Installation Instructions
6 In bedrijf nemen
Logatherm – 6 720 806 593 (2013/05)
39
1.De pomp in de hybride manager moet op een constant toerental III, II
of I zijn ingesteld.
Wij adviseren, het laagste toerental in te stellen, dat overeenkomt met
het totale drukverlies in de installatie (P).
2.De beschikbare opvoerhoogte van de pomp (zie afb. 53 – beschikba-
re opvoerhoogte) moet tussen de hybride manager en de cv-installa-
tie de cv-circuitweerstand (A) en de weerstand van het extra
leidingwerk (B) overwinnen.
3. Hoe hoog is het maximale verwarmingsvermogen van de condensatie-
ketel (Q) voor de cv-installatie in kW?
4.Hoe hoog moet ΔT (T – aanvoertemperatuur - retourtemperatuur) in
de totale installatie zijn?
5.Hoe hoog is het noodzakelijke debiet van de installatie (V), om de
waarde voor ΔT (T) bij maximaal cv-vermogen (Q) te bereiken?
F = 14.3 x Q /T
6.Hoe hoog is het drukverlies (A) van het cv-circuit bij gegeven debiet
V [l/min] in mbar?
7.Hoe groot is de equivalente lengte van de extra 22 mm leidingen tus-
sen de hybride manager en de cv-installatie in meters?
8.Hoe groot is het drukverlies (B) over de equivalente lengte van de ex-
tra leidingen in mbar? - zie afb. 52, drukverlies/debiet
9. Totaaldrukverlies van de installatie (P) berekenen, die de pomp moet
overwinnen: P = A + B
10.Aan de hand van het diagram voor de opvoerhoogte van de HR-pomp
(zie afb. 53) de pompinstelling kiezen, die het totale drukverlies (P)
voor het debiet (V) van de installatie het best kan opbrengen.
11.Wanneer geen van de pompcurven aan de eisen voldoet, moet even-
tueel de equivalente lengte van de extra leidingen (B) worden vermin-
derd.
6.2.11 Installatie met parallelbufferboiler
Beschikt de installatie over een cv-circuit of meerdere cv-circuits met
parallelbufferboiler tussen hybride manager en cv-circuit(s)?
Zie afb. 8 en 10.
1.De pomp in de hybride manager moet op een constant toerental III, II
of I zijn ingesteld.
Wij adviseren, het laagste toerental in te stellen, dat overeenkomt met
het totale drukverlies in de installatie (P).
2. De beschikbare opvoerhoogte (P) van de pomp (zie afb. 53) moet de
weerstand van de leidingen tussen de hybride manager en de parallel-
bufferboiler overwinnen.
3.Hoe hoog is het maximale verwarmingsvermogen van het toestel (Q)
voor de cv-installatie in kW?
4.Hoe hoog moet ΔT (T – aanvoertemperatuur - retourtemperatuur) in
de totale installatie zijn?
5.Hoe hoog is het noodzakelijke debiet van de installatie (V), om de
waarde voor ΔT (T) bij maximaal cv-vermogen (Q) te bereiken?
F = 14.3 x Q/T
6.Hoe groot is de equivalente lengte van de 22 mm leidingen tussen hy-
bride manager en parallelbufferboiler in meters?
7.Hoe groot is het drukverlies (B) over de equivalente lengte van de ex-
tra leidingen in mbar? – zie afb. 52.
8.Aan de hand van het diagram voor de opvoerhoogte van de HR-pomp
(zie afb. 53) de pompinstelling kiezen, die het totale drukverlies (P)
voor het gegeven debiet (V) van de installatie het best kan opbrengen.
9.Wanneer geen van de pompcurven aan de eisen voldoet, moet even-
tueel de equivalente lengte van de leidingen (B) worden verminderd.
OPMERKING: Voor ΔT in de regel 20 K nemen.
OPMERKING: De equivalente lengte van de leidingen
omvat alle extra bochten (een bocht komt overeen met
1 m leidinglengte).
De parallelbufferboiler heeft in de hydraulische sche-
ma's uit afb. 9 en 10 de functie van een evenwichtsfles.
OPMERKING: Voor ΔT in de regel 20 K nemen.
OPMERKING: De equivalente lengte van de leidingen
omvat alle extra bochten (een bocht komt overeen met 1
m leidinglengte).