = radiaal) Verhouding hoogte tot breedte van de band in procent Breedte van de band in mm 13.4 Omgang met banden ■ Over stoepranden in een stompe hoek rijden. De band kan anders aan de zijkant ingeklemd worden.
13 13.5 Wielen en banden Wiel verwisselen 13.5.1 Algemene instructies De camper moet op een effen, vaste en glijvaste ondergrond staan. Alvorens de camper op te tillen, de handrem vast aantrekken. Het voertuig met wielkeggen beveiligen tegen wegrollen. Het voertuig in geen geval optillen met de aangebouwde hefsteunen. Bij het gebruik van een aanhanger de aanhanger afkoppelen voordat het voertuig wordt opgetild. De wagenkrik in geen geval aanzetten aan de opbouw.
Wielen en banden 13 13.5.2 Aandraaimoment Voertuigtype Velg Aandraaimoment Fiat Stalen velg 15" 160 Nm Stalen velg 16" 180 Nm Aluminiumvelg 130 Nm Stalen velg 180 Nm Aluminiumvelg 180 Nm Afb. 195 Wielschroeven met boordgereedschap Stalen velg 150 Nm Aluminiumvelg 160 Nm 1 2 3 4 MercedesBenz Renault Boordgereedschap stalen velg Wielschroef stalen velg Wielschroef aluminium velg Boordgereedschap aluminiumvelg 13.5.3 Wiel vervangen De voetplaat moet plat op de grond staan.
13 ■ Wielen en banden Wielschroeven met wielsleutel gelijkmatig aandraaien (zie tabel Aandraaimoment in sectie 13.5.2). > U moet altijd beschikken over een gebruiksklaar reservewiel. Laat daarom het vervangen wiel direct repareren. > Algemene instructies in dit hoofdstuk in acht nemen. 13.5.4 Wiel vervangen bij aluminiumvelgen Voor aluminiumvelgen en stalen velgen zijn verschillende wielschroeven vereist (zie Afb. 195).
Wielen en banden 13 13.6.2 Reservewiel in de garage achter ■ Serviceluik van de garage achter openen. ■ De beide bevestigingsschroeven (Afb. 199,2) met het boordgereedschap eruit draaien en verwijderen. ■ Het reservewiel (Afb. 199,1) van de centrering (Afb. 199,3) verwijderen. Afb. 199 Reservewiel in de garage achter 13.7 Bandenspanning Een te lage bandenspanning leidt tot oververhitting van de band. Dit kan zware schade in de band tot gevolg hebben.
13 Wielen en banden De opgaven van de bandenspanningswaarden gelden voor beladen voertuigen bij koude banden.
Storingsopsporing 14 Hoofdstukoverzicht Storingen 14 Storingsopsporing In dit hoofdstuk staan instructies voor mogelijke storingen aan de camper. De storingen zijn met hun mogelijke oorzaak en een suggestie voor de remedie vermeld.
14 Storingsopsporing 14.2 Elektrische installatie > Een lood-gel-accu alleen vervangen door een lood-gel-accu. > Voor het vervangen van de zekeringen zie hoofdstuk 8. Storing Oorzaken Remedie Verlichtingsinstallatie werkt niet meer volledig Gloeilamp defect De afdekking van de betreffende lamp losschroeven, gloeilamp vervangen.
Storingsopsporing 14 Storing Oorzaken Remedie 12-V-voorziening werkt niet 12-V-voorziening uitgeschakeld 12-V-voorziening inschakelen Accu-scheidingsschakelaar resp. hoofdschakelaar op elektroblok uitgeschakeld Accu-scheidingsschakelaar resp.
14 Storingsopsporing 14.3 Gasinstallatie Storing Oorzaken Gaslucht, hoog gasverbruik Lekkage gasinstallatie Remedie Geen gas 14.4 Onmiddellijk de hoofdafsluitkraan op de gasfles sluiten. Ramen en deuren openen en ventileren Niet roken, geen open vuur en geen elektrische apparaten (starter, lichtschakelaar enz.
Storingsopsporing 14 14.4.2 Magnetron Alleen vaklieden mogen de magnetron repareren. Storing Oorzaken Remedie Magnetron schakelt niet in Zekering defect Zekering vervangen Deur van de magnetron is niet goed gesloten Vreemde voorwerpen, die tussen de deur van de magnetron klemmen, verwijderen en de deur goed sluiten 14.5 Verwarming/boiler Bij een defect aan de verwarming/de boiler de dichtstbijzijnde servicewerkplaats van het betreffende apparaat informeren.
