Operation Manual

47
A
-Modell - 14/15 - Ausgabe 09/14 - 2476528 - BUE-0005-13NL
Tijdens de rit
4
4.6 Veiligheidsgordels
4.6.1 Algemeen
Het voertuig is in de woonruimte bij de zitplaatsen, waar volgens de wet een
veiligheidsgordel is voorgeschreven, met veiligheidsgordels uitgerust. Voor
het dragen van gordels gelden de van toepassing zijn de nationale bepa-
lingen.
4.6.2 Veiligheidsgordel juist dragen
Systeem uitscha-
kelen
1 x indrukken
Toets brandt Systeem uitge-
schakeld
Servicemodus in-/
uitschakelen
(voertuig gepar-
keerd, maar con-
tact nog
ingeschakeld)
Kort indrukken
Toets brandt Servicemodus in-
geschakeld
Nogmaals indruk-
ken
Toets gaat uit Servicemodus uit-
geschakeld
1)
Deze functie is na het uitschakelen van het contact nog 6 minuten lang beschikbaar
Z Verdere informatie ontlenen aan de aparte gebruiksaanwijzing van de
fabrikant.
Functie Toets Indicatie Betekenis
X Voor de rit de gordels omdoen en tijdens de rit omlaten.
X Gordels niet beschadigen of klemmen. Laat beschadigde veiligheidsgor-
dels vervangen door een geautoriseerde werkplaats.
X De gordelbevestigingen, het oprolautomatisme en de gordelsloten niet
wijzigen.
X Iedere veiligheidsgordel alleen gebruiken voor een volwassen persoon.
X Voorwerpen niet samen met een persoon vastbinden.
X Veiligheidsgordels zijn niet toereikend voor personen met een lichaam-
slengte van minder dan 150 cm. In dat geval extra voorzieningen
gebruiken. Letten op keuringscertificaat.
X Kinderzitjes alleen op zitplaatsen met in de fabriek gemonteerde drie-
puntsgordels aanbrengen.
X Gebruikte veiligheidsgordels na een ongeluk (laten) vervangen.
X Tijdens de rit de rugleuning van de stoel niet al te ver naar achter leunen.
De werking van de veiligheidsgordel is anders niet meer gegarandeerd.
X De gordel niet verdraaien. De gordel moet plat tegen het lichaam liggen.
X Voor het dragen van de veiligheidsgordel een correcte zithouding aan-
nemen.