Operation Manual
134 T-Modell - 11/12 - Ausgabe 08/11 - 2096085 - BUE-0006-12NL
Elektrische installatie
8
8.6.6 12-V-controlelicht
Het 12-V-controlelicht (Afb. 162,5) licht op, als de hoofdschakelaar 12 V
(Afb. 162,6) is ingeschakeld.
8.6.7 230-V-controlelicht
Het gele 230-V-controlelicht (Afb. 162,3) licht op, als aan de ingang van het
elektroblok netspanning aanwezig is.
8.6.8 Schakelaar voor waterpomp
Inschakelen: Wipschakelaar (Afb. 162,7) boven indrukken: De watervoorziening is inge-
schakeld.
Uitschakelen:
Wipschakelaar (Afb. 162,7) beneden indrukken: De watervoorziening is
uitgeschakeld.
8.7 Brandstofcel (EFOY) (speciale uitvoering)
Z Bij het verlaten van het voertuig de 12-V-voorziening via het paneel uit-
schakelen. Zo kan een onnodige ontlading van de woonruimteaccu worden
vermeden.
Z Verbruikers als regelapparaten (bijv. zonneregelaar, ijs-ex of paneel) of
inbouwapparatuur (bijv. verwarming, koelkast of opstap) halen verder
stroom van de accucapaciteit, ook wanneer de 12-V-voorziening op het
paneel is uitgeschakeld. Daarom de woonruimteaccu met de schakelaar
op het elektroblok loskoppelen van het 12-V-boordnet, als het voertuig lan-
gere tijd niet wordt gebruikt.
Z Als het voertuig niet op de 230-V-voorziening is aangesloten en de water-
pomp langere tijd niet wordt gebruikt: Stroomvoorziening van de water-
pomp uitschakelen. Het pomprelais verbruikt per dag ongeveer 4 Ah
stroom.
X Methanol is giftig. Inademen, inslikken en ieder contact met de huid of
de ogen vermijden.
X Als er methanol is ontsnapt, bestaat brandgevaar. Ontstekingsbronnen
uit de buurt houden en goed ventileren. De methanol verdampt zonder
reststoffen.
X Altijd het veiligheidsgegevensblad van de fabrikant lezen.
X De brandstofcel mag niet geopend worden.
X De tankpatroon mag niet met geweld geopend of bijgevuld worden.
X Brandstofcel en tankpatronen – ook lege of gedeeltelijk lege tankpa-
tronen – bij kinderen vandaan houden.
X Bij het gebruik in voertuigen moeten de brandstofcel en de tankpatronen
zodanig bevestigd worden dat ongevallen voorkomen worden.
Z De brandstofcel niet bij temperaturen boven 45 °C of onder 1 °C opbergen.
Z De brandstofcel niet bij temperaturen boven 40 °C of onder -20 °C
gebruiken.