14 Storingsopsporing Storing Oorzaken Remedie Geel controlelicht op de energiekeuzeschakelaar brandt niet Geen voedingsspanning 230-V-aansluiting en zekeringen controleren Oververhittingsschakelaar is geactiveerd geweest Oververhittingsschakelaar indrukken Boiler gaat vanzelf leeg, veiligheids-/aftapventiel is geopend Binnentemperatuur onder 8 °C Binnenruimte verwarmen Accu-scheidingsschakelaar resp. hoofdschakelaar op elektroblok uitgeschakeld Accu-scheidingsschakelaar resp.
Storingsopsporing 14 14.5.2 Verwarming/boiler Alde Storing Oorzaken Remedie Rood controlelicht "Storing" brandt Lucht in gasleidingen Uitschakelen en opnieuw inschakelen. Na twee vergeefse startpogingen eerst 10 minuten wachten en dan nog eens proberen Gas is op Hoofdafsluitkraan of gasafsluitkraan openen Volle gasfles aansluiten Rood controlelicht brandt niet 14.
14 Storingsopsporing 14.6.
Storingsopsporing 14.7 14 Klimaatregeling 14.7.
14 Storingsopsporing Storing Oorzaken Remedie Hoog waterverbruik Afvoerleiding afgeknikt Afvoerleiding opnieuw richten Pomp bij afvoeren defect Pomp vervangen Ventilator of besturing defect Klantenservice opzoeken Storing Oorzaken Remedie Lekwater in voertuig Lekkage Plaats van lekkage opsporen, waterleidingen opnieuw vastklemmen Geen water 12-V-voorziening uitgeschakeld 12-V-voorziening inschakelen Waterpomp op het paneel uitgeschakeld Waterpomp inschakelen Watertank leeg Vers water
Storingsopsporing 14.
14 188 Storingsopsporing T-Modell - 05/06 - Ausgabe 09/05 - 201804309 - BUE-0006-05NL
Speciale uitvoeringen 15 Hoofdstukoverzicht 15 Speciale uitvoeringen In dit hoofdstuk staan instructies voor mogelijke speciale uitvoeringen.
15 Speciale uitvoeringen ■ Telkens het voorwiel en het achterwiel van een fiets met de houderlussen bevestigen die aan de fietsendrager zijn aangebracht. ■ Bovendien de buitenste fiets aan de afstandhouder bevestigen. Wanneer slechts één fiets op het fietsenrek wordt meegenomen, de fiets zo dicht mogelijk tegen de achterwand plaatsen. 15.1.1 Fietsenrek, neerlaatbaar Met het fietsenrek kunnen 2 fietsen eenvoudig met de camper worden vervoerd. Een uitbreiding naar 3 fietsen is mogelijk.
Speciale uitvoeringen 15.2 15 Afneembare motorhouder De achterasbelasting niet overschrijden. Bij grote bijlading achter de achteras (bijv. motor op de houder aan de achterkant), vooral bij een lange overhang achter, de hefboomwerking in acht nemen ( ). De ontlasting van de vooras heeft vooral een negatieve invloed op de rij-eigenschappen bij wagens met voorasaandrijving. > Motorhouder en aanhangerkoppe- Afb. 203 Snelsluiting ling mogen niet tegelijkertijd worden gebruikt.
15 Speciale uitvoeringen Registratie in de voertuigpapieren: ■ Aanbouw door uw Bürstner-dealer laten monteren. Deze regelt ook alle formaliteiten voor u. > Neem ook de gebruiksaanwijzing van de fabrikant in acht. 15.3 Aanhangerkoppeling > Bij het aanbouwen van een aanhangerkoppeling de maximale steunbelasting en het aanhangwagengewicht afleiden uit de voertuigpapieren.
Speciale uitvoeringen 15.4 15 Markies > Bij harde wind, hevige regen of sneeuw de markies inrollen. > Bij lichte regen een van de steunpoten verkorten, zodat het water kan weglopen. > De markies alleen oprollen als het doek droog is. Als de markies met nat doek moet worden opgerold: de markies zo snel mogelijk weer uitrollen om het doek te laten drogen. Voordelen van de markies: De markies zorgt voor schaduw.
