Installation Instructions

5 Montage en installatie
Logatherm – 6 720 806 593 (2013/05)
29
5.5.1 Condensafvoer van de buiteneenheid voorbereiden
Naast de condensleidingen voor de condensatieketel moeten maatrege-
len voor het in de buiteneenheid ontstane condensaat worden genomen.
In tegenstelling tot het condensaat uit de condensatieketel is het con-
densaat uit de buiteneenheid niet zuurhoudend en kan in kiezel wegzin-
ken of naar een riool worden geleid. Diameter, verval en verloop van de
condensleiding zodanig kiezen, dat blokkades of bevriezen wordt voor-
komen.
Condensafvoer voorbereiden:
Als condensleiding een PVC-, hardvinylbuis (VP-32) of en vinylslang
met een minimale doorlaat van 32 mm gebruiken.
De leidinglengte zo kort mogelijk kiezen.
Condensleidingen zo verticaal mogelijk leggen met een verval van mi-
nimaal 45 mm per meter naar de afvoer.
5.5.2 Montage op de fundering
Waarborg dat de fundering en het opstellingsoppervlak voldoen aan
de eisen ( hoofdstuk 5.2.7).
Buiteneenheid opstellen en uitrichten.
Boorgaten voor de 4 funderingsschroeven aantekenen.
Buiteneenheid iets opzij schuiven.
Gaten voor de 4 funderingsschroeven boren.
Schroefgrootte: M 10
Gatdiepte zodanig kiezen, dat de funderingsschroeven minimaal
70 mm diep in de betonnen fundering kunnen worden ingeschroefd.
Buiteneenheid uitrichten.
Voeten van de buiteneenheid met vier M 10-funderingsschroeven be-
vestigen.
Afb. 32 Fundering voor de buiteneenheid (2 sokkels, zie voorbeeld)
[a] Zo lang mogelijk, minimaal 365 mm
[b] Minimale diepte 120 mm
[1] M 10 funderingsschroef (70 mm)
5.5.3 Condensafvoer van de buiteneenheid maken
Het in de buiteneenheid optredende condensaat moet vorstvrij worden
afgevoerd.
Waarborg, dat aan de bouwzijdige voorwaarden voor een betrouwba-
re condensafvoer is voldaan ( hoofdstuk 5.5.1).
Aan de onderzijde van de buiteneenheid bevinden zich 3 gaten voor de
condensafvoer.
Afb. 33 Montage van de condensafvoer
[1] Condensaatleiding
[2] Afvoerbus
[3] Afsluitkap (toebehoren)
Afvoerbus [2] in een geschikt gat lijmen.
Afsluitkapjes [3] in de andere, niet gebruikte gaten lijmen. De lijm
zorgvuldig aanbrengen, omdat deze ook voor de afdichting zorgt.
Condensslang [1] op de afvoerbus aansluiten.
Condensafvoerleiding van een weerbestendige isolatie voorzien.
Condens in een geschikte afvoerbuis leiden.
Vorstbeveiliging realiseren:
wij adviseren, de “elektrische secundaire verwarming voor de con-
densafvoer van de buiteneenheid ” te gebruiken (als toebehoren le-
verbaar).
Het toebehorenpakket voor de buiteneenheid bevat:
Afsluitkappen
Isolatie op maat (als warmte-isolatie voor onderhouds-/installatie-
aansluitingen)
Bindbandjes (voor vastzetten van de warmte-isolatie voor onder-
houds-/installatieaansluitingen)
OPMERKING: Materiële schade door vocht!
Ontsnappend condensaat kan een belasting of bij be-
vriezing een gevaar zijn, wanneer het bijv. op een voet-
pad terechtkomt.
Condensaat niet op wegen terecht laten komen en
veilig naar een geschikt afvoerpunt leiden.
Wij adviseren de leidingen van een weerbestendige iso-
latie te voorzien.
WAARSCHUWING: Persoonlijk letsel bij opstelling van
de buiteneenheid op een niet geschikte ondergrond!
Een verkeerd opgestelde buiteneenheid kan omvallen
en persoonlijk letsel en materiële schade veroorzaken.
Stel de buiteneenheid op een stabiele, vlakke en
draagkrachtige ondergrond op.
Plaats de buiteneenheid niet op houten daken.
6 720 646 970-19.3ITL
a
b
OPMERKING: Materiële schade door vorst!
Wanneer het condens niet wegloopt, ontstaat schade
aan de buiteneenheid door bevriezing.
Een condensafvoer installeren of de als toebehoren
leverbare condensopvang met afvoer voor de buiten-
eenheid installeren.
6 720 646 970-21.2ITL
123