Operation Manual

103
A
-Modell - 14/15 - Ausgabe 09/14 - 2476528 - BUE-0005-13NL
Gasinstallatie
7
7Gasinstallatie
Hoofdstukoverzicht
In dit hoofdstuk staan instructies voor de gasinstallatie van het voertuig.
De instructies hebben betrekking op:
z de veiligheid
z het wisselen van gasflessen
z de gasafsluitkranen
z de externe gasaansluiting
z de automatische omschakelinstallatie
De bediening van de op gas werkende apparaten van het voertuig is in
hoofdstuk 9 beschreven.
7.1 Algemeen
X Voor het begin van de rit, bij het verlaten van het voertuig of als de gas-
toestellen niet gebruikt worden, alle gasafsluitkranen en de hoofdafsluit-
kraan aan de gasfles sluiten.
X Bij het tanken, op veerboten en in de garage moeten alle op gas wer-
kende apparaten uitgeschakeld zijn (al naargelang uitvoering: verwar-
ming, kookplaat, bakoven, grill, koelkast). Explosiegevaar!
X Wanneer een op gas werkend apparaat wordt gebruikt, het apparaat
niet in gesloten ruimtes (bijv. garages) in gebruik nemen. Vergiftigings-
en verstikkingsgevaar!
X De gasinstallatie alleen door een geautoriseerde werkplaats laten
onderhouden, repareren of wijzigen.
X De gasinstallatie voor de ingebruikname en conform de nationale bepa-
lingen door een geautoriseerde werkplaats laten controleren. Dit geldt
ook voor niet aangemelde voertuigen. Bij wijzigingen aan de gasinstal-
latie de gasinstallatie meteen door een geautoriseerde werkplaats laten
controleren.
X Ook de gasdrukregelaar en de gasafvoerbuizen moeten worden gecon-
troleerd. De gasdrukregelaar moet na 10 jaar worden vervangen. De
eigenaar van het voertuig is verantwoordelijk voor het initiatief van de
maatregel.
X Bij een defect aan de gasinstallatie (gaslucht, hoog gasverbruik) bestaat
explosiegevaar! Onmiddellijk de hoofdafsluitkraan op de gasfles sluiten.
Ramen en deuren openen en goed ventileren.
X Bij een defect aan de gasinstallatie: Niet roken, geen open vuur en geen
elektrische apparaten (lichtschakelaar enz.) bedienen.
X Op inwendige aansluitstukken mogen alleen de daarvoor bestemde
apparaten aangesloten zijn. Een apparaat niet buiten het voertuig
gebruiken wanneer het op een inwendig aansluitstuk is aangesloten.
X Voor ingebruikname van de kookplaat voor een toereikende ventilatie
zorgen. Raam of dakluik openen.
X Gaskooktoestel of gasbakoven niet gebruiken voor verwarmingsdoel-
einden.
X Als er meerdere gastoestellen voorhanden zijn, dan is voor ieder appa-
raat een gasafsluitkraan vereist. Wanneer gastoestellen niet worden
gebruikt, moet de betreffende gasafsluitkraan worden gesloten.