15 Speciale uitvoeringen 15.6 Klimaatregeling 15.6.1 Dometic Gebruikswijzen: Automatisch Ventilatie, handmatig Koeling, handmatig Verwarming, handmatig De thermostaat heeft een temperatuurbereik van 18 °C tot 40 °C. Automatisch gebruik: ■ ■ De netschakelaar (Afb. 209,4) op "I" zetten. De ingestelde temperatuur wordt getoond. Met de knoppen "+" (Afb. 209,2) en "–" (Afb. 209,5) de gewenste temperatuur instellen. Afb.
Speciale uitvoeringen 15 15.6.2 Oxycom > De klimaatregeling alleen dan gedurende langere tijd gebruiken, als de voertuigmotor draait of het voertuig is aangesloten op de 230-V-voorziening. De ontlading van de accu wordt zo verhinderd. > Als het voertuig wordt gebruikt, altijd de hoofdschakelaar op de wisselrichter uitschakelen. De klimaatregeling bestaat uit meerdere componenten, die op verschillende plaatsen in het voertuig zijn ingebouwd: Afb. 210 Wisselrichter Wisselrichter (Afb.
15 Speciale uitvoeringen Ventilatiebedrijf: ■ De netschakelaar (Afb. 213,1) indrukken. De klimaatregeling start in de laatst ingestelde functie. De LED (Afb. 213,2) brandt. ■ Ventilatiestand instellen. Hierbij de ventilatortoets (Afb. 213,6) zo vaak indrukken, tot de gewenste ventilatiestand is bereikt (maximaal 4 standen). De betreffende LED (Afb. 213,3) geeft de ventilatiestand aan. Koelbedrijf: ■ Ventilatiebedrijf inschakelen en gewenste ventilatiestand instellen. ■ Koeltoets (Afb.
Speciale uitvoeringen 15.7 15 Satellietinstallatie Voor het begin van iedere rit controleren of de antenne zich in de parkeerstand bevindt. Gevaar voor ongevallen! > Het voertuig moet bij het zoeken naar de satelliet rustig staan. Niet in het voertuig heen en weer lopen. > Satellietontvangst is alleen mogelijk, als de antenne in directe kijkrichting op de gewenste satelliet is gericht en het zicht niet door hindernissen wordt geblokkeerd. 15.7.
15 Speciale uitvoeringen ■ Kartelschroef weer vastdraaien. ■ Aan de slinger (Afb. 214,3) van de mast draaien tot de wijzer (Afb. 214,4) helemaal onderaan op het symbool voor de parkeerstand staat (Afb. 214). > Neem ook de gebruiksaanwijzing van de fabrikant in acht. 15.7.2 Installatie met automatische antenneafstelling De satellietinstallatie is met een automatische positioneervoorziening uitgerust.
Speciale uitvoeringen 15.9 15 Zonnepanelen > De zonnecollectors (zonnecelmodule) beschermen tegen mechanische belasting. > De zonnepanelen leveren bij maximale zoninstraling de hoogste stroom. > Zorg ervoor dat de zonnecollectors (zonnecelmodule) direct zonlicht kunnen ontvangen. > Onder bomen en bruggen is de zoninstraling geringer dan op een open plek. > Dekzeilen belemmeren de zoninstraling. > Collectoroppervlakken altijd vrijhouden van vuil.
15 Speciale uitvoeringen 15.10 Alarminstallatie voor gasgevaar De alarminstallatie voor gasgevaar heeft twee taken: Alarm bij een overval met verdovend gas Alarm bij een lekkage in de gasinstallatie De alarminstallatie voor gasgevaar is bedrijfsklaar, als het 12-V-boordnet met spanning wordt gevoed. De knipperende LED (Afb. 218,2) naast de klembalk van de gassensor (Afb. 218,1) geeft aan dat deze bedrijfsklaar is. Afb.
