User Manual

Table Of Contents
156
d Veeg de twee invoerrollen (1) in de
machine af om stof te verwijderen.
e Plaats de papierlade weer in de
machine.
f Steek de stekker van het netsnoer van
de machine weer in het stopcontact.
Schakel de machine in.
Kalibreren C
De afdrukdichtheid van elke kleur hangt af
van de omgeving waarin de machine staat,
zoals de temperatuur en de vochtigheid. Met
kalibreren kunt u de kleurdichtheid
verbeteren.
a Druk op Menu, 4, 5.
b Druk op a of b om Calibreren te
selecteren.
c Druk op OK.
d Druk op 1 om Ja te selecteren.
e Druk op Stop/Exit.
U kunt de parameters voor kalibreren
terugzetten op de fabrieksinstelling.
a Druk op Menu, 4, 5.
b Druk op a of b voor Reset.
c Druk op OK.
d Druk op 1 om Ja te selecteren.
e Druk op Stop/Exit.
Opmerking
Als een foutmelding wordt weergegeven,
drukt u op Stop/Exit en probeert u het
opnieuw. Zie Fout- en
onderhoudsmeldingen op pagina 132
voor meer informatie.
Als u met de Windows
®
-printerdriver
afdrukt, moet u kalibreren via de
Windows
®
-printerdriver. Zie Het tabblad
Geavanceerd in de Softwarehandleiding
op de cd-rom.
Als u met de Macintosh-printerdriver
afdrukt, moet u kalibreren via de Status
Monitor. Zie Status Monitor in de
Softwarehandleiding op de cd-rom. Als de
Status Monitor is geopend, kiest u
Besturing / Kleurcalibratie via de
menubalk.
Automatisch registreren C
Registreren C
Als dichte kleurgedeeltes of afbeeldingen
rafelige randen in de kleuren cyaan, magenta
of geel bevatten, kunt u met de functie
automatisch registreren dit probleem
verhelpen.
a Druk op Menu, 4, 6, 1.
b Druk op 1 om te beginnen.
Druk op 2 om af te sluiten.
c Druk op Stop/Exit.
1