Installation Instructions

5 Montage en installatie
Logatherm – 6 720 806 593 (2013/05)
27
5.3 Leidingen voorinstalleren
5.3.1 Aansluiting op hybride manager voorbereiden
Lokale leidingen installeren. Respecteer daarvoor de instructies be-
treffende het opstellen van de systeemcomponenten
( hoofdstuk 5.2).
Met behulp van het meegeleverde montagesjabloon zes montagega-
ten in de muur boren [1].
Geschikte plug plaatsen.
Montageplaat van de hybride manager in de boorgaten in de muur
monteren [2].
Afb. 24 Montageplaat monteren
Leidingen van de condensatieketel en de cv-installatie op de monta-
geplaat monteren. Let op een correcte aansluiting ( afb. 25).
Plaats de leiding recht op de aansluiting.
Klemringkoppeling aantrekken.
Afb. 25 Montageplaat van de hybride manager
[1] Montageplaat
[2] Retour naar de cv-installatie (22 mm klemringkoppeling)
[3] Leiding naar de condensatieketel
(22 mm klemringkoppeling)
[4] Leiding van de condensatieketel
(22 mm klemringkoppeling)
[5] Aanvoer naar de cv-installatie (22 mm klemringkoppeling)
5.3.2 Bypassventiel monteren
Sluit het bypassventiel aan tussen de aanvoer en de retour van de
cv-installatie.
Bypassventiel in de doorstroomrichting van aanvoer naar retour mon-
teren. De doorstroomrichting is gemarkeerd op het bypassventiel met
een pijl.
Afb. 26 Bypassventiel in de doorstroomrichting monteren
[1] Aanvoer cv-installatie
[2] Retour cv-installatie
5.3.3 Bedieningseenheid Logamatic RC35 monteren
Alle inbouwinstructies voor Logamatic RC35 vindt u ook in de separate
installatiehandleiding Logamatic RC35.
5.4 Hybride manager monteren
Voorwaarden
Voordat kan worden begonnen met de montage van de hybride mana-
ger, moet aan de lokale voorwaarden zijn voldaan ( hoofdstuk 5.2,
vanaf pagina 24).
Waarborg, wanneer de hybride manager op een al bestaande cv-in-
stallatie wordt geïnstalleerd, dat de installatie voor het aansluiten van
de hybride manager wordt gespoeld en gereinigd
( hoofdstuk 5.1.1).
De vereiste minimale afstanden zijn aangehouden
( hoofdstuk 5.2.6).
De montageplaat is op de wand bevestigd en correct aangesloten
( hoofdstuk 5.3.1).
Het bypassventiel is correct gemonteerd ( hoofdstuk 5.3.2).
Verontreinigingen in het systeem kunnen de lucht-water-
warmtepomp beschadigen en het vermogen verminde-
ren.
Leidingen kunnen verticaal ten opzichte van of achter de
hybride manager worden geïnstalleerd.
6720803687-27.1Wo
1. 2.
6 720 646 970-13.2ITL
1
2
3
4
5
OPMERKING: Opstelling van de bufferboiler:
Zie de handleiding van de bufferboiler.
Houd voor de opstelling en positie van het bypassventiel
de instructies in deel 5.2.3 aan.
De bedieningseenheid Logamatic RC35 mag niet op de
voorkant van de condensatieketel worden geïnstalleerd
en mag nooit worden blootgesteld aan direct zonlicht.
De bedieningseenheid wordt aan de wand gemonteerd
en de elektrische aansluiting volgt direct via de hybride
regelmodule via een CANBUS-kabel.
12
6 720 646 970-14.2ITL