Speciale uitvoeringen Artikel Extra gewicht (kg) Aluminiumvelgen -15 Aanhangerkoppeling 40 Antennemast (gewrichtmast) 2 Dashboardveredeling 2 Opbouwdeuren eendelig (met raam) 12 Automatische versnellingsbak 40 Buitendouche 1 Buitenspiegels, elektrisch 2 Buitencontactdoos 1 Dakreling en ladder 10 Afzuigkap 1 Duomatic-omschakelinstallatie 6 Elektrische extra verwarming 4 Reservewiel (met houder) 30 Externe gasaansluiting 1 Fietsenrek voor 2 fietsen 10 Fietsenrek voor 3 fiets
15 Speciale uitvoeringen Artikel Extra gewicht (kg) Klimaatregeling (Oxycom) 25 LCD-televisie, incl. houder 9 Luchtvering (Renault 2 assen) 38 Luchtvering (Renault 3 assen) 64 Markies 3,0 m 28 Markies 3,5 m 33 Markies 4,0 m 36 Motorhouder 38 Motorhouder in garage achter 12 Navigatiesysteem 2 Mistlampen 5 Pioltenstoelen/draaistoelen (passagiersstoel) 20 2 dwarstraversen en bescherming voor dakrek 3 Radio-CD-player Blaupunkt compleet ingebouwd 3 Radiovoorbereiding incl.
Technische gegevens 16.
16 Technische gegevens Afb. 219 Plattegrond T 580 Afb. 220 Plattegrond T 585 Afb.
Technische gegevens 16 Afb. 222 Plattegrond T 595 Afb. 223 Plattegrond T 602 Afb.
16 Technische gegevens Afb. 225 Plattegrond T 610 Delfin Performance (Renault) Afb. 226 Plattegrond T 615 Afb.
Technische gegevens 16 Afb. 228 Plattegrond T 650 Afb. 229 Plattegrond T 650 Delfin Performance (Renault) Afb.
16 Technische gegevens Afb. 231 Plattegrond T 686 Delfin (Renault) Afb. 232 Plattegrond T 695 Delfin (Renault) Afb.
Technische gegevens 16 Afb. 234 Plattegrond T 700 Afb. 235 Plattegrond T 700 Delfin Performance (Renault) Afb.
16 Technische gegevens Afb. 237 Plattegrond T 820 Delfin Performance (Renault) Afb.
Technische gegevens Lengtemaattabel Totale hoogte zonder antenne 2720 T 590 Alle 4740 4680 2290 2170 1390 900 5990 3700 1720 1720 2720 T 595 Alle T 602 Alle 5210 5150 2290 2170 1860 900 6460 3700 1720 1720 2720 T 605 Alle 5210 5150 2290 2170 1860 900 6460 3700 1720 1720 2720 T 610 Alle 5000 4940 2300 2180 2033 862 6365 3470 1740 1860 2750 T 615 Alle 5480 5420 2290 2170 2130 900 6730 3700 1720 1720 2720 T 625 Alle 5600 5540 2300 2180 2033 862 6965 4
16 16.3 Technische gegevens Stroomvoorziening Netaansluiting Veiligheidsklasse I Netaansluitingswaarde 230 V (+ 10/- 15 %), 47 - 63 Hz 400 VA Geschikte accu's 6-cellige lood-zuur- en loodgel-accu's vanaf 55 Ah Laadkarakteristiek IUoU Laadeindspanning 14,4 V Laadstroom 16 A in totale netspanningsbereik, elektronisch begrensd Druppelladingsspanning Automatische omschakeling Vernieuwde laadcyclus (omschakeling op "hoofdladen") Bij < ca. 13,8 V accuspanning (met ca. 5 sec.
Nuttige tips 17 Hoofdstukoverzicht 17 Nuttige tips In dit hoofdstuk vindt u nuttige tips voor de reis met uw camper. De tips hebben betrekking op: de hulp in Europese landen de verkeersbepalingen in Europese landen de gasvoorziening in Europese landen de bepalingen m.b.t.
17 Nuttige tips Land Litouwen Luxemburg Macedonië Nederland Noorwegen Oostenrijk Polen Portugal Roemenië Rusland Zweden Zwitserland Servië en Montenegro Slowakije Slovenië Spanje Tsjechische Republiek Turkije Oekraïne Hongarije Cyprus * ** *** 214 ✚ Redding Politie ✚ 03/112*** 02/112*** ✚ 112 113 ✚ 94 92 ✚ 112 112 ✚ 113 112 ✚ 144/112*** 133 ✚ 999 997 ✚ 112 112 ✚ 961 955 ✚ 03 02 ✚ 112 112 ✚ 144 117/112*** ✚ 94 99 ✚ 155 158 ✚ 112 113 ✚ 061 112 ✚ 155 158 ✚ 112 155/112*** ✚ 03 02 ✚ 104 107 ✚ 199/112*** 199
17 Nuttige tips 17.2 Verkeersbepalingen in het buitenland > De chauffeur is verplicht om zich voor de reis te informeren over de verkeersbepalingen in de landen waar de reis doorheen voert. > In Italië, Spanje, Portugal en Oostenrijk moeten waarschuwingsvesten worden gedragen, als buiten de bebouwde kom in geval van pech of bij ongevallen het voertuig wordt verlaten. 17.2.1 Snelheidsbeperkingen en toegestane afmetingen Let in het buitenland op de verschillende snelheidsbeperkingen.
