Operation Manual
33A-Modell - 10/11 - Ausgabe 08/10 - 1976781 - BUE-0005-09NL
Voor het rijden
3
Het gebruik van sneeuwkettingen is onderworpen aan de bepalingen van de
afzonderlijke landen.
Sneeuwkettingen altijd rond de aandrijfwielen aanbrengen.
De spanning van de sneeuwkettingen controleren na enige meters te
hebben gereden.
3.11 Verkeersveiligheid
Voor het begin van de rit de checklist doornemen:
Als de aandrijfas van het voertuig dubbele banden heeft (2 banden naast
elkaar), de sneeuwkettingen rond de buitenste banden aanbrengen.
Regelmatig voor het begin van de rit of iedere 2 weken de bandenspan-
ning controleren. Een verkeerde bandenspanning veroorzaakt overma-
tige slijtage en kan de banden beschadigen of zelfs doen klappen. Het
voertuig kan uit controle raken.
Nr. Controles Gecon-
troleerd
Basisvoertuig
1 Alle voertuigpapieren zijn aan boord
2 Banden in reglementaire staat
3 Voertuigverlichting, rem- en achteruitrijlichten functioneren
4 Oliepeil van motor, transmissie en servostuur gecontroleerd
5 Koelvloeistof en ruitenwisservloeistof gevuld
6 Remmen functioneren
7 Remmen reageren gelijkmatig
8 Voertuig blijft tijdens het remmen in het spoor
Woonopbouw buiten
9 Markies volledig opgerold
10 Dak sneeuw- en ijsvrij (in de winter)
11 Buitenaansluitingen afgekoppeld en leidingen opgeborgen
12 Externe steunen verwijderd
13 Aangebouwde steunen ingeklapt en bevestigd
14 Wielkeggen verwijderd en opgeborgen
15 Opstap veilig opgeborgen of ingeklapt
16 Serviceluiken gesloten en vergrendeld
17 Ingangsdeur gesloten
18 Totale hoogte van het voertuig, incl. beladen dakdrager vast-
gesteld en genoteerd. Informatie m.b.t. de hoogte in de be-
stuurderscabine binnen handbereik bewaren