Installation Instructions
5 Montage en installatie
Logatherm – 6 720 806 593 (2013/05)
31
5.6.5 Buiteneenheid aansluiten
Koudemiddelleidingen mogen pas op de buiteneenheid worden aange-
sloten, wanneer:
• De koudemiddelleidingen volledig zijn geïnstalleerd
• De koudemiddelleidingen op de hybride manager zijn aangesloten.
▶ De buiteneenheid, na afronding van de installatiewerkzaamheden,
aan de koudemiddelleiding aansluiten, en op de hybride manager
(binneneenheid).
▶ Serviceafdekking wegnemen (1 schroef).
▶ Sluit het afsluitventiel van de buiteneenheid volledig.
▶ Conusmoer (buitendiameter 17 mm) op de leiding voor vloeibaar
koudemiddel plaatsen.
▶ Conusmoer (buitendiameter 26 mm) op de leiding voor gasvormig
koudemiddel plaatsen.
▶ Leidingen voor vloeibaar en gasvormig koudemiddel van flens voor-
zien ( afb. 34 en tab. 8).
Afb. 34 Koudemiddelleiding van flens voorzien
▶ Voor het aantrekken van de conusmoer een dunne laag koudemiddel-
olie op de buis en pasoppervlak aanbrengen.
Afb. 35 Koudemiddelleidingen monteren
[1] Aansluiting op de buiteneenheid
[2] Koudemiddelleiding met flens
[3] Conusmoer
▶ De conusmoer [3] met een draaimomentsleutel aandraaien. Houd
daarbij de toegestane aandraaimomenten aan ( tab. 9).
▶ Er mag geen contact met de mantel van de buiteneenheid zijn.
▶ Er mag geen contact tussen de leidingen voor vloeibaar en gasvormig
koudemiddel ontstaan.
5.6.6 Dichtheid van het koudemiddelcircuit controleren
Na het aansluiten van de koudemiddelleidingen de aangesloten leidin-
gen en de hybride manager op dichtheid controleren.
▶ Testgereedschappen aansluiten.
▶ Waarborg, dat de afsluitventielen op de leiding voor vloeibaar [1]
( afb. 36 en pagina 32) en gasvormig koudemiddel [2] ( afb. 36
en pagina 32) gesloten zijn en blijven.
▶ In de koudemiddelleidingen via het terugslagventiel van de afsluiter
op de leiding voor gasvormig koudemiddel [2] stikstof toevoeren en
langzaam de druk in het koudemiddelcircuit opvoeren.
▶ De druk stapsgewijs verhogen:
– Stap 1: druk tot 0,5 MPa (5 bar(g)) opbouwen.
5 minuten wachten.
Druk controleren. Bij drukverlies is er lekkage. Bepaal de oorzaak,
hef deze op en herhaal de dichtheidstest.
– Stap 2: druk tot 1,5 MPa (15 bar(g)) opbouwen.
5 minuten wachten.
Druk controleren. Bij drukverlies is er lekkage. Bepaal de oorzaak,
hef deze op en herhaal de dichtheidstest.
– Stap 3: druk tot 4,15 MPa (41,5 bar(g)) opbouwen.
Omgevingstemperatuur en druk meten.
▶ Na 24 uur de omgevingstemperatuur en de druk opnieuw meten.
Wanneer geen drukverlies wordt vastgesteld, heeft het koudemiddel-
circuit de dichtheidstest doorstaan.
▶ Bij drukverlies is er lekkage. Bepaal de oorzaak, hef deze op en her-
haal de dichtheidstest.
Gebruik voor het zoeken naar gaslekkage een gaslekdetectieapparaat
of zeepwater.
De buiteneenheid is af fabriek met koudemiddel R410A
gevuld voor een leidinglengte (een richting) tussen 1 en
30 meter.
Buis
Buitendiameter
[mm]
Flensmaat Ø A
[mm]
Vloeibaar koudemiddel 6,35 8,9 – 9,1
Gasvormig koudemiddel 12,7 16,2 – 16,6
Tab. 8 Expandeermaten voor koudemiddelleiding
øA
R0.4~R0.8
90° 0.5°
45° 2°
6 720 646 970-24.2ITL
6 720 646 970-48.2ITL
1 2 3
leidingen
Buitendiame-
ter [mm]
BD conus-
moer [mm]
Aandraai-
moment
[Nm]
Vloeibaar koudemiddel 6,35 17 14 – 18
Gasvormig koudemiddel 12,7 26 49 – 61
Tab. 9 Aandraaimomenten buiteneenheid
De toevoeging “(g)” markeert de opgegeven waarde als
drukverschil, relatief t.o.v. de atmosferische druk.
Een geringe drukverandering kan door de temperatuur-
verandering worden veroorzaakt (ca. 0,01 MPa
(0,1 bar(g)) per 1 °C). Houd hier rekening mee bij de di-
mensionering.