17 Nuttige tips Land Max.
Nuttige tips 8 9 10 11 12 13 14 15 Voor alle voertuigen boven 3,5 t toel. tot.-massa moet u voor alle straten het zwaarlasttarief betalen. Op niet-verharde straten (steenslag): 80 km/h Wie zijn rijbewijs korter heeft dan twee jaar, mag max. 70 km/u rijden. Op hoofdverkeerswegen 2,55 m, op met "B" beborde wegen 2,20 m Op Zweedse campings is vaak een gesloten waterafvoersysteem voorgeschreven. Op autowegen Op driebaans snelwegen Bij regen in het algemeen 110 km/u 17 Bron: ADAC 17.2.
17 Nuttige tips 17.2.3 Overnachten in de camper buiten campings Land Overnachten op wegen en pleinen ja Overnachten op privé-terrein nee ja België X X Bulgarije X Opmerkingen nee Op parkeerplaats langs de snelweg max. 24 uur toegestaan X Denemarken X X Op wegen en pleinen alleen tot 11 uren met parkeerschijf Duitsland X X Eenmalig overnachten om daarna uitgerust verder te rijden is toegestaan.
Nuttige tips Land Overnachten op wegen en pleinen ja Zweden nee X Zwitserland X Servië en Montenegro X Slowakije X Slovenië Overnachten op privé-terrein ja 17 Opmerkingen nee X Niet op landbouwterreinen en in de buurt van huizen.
17 17.3 Nuttige tips Gasvoorziening in Europese landen > In Europa bestaan er verschillende aansluitsystemen voor gasflessen. Het vullen of vervangen van de eigen gasflessen is in het buitenland niet altijd mogelijk. Laat u voor u op reis gaat informeren, bijv. bij de automobielclub of door de vakbladen, over de aansluitsystemen in uw gastland. Algemene tips: Alleen met volle gasflessen op vakantie gaan. Maximaal mogelijke capaciteit aan gasflessen gebruiken.
Nuttige tips 17.5 17 Tips voor veilig overnachten onderweg Bedachtzaam handelen is de beste maatregel voor een veilige nacht in de camper. Het risico van diefstal wordt tot een minimum gereduceerd als de volgende basisregels in acht worden genomen: Tijdens het hoogseizoen niet op parkeerplaatsen langs de snelweg overnachten, die aan typi sche vakantieroutes liggen. Meerdere campers op een plek zorgen niet per se voor bescherming tegen diefstal.
17 Nuttige tips 17.7 Reischecklists De volgende checklists helpen om belangrijke dingen niet thuis te vergeten, ook al is misschien niet alles nodig wat in deze checklists staat. > De reisdocumenten (bijv. papieren en informatie) en de technische toestand van het voertuig niet pas kort voor de reis controleren. Het tijdig plannen en nakijken van de documenten maakt vakantie vanaf het begin mogelijk.
Nuttige tips 17 Woonbereik ✔ Voorwerp Afvalemmer Autoatlas Badhanddoeken Badschoenen Batterijen Lakens Beddengoed Zak voor vuile was Boeken Campinggids Reservegloeilampen Veldfles Verrekijker Brandblusser Gasfles ✔ Voorwerp Insectenlamp Insectwerende producten Kaarten Bezem Kaarsen Blik Kleerhangers Kleerborstel Hoofdkussens Landkaart Medicijnen Muziekcassettes Nekkussen Naaigerei Radio ✔ Voorwerp Regenkleding Reisapotheek Reisgids/Staanplaatsgidsen Rugzak Slaapzakken Schrijfgerei Schoenen Schoenpoet
17 Nuttige tips Documenten ✔ 224 Voorwerp Adressenlijst Aanmeldingsbevestiging(en) Allergiepas Gebruiksaanwijzingen Gebruiksaanwijzing voor medicijnen ✔ Voorwerp Autopapieren Rijbewijs Groene verzekeringskaart Inentingspas Creditcard Paspoort ✔ Voorwerp Reispas Reis- en kredietbrief Vignet/tolkaart Visum T-Modell - 05/06 - Ausgabe 09/05 - 201804309 - BUE-0006-05NL
Inspectieschema 18.1 18 Pos.
