Operation Manual
162 T-Modell - 10/11 - Ausgabe 07/10 - 1976775 - BUE-0006-11NL
Inbouwapparatuur
9
9.4.3 Boiler Truma Combi D
De boiler is geïntegreerd in de verwarming en werkt op dieselbrandstof uit de
brandstoftank. De boiler wordt ingeschakeld op het bedieningspaneel
(Afb. 196) met de draaischakelaar (Afb. 196,2).
Bij wintergebruik "Verwarming en boiler" (Afb. 196,3) wordt bij het aanzetten
van de verwarming automatisch ook het water in de boiler verhit. Als de ver-
warming bij het bereiken van de gewenste ruimtetemperatuur uitschakelt,
verhit de boiler verder tot de watertemperatuur is bereikt.
Bij zomergebruik (Afb. 196,1) wordt alleen het water in de boiler tot 40 °C of
60 °C verwarmd. Het water wordt in ca. 25 minuten tot 60 °C verhit. Het gele
controlelicht (Afb. 196,4) licht op tijdens de opwarmfase van de boiler.
De spanningsvoorziening voor het toestel kan via de hoofdschakelaar 12 V
niet worden onderbroken. Bij storing licht het rode controlelicht (Afb. 196,4) op
het bedieningspaneel op (zie hoofdstuk 14).
Veiligheids-/aftapventiel De boiler is uitgerust met een veiligheids-/aftapventiel (Afb. 197). Het veilig-
heids-/aftapventiel voorkomt, dat het water in de boiler bevriest als bij vorst de
verwarming niet is ingeschakeld.
Het apparaat buiten bedrijf stellen door de zekering te verwijderen en de
klantenservice bezoeken wanneer een van de volgende situaties
optreedt: Langdurig aanhoudende, sterke rookontwikkeling; ongewone
brandgeluiden; brandstofgeur; voortdurende uitschakeling door storing
met foutmelding (knippercode).
Afb. 196 Bedieningspaneel voor ver-
warming/boiler
1 Zomergebruik watertemperatuur
40 °C of 60 °C
2 Draaischakelaar
3 Wintergebruik "Verwarming en boiler"
4 Geel controlelicht "Boiler opwarm-
fase" resp. rood controlelicht "Sto-
ring"
Veiligheids-/aftapventiel openen en de boiler leegmaken, als het voertuig
langere tijd niet wordt gebruikt.
Bij temperaturen onder 2 °C gaat het veiligheids-/aftapventiel automatisch
open. Voordat de boiler gevuld wordt, de verwarming inschakelen en
afwachten tot de temperatuur bij het veiligheids-/aftapventiel boven 6 °C
ligt. Pas dan kan het veiligheids-/aftapventiel weer gesloten worden.
De waterpomp en de waterarmaturen zijn niet tegen vorst beschermd door
het veiligheids-/aftapventiel.
De aftapaansluiting van het veiligheids-/aftapventiel moet altijd vrij van ver-
ontreiningen (bijv. bladeren, ijs) zijn.