Operation Manual

2
39
Gebruiksaanwijzing
1.4 Toesteltype
U kunt het geïnstalleerde toesteltype
vaststellen aan de hand van de
informatie in het hoofdstuk 9 in de
installatiehandleiding, die de installateur
na de installatie daar vermeld heeft.
2 Veiligheid
2.1 Wat te doen in geval van nood
Gevaar!
Gasgeur! Vergiftigings- en
explosiegevaar door defecten!
Gelieve bij gasgeur als volgt te handelen:
• Geen licht in-/uitschakelen
• Geen andere elektrische schakelaars
bedienen.
• Geen telefoon in de gevarenzone
gebruiken.
• Geen open vuur gebruiken (b.v.
aansteker, lucifer).
• Niet roken.
• Gasafsluitkraan sluiten.
• Ramen en deuren openen.
• Medebewoners waarschuwen.
• Huis verlaten.
• Gasmaatschappij of uw erkend technicus
op de hoogte brengen.
2.2 Veiligheidsvoorschriften
Neem absoluut de volgende
veiligheidsvoorschriften in acht.
Gevaar!
Ontplofngsgevaar door
ontvlambare gas-lucht-mengsels!
Explosieve of licht ontvlambare
stoffen (b.v. benzine, verf etc.) niet
in de opstellingsruimte van het
toestel gebruiken of opslaan.
Gevaar!
Vergiftigingsgevaar door
koolstofmonoxide!De rookgasbew
akingsinrichting (rookgassensor)
mag in geen geval uit bedrijf
gesteld worden. Anders kunnen bij
permanent ongunstige luchtafvoer
omstandigheden in de schoorsteen
rookgassen ongecontroleerd uit de
schoorsteen in de opstellingsruimte
terugstromen.
Gevaar!
Vergiftigings- en explosiegevaar
door defecten!De
veiligheidsinrichtingen mogen
in geen geval uit bedrijf gesteld
worden en er mogen ook geen
manipulaties aan deze inrichtingen
uitgevoerd worden, waardoor de
goede werking ervan in gevaar kan
komen.
Daarom geen veranderingen uitvoeren:
• aan het toestel
• in de omgeving van het toestel
• aan de toevoerleidingen voor gas,
toevoerlucht, water en stroom
• alsook aan de afvoerleidingen voor
rookgas
Het veranderingsverbod geldt eveneens
voor bouwconstructies in de omgeving
van het toestel, voor zover die een invloed
op de bedrijfsveiligheid van het toestel
kunnen hebben.
Voorbeelden hiervoor zijn:
• Beluchtings- en ontluchtingsopeningen in
deuren, plafonds, ramen en wanden mag
u niet afsluiten, ook niet tijdelijk. Bedek
bijvoorbeeld geen ventilatieopeningen
met kledingstukken e.d. Bij het plaatsen
van vloerbekledingen mogen de
ventilatieopeningen aan de onderkanten
van de deuren niet afgesloten of verkleind
worden.
• De ongehinderde toevoer van lucht naar