Operation Manual

38 T-Modell - 12/13 - Ausgabe 07/12 - 2223843 - BUE-0006-13NL
Voor het rijden
3
3.10 Sneeuwkettingen (speciale uitvoering)
Alleen de juiste sneeuwkettingen gebruiken:
Het gebruik van sneeuwkettingen is onderworpen aan de bepalingen van de
afzonderlijke landen.
z Sneeuwkettingen altijd rond de aandrijfwielen aanbrengen.
z De spanning van de sneeuwkettingen controleren na enige meters te
hebben gereden.
3.11 Verkeersveiligheid
Voor het begin van de rit de checklist doornemen:
Z Sneeuwkettingen alleen monteren, als de afstand tussen banden en voer-
tuigcarrosserie ten minste 50 mm bedraagt.
Z Banden, wielophanging en besturing zijn blootgesteld aan een bijkomende
belasting, als er sneeuwkettingen zijn gemonteerd. Met sneeuwkettingen
langzaam (maximaal 50 km/u) en alleen over straten rijden die volledig met
sneeuw zijn bedekt. Het voertuig kan anders beschadigd worden.
Z Montagevoorschrift van de producent van de sneeuwkettingen in acht
nemen.
Z Geen sneeuwkettingen op aluminiumvelgen aanbrengen.
Bandenmaat Maat sneeuwkettingen
215/70 R 15 C 230
225/27 R 16 C 245
X Regelmatig voor het begin van de rit of iedere 2 weken de bandenspan-
ning controleren. Een verkeerde bandenspanning veroorzaakt overma-
tige slijtage en kan de banden beschadigen of zelfs doen klappen. Het
voertuig kan uit controle raken.
Nr. Controles Gecon-
troleerd
Basisvoertuig
1 Alle voertuigpapieren zijn aan boord
2 Banden in reglementaire staat
3 Voertuigverlichting, rem- en achteruitrijlichten functioneren
4 Oliepeil van motor, transmissie en servostuur gecontroleerd
5 Koelvloeistof en ruitenwisservloeistof gevuld
6 Remmen functioneren
7 Remmen reageren gelijkmatig
8 Voertuig blijft tijdens het remmen in het spoor
Woonopbouw buiten
9 Markies volledig opgerold
10 Dak sneeuw- en ijsvrij (in de winter)
11 Buitenaansluitingen afgekoppeld en leidingen opgeborgen
12 Externe steunen verwijderd
13 Aangebouwde steunen ingeklapt en bevestigd