Installation Instructions
Table Of Contents
- SOFTWAREHANDLEIDING DCP-9010CN MFC-9120CN MFC-9320CW
- Handelsmerken
- Inhoudsopgave
- Windows®
- 1 Afdrukken
- De Brother-printerdriver gebruiken
- Een document afdrukken
- Duplex printen
- Gelijktijdig scannen, afdrukken en faxen
- Bedieningstoetsen voor de printer
- Status Monitor
- Instellingen van de printerdriver
- Functies in de Windows®-printerdriver
- Het tabblad Normaal
- Het tabblad Geavanceerd
- Tabblad Lade-instellingen
- Ondersteuning
- Functies in de BR-Script-printerdriver (met PostScript® 3™-taalemulatie)
- 2 Scannen
- Een document scannen met de TWAIN-driver
- Een document scannen met de WIA-driver (Windows® XP/Windows Vista®/Windows® 7)
- Een document scannen met de WIA-driver (Windows Photo Gallery en Windows Fax & Scan)
- ScanSoft™ PaperPort™ 11SE met OCR van NUANCE™ gebruiken
- Items bekijken
- Uw items in mappen rangschikken
- Snelkoppelingen naar andere toepassingen
- Met ScanSoft™ PaperPort™ 11SE met OCR kunt u beeldtekst converteren naar tekst die u kunt bewerken
- Items uit andere toepassingen importeren
- Items naar andere formaten exporteren
- ScanSoft™ PaperPort™ 11SE met OCR verwijderen
- 3 ControlCenter3
- 4 Remote Setup (alleen MFC-9120CN en MFC-9320CW)
- 5 Brother PC-FAX-software (alleen MFC-9120CN en MFC-9320CW)
- 6 Firewall-instellingen (voor netwerkgebruikers)
- 1 Afdrukken
- Apple Macintosh
- 7 Afdrukken en faxen
- Bedieningstoetsen voor de printer
- Status Monitor
- Functies in de printerdriver (Macintosh)
- De printerdriver voor Macintosh verwijderen
- Gebruik van de BR-Script3-printerdriver (met PostScript® 3™-taalemulatie)
- Functies in de BR-Script 3-printerdriver (met PostScript® 3™-taalemulatie)
- Een fax verzenden (alleen MFC-9120CN en MFC-9320CW)
- 8 Scannen
- 9 ControlCenter2
- 10 Remote Setup
- 7 Afdrukken en faxen
- De scantoets gebruiken
- 11 Scannen (voor gebruikers van een USB-kabel)
- 12 Netwerkscannen
- Voordat u netwerkscannen gebruikt
- De scantoets gebruiken
- Index
Netwerkscannen
205