Operation Manual
142 A-Modell - 10/11 - Ausgabe 08/10 - 1976781 - BUE-0005-09NL
Inbouwapparatuur
9
Lichtdiode De lichtdiode (LED) (Afb. 145,4) aan de dakunit (Afb. 145,1) duidt de
gebruikswijze van de klimaatregeling aan:
Luchtstroom De luchtstroom kan in verschillende richtingen gestuurd worden. De verdeling
van de luchtstroom naar voren of achteren is traploos instelbaar.
Luchtstroom instellen:
De beide omkeerders (Afb. 145,3 en 5) in de gewenste stand zetten.
Draaiknop (Afb. 145,2) aan de draaiknop een kwartslag tegen de klok in
draaien. De schuifregelaar voor de luchtverdeling is ontgrendeld.
De schuifregelaar naar voren of achteren in de gewenste stand schuiven.
Die kant waaraan de schuifregelaar zich bevindt, wordt gesloten.
Draaiknop met de klok mee vastdraaien.
9.3.2 Telair
Toestand LED Betekenis
Uit Klimaatregeling uit
Oranje Klimaatregeling bedrijfsklaar
Groen Klimaatregeling in gebruik
Rood (permanent) 230-V-stroomaansluiting ontbreekt
Rood (enkel knipperend) Storing van de temperatuursensor binnen
Rood (dubbel knipperend) Storing van de temperatuursensor buiten
Tussen het uitschakelen en het herinschakelen altijd ten minste 2 minuten
wachten. Anders wordt de compressor beschadigd.
Als het apparaat in gebruik is, altijd ten minste één ventilatieklep openen.
De klimaatregeling is alleen actief, als het voertuig op een 230-V-voorzie-
ning is aangesloten.
De verwarming van het voertuig kan in de winter door de klimaatregeling
worden ondersteund, maar niet hierdoor worden vervangen.
Na het inschakelen heeft de klimaatregeling ca. 3 minuten nodig, tot de
compressor is gestart en koude of warme lucht zal afgeven.
Neem ook de gebruiksaanwijzing van de fabrikant in acht.
Afb. 146 Afstandsbediening
1 Symbool automatisch
2 Symbool koeling
3 Symbool verwarming
4 Weergave temperatuur (ingesteld)
5 Indicatie ventilatiesnelheid
6 Toets temperatuurverhoging
7 Toets "ON/OFF"
8 Toets temperatuurverlaging
9 Toets ventilatortoerental
10 Toets bedrijfsmodus ("Mode")
11 Display