Installation Instructions
2 Gegevens betreffende het toestel
Logatherm – 6 720 806 593 (2013/05)
7
2.9 Functiebeschrijving van de hybride manager
De hybride regelmodule bewaakt de buiteneenheid, de condensatieke-
tel en de bedieningseenheid Logamatic RC35. Afhankelijk van de buiten-
temperatuur, de aanvoer- en retourtemperatuur van het cv-water en de
primaire aanvoertemperatuur bepaalt de hybride regelmodule, welk
aandeel van de te gebruiken totale energie door de condensatieketel en
de buiteneenheid wordt overgenomen. Door deze procedure wordt de
efficiëntie van het cv-systeem geoptimaliseerd.
De hybride regelmodule levert het stuursignaal aan de interface naar de
lucht-waterwarmtepomp. Deze moduleert het vermogen van de buiten-
eenheid afhankelijk van de momentele warmtevraag.
Een in de hybride manager geïntegreerde evenwichtsfles scheidt de gas-
condensatieketel en cv-circuits. Daardoor kan het cv-water na het circu-
leren door de hybride manager door de condensatieketel of terug naar
de cv-installatie worden geleid.
Een in de hybride manager geïntegreerde hoogrendementpomp zorgt
voor de circulatie van het cv-water in de hybride manager. Dankzij de in
de hybride manager geïntegreerde evenwichtsfles is gebruik van de
hoogrendementpomp in de hybride manager ook dan mogelijk, wanneer
de pomp in de condensatieketel niet draait.
De pomp in de gascondensatieketel en de hoogrendementpomp in de
hybride manager draaien tegelijkertijd, wanneer alleen de gascondensa-
tieketel in bedrijf is of wanneer de gascondensatieketel en de lucht-wa-
terwarmtepomp tegelijkertijd in bedrijf zijn.
Wanneer alleen de lucht-waterwarmtepomp in bedrijf is, draait alleen de
hoogrendementpomp in de hybride manager.
De filter beschermt de platenwarmtewisselaar (condensor) in de hybri-
de manager en de cv-installatie tegen vervuiling door kleine deeltjes met
een diameter groter dan 1 mm.
Een stromingsschakelaar met magnetische reed-schakelaar waarborgt,
dat de buiteneenheid alleen actief is, wanneer het waterdebiet voor de
platenwarmtewisselaar (condensor) voldoende is.
In de kopergesoldeerde rvs-platenwarmtewisselaar (condensor) vindt
de warmte-uitwisseling plaats tussen het koudemiddel (R410A) en het
cv-water.
Aan de in- en uitlaat van de platenwarmtewisselaar (condensor) bevindt
zich ieder een temperatuursensor, om de beveiliging van het cv-water
tegen te hoge temperaturen tijdens cv-bedrijf van de buiteneenheid en
tegen bevriezen tijdens de ontdooifunctie van de buiteneenheid te reali-
seren. De warmte-uitwisseling tussen het koudemiddel (R410A) en de
buitenlucht vindt plaats in de warmtewisselaar van de buiteneenheid
(condensor).
De bufferboiler heeft twee functies: op de eerste plaats waarborgt deze,
dat te allen tijde voldoende warmte in de cv-installatie aanwezig is om
het ontdooibedrijf van de warmtepomp te ondersteunen. Op de tweede
plaats voorkomt het buffervolume overmatig veel schakelen van de
warmtepomp bij geringe warmtevraag. Dit resulteert in een optimalisa-
tie van de efficiëntie van de installatie en in het reduceren van overmati-
ge slijtage van de warmtepompcomponenten.
Bypass-klep (overstroomventiel)
Deze functie is vooral bij de automatische ontdooifunctie van belang.
De bypass-klep begint te openen, wanneer de warmtevraag bereikt
wordt en de thermostaatkranen de gesloten positie bereiken. Het cv-wa-
ter stroomt door de bypass en waarborgt zo het benodigde minimale de-
biet van het cv-water door de hybride manager.
2.10 Omgang met de printplaat
Printplaten met besturingselektronica zijn zeer gevoelig voor elektrosta-
tische ontladingen (ESD - ElectroStatic Discharge). Om schade aan de
componenten te voorkomen, is daarom bijzondere voorzichtigheid ge-
boden.
Afb. 4 Geaarde armband
Beschadigingen worden in de regel niet herkend. De printplaat kan dus
tijdens de inbedrijfstelling nog normaal werken, maar daarna kunnen
toch problemen optreden.
Een goede ESD-beveiliging bij het werken met elektronica biedt een op
de aarde aangesloten armband. Deze armband moet worden gedragen,
voordat de beschermzak/beschermende verpakking wordt geopend of
voordat gemonteerde printplaten worden vrijgemaakt. De armband
moet gedragen worden, tot de printplaat weer in de beschermende ver-
pakking wordt geplaatst of de mantel van de buiteneenheid na afronding
van de installatie van de printplaat weer is aangebracht. Ook vervangen
printplaten, die moeten worden teruggegeven, moeten op deze wijze
worden behandeld.
Afb. 5 Omgang met elektronische componenten
VOORZICHTIG: Schade aan de uitrusting door elektro-
statische ontlading!
▶ Raak printplaten nooit aan zonder geaarde armband.
6 720 614 366-24.1I
6 720 614 366-25.1I