18 Inspectieschema Overdracht _________ Pos. 1-10 Stempel van Bürstner-dealer Datum 1e Jaar ____________ Pos. 1-10 2e Jaar ____________ Pos. 1-13 Stempel van Bürstner-dealer Stempel van Bürstner-dealer Datum Handtekening Datum Handtekening 3e Jaar ____________ Pos. 1-10 4e Jaar ____________ Pos. 1-13 Stempel van Bürstner-dealer Stempel van Bürstner-dealer Datum Handtekening Datum Handtekening 5e Jaar ____________ Pos. 1-10 6e Jaar ____________ Pos.
Trefwoordenlijst 19.1 Trefwoordenlijst 19 Trefwoordenlijst 12-V-boordnet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82 12-V-voorziening Inschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93, 95 Storingsopsporing . . . . . . . . . . . . . . . . 179 Uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95 230-V-aansluiting. . . . . . . . . . . . . . . . . . 97, 98 Storingsopsporing . . . . . . . . . . . . . . . . 178 Voedingskabel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98 230-V-boordnet . . . . . . .
19 Trefwoordenlijst Gas- en 230-V-elektragebruik, inschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121 Gas- en 230-V-elektragebruik, uitschakelen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121 Gasgebruik, inschakelen . . . . . . . . . . . 121 Gasgebruik, uitschakelen . . . . . . . . . . 121 Gebruikswijzen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120 Leegmaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122 Storingsopsporing . . . . . . . . . . . . . . . . 183 Water, vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Trefwoordenlijst Flatscreen Opbergen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44 Positioneren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44 Flatscreen met houder Opbergen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 198 Positioneren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 198 Fornuis zie gaskooktoestel of gasbakoven. . . . . . . 122 G Garage achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22 Garageverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 166 Garantiekaarten. . . . . . . . . . . . . . .
19 Trefwoordenlijst I Inbouwapparatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107 Garantiekaarten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1 Gebruiksaanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . 10 Indicaties Accuspanning . . . . . . . . . . . . . . . . . 89, 96 Digitale klok . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91 Peil gasflessen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96 Schakelaar. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96 Stroom . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92 Temperatuur . .
Trefwoordenlijst Lengtemaattabel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211 Lichtschakelaar Ingangsbereik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46 Toiletruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47 Woonkamer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48 Linoleum-vloerbedekking, reinigen . . . . . . 151 Luchtuitstroomopeningen, instellen . . . . . . 108 L-zitgroep, ombouw slapen . . . . . . . . . . . . . 72 M Magnetron Inschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
19 Trefwoordenlijst Ramen Rolhor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55, 56 Verduisteringsrollo. . . . . . . . . . . . . . 55, 56 Vouwverduistering . . . . . . . . . . . . . . . . . 57 Reinigen zie verzorging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149 Reischecklists . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 222 Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31 Controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31, 177 Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Trefwoordenlijst Tanken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34 Tapijtvloeren, reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . 151 Technisch toegelaten totale massa . . . . . . . 17 Technische gegevens . . . . . . . . . . . . . . . . 203 Afmetingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211 Stroomvoorziening. . . . . . . . . . . . . . . . 212 Televisie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27 Opbergen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45 Positioneren. . . . . . .
19 Trefwoordenlijst Verwarming Luchtuitstroomopeningen, instellen . . . 108 Verdeling van de hete lucht . . . . . . . . . 108 Warmtewisselaar, vervangen. . . . . . . . 107 Verwarming zie ook heteluchtverwarming, warmwaterverwarming en vloerverwarming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108 Verzorging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149 Afvalwatertank . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151 Afzuigkap. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152 Bij stilstand in de winter . . . .
Trefwoordenlijst Water, aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134 Water, vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134 Watertank zie ook waterinstallatie . . . . . . . . . . . . . . . 133 Waterverzorging Algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133 Storingsopsporing . . . . . . . . . . . . . . . . 186 Wiel verwisselen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 172 Aandraaimoment . . . . . . . . . . . . . . . . . 173 Bij aluminiumvelgen. . . . . . . . . . . . . . . 174 Wielen . . . . . .
19 236 Trefwoordenlijst T-Modell - 05/06 - Ausgabe 09/05 - 201804309 - BUE-0006-05NL