Operation Manual

133I-Modell - 14/15 - Ausgabe 08/14 - 2476488 - BUE-0051-08NL
Elektrische installatie
8
Maatregelen: Alle elektrische verbruikers die niet strikt noodzakelijk zijn met hun schake-
laar uitschakelen.
Indien nodig met de hoofdschakelaar 12 V de 12-V-voorziening voor kort-
stondig bedrijf inschakelen. Dit is echter alleen mogelijk, wanneer de accu-
spanning boven 11 V ligt. Ligt de spanning daaronder, kan de 12-V-
voorziening pas weer worden ingeschakeld als de woonruimteaccu werd
opgeladen.
8.5.4 Acculading
Als de voertuigmotor draait, worden de woonruimteaccu en de startaccu door
een relais in het elektroblok aaneengeschakeld en de voertuigdynamo bijge-
laden. Als de voertuigmotor is uitgeschakeld, worden de accu's automatisch
door het elektroblok weer van elkaar gescheiden. Daardoor wordt voorkomen
dat de startaccu door elektrische verbruikers in de woonruimte wordt ontladen.
Daardoor ontstaan er geen problemen bij het starten van het voertuig. De
poolspanning van de woonruimteaccu, resp. de startaccu kan op het paneel
worden afgelezen.
Als het voertuig op de 230-V-voorziening is aangesloten, worden de woon-
ruimteaccu en de startaccu via de laadmodule in het elektroblok bijgeladen.
De startaccu wordt hierbij alleen met een druppellading geladen. De laad-
stroom wordt aan de laadtoestand van de accu aangepast. Daardoor is over-
laden niet mogelijk.
Om de volle capaciteit van de laadmodule in het elektroblok te gebruiken,
dienen alle elektrische verbruikers tijdens het laden uitgeschakeld te worden.
8.6 Elektroblok (EBL 220)
Z Ventilatiesleuven niet afdekken. Gevaar voor oververhitting!
Z Afhankelijk van het model zijn niet altijd alle stekkerplaatsen voor zeke-
ringen uitgerust.
Z Wanneer meerdere woonruimteaccu's aanwezig zijn, een extra laadappa-
raat gebruiken.
Z Verdere informatie ontlenen aan de aparte gebruiksaanwijzing van de
fabrikant van de apparatuur.