Operation Manual

14 A-Modell - 14/15 - Ausgabe 09/14 - 2476528 - BUE-0005-13NL
Veiligheid
2
2.5.2 Gasflessen
2.6 Elektrische installatie
X De gasafvoerbuis moet aan de verwarming en aan de schoorsteen goed
afsluiten en stevig vastzitten. De gasafvoerbuis mag niet beschadigd
zijn.
X De rookgassen moeten onbelemmerd naar buiten kunnen stromen en
de verse lucht moet onbelemmerd toe kunnen treden. Daarom de gas-
afvoerschoorsteen en inlaatopeningen schoon houden en vrijhouden
(bijv. van sneeuw en ijs). De onderrand van het voertuig mag niet met
flappen of door sneeuwwallen worden afgesloten.
X Gasflessen alleen in de gaskast meenemen.
X Gasflessen in de gaskast verticaal plaatsen.
X Gasflessen beveiligd tegen draaien en kantelen vastbinden.
X Gasslang spanningsvrij op de gasfles aansluiten.
X Als de gasflessen niet op de gasslang zijn aangesloten, altijd de
beschermkap aanbrengen.
X Hoofdafsluitkraan aan de gasfles sluiten voordat de gasdrukregelaar of
de gasslang van de gasfles wordt verwijderd.
X Gasdrukregelaar of gasslang op de gasfles alleen met de hand aan-
sluiten. Geen gereedschap gebruiken.
X Voor het gebruik in voertuigen uitsluitend een speciale gasdrukregelaar
met veiligheidsventiel gebruiken. Andere gasdrukregelaars zijn niet toe-
gelaten en voldoen niet aan de hoge eisen.
X Bij temperaturen onder 5 °C ijsbestrijdingsinstallatie (Eis-Ex) voor gas-
drukregelaar gebruiken.
X Alleen gasflessen van 11 kg of 5 kg gebruiken. Campinggasflessen met
ingebouwd terugslagventiel (blauwe flessen met een inhoud van max.
2,5 resp. 3 kg) mogen in uitzonderingsgevallen met een veiligheidsven-
tiel worden gebruikt.
X Voor buitengasflessen zo kort mogelijke slangen gebruiken (max.
150 cm).
X Blokkeer nooit de ventilatieopeningen in de vloer onder de gasflessen.
X Alleen vaklieden aan de elektrische installatie laten werken.
X Voordat er werkzaamheden worden uitgevoerd aan de elektrische
installatie, alle apparaten en lichten uitschakelen, de accu afklemmen en
het voertuig van het net scheiden.
X Alleen originele zekeringen met juiste waarden gebruiken.
X Defecte zekeringen alleen vervangen, als de foutoorzaak bekend en
verholpen is.
X Zekeringen nooit overbruggen of repareren.