Operation Manual

192 A-Modell - 13/14 - Ausgabe 09/13 - 2354695 - BUE-0005-12NL
Sanitaire inrichting
10
De afvalwatertank bevindt zich in het achterste gedeelte van het voertuig. De
afvalwatertank is onder de voertuigbodem aangebracht.
Leegmaken:
Afvalwaterslang op de afvoerbuis steken. Als de afvalwaterslang vast
gemonteerd is: Afvalwaterslang uit de houder uit het voertuig nemen.
De greep (Afb. 206,1) van de aftapkraan in stromingsrichting draaien. Het
afvalwater wordt zo via een kogelkraan afgetapt.
Afvalwatertank volledig leegmaken.
Nadat het afvalwater volledig is weggelopen, de greep van de aftapkraan
dwars op de stromingsrichting draaien.
Afvalwaterslang aftrekken. Als de afvalwaterslang vast gemonteerd is:
Afvalwaterslang in de houder onder het voertuig bevestigen.
10.3.2 Verwarming voor afvalwatertank en afvalwaterleidingen
(speciale uitvoering)
Ter voorkoming van bevriezing van de afvalwaterinstallatie, kunnen de afval-
watertank en de afvalwaterleidingen gescheiden van elkaar, elektrisch worden
verwarmd.
Als de verwarming ingeschakeld is, bewaken temperatuursensoren de opper-
vlaktetemperatuur bij de afvalwatertank en de omgevingstemperatuur bij de
afvalwaterleidingen. Als de temperatuur onder de 5 °C komt, worden de ver-
warmingselementen ingeschakeld en de afvalwatertank en afvalwaterlei-
dingen verwarmd. Als de temperatuur boven een bepaalde waarde komt,
worden de verwarmingselementen weer uitgeschakeld. Bij de afvalwaterlei-
dingen is deze waarde 7 °C, bij de afvalwatertank 30 °C.
Afb. 206 Aftapkraan (buiten)
Afb. 207 Regelapparaat Afb. 208 Schakelaar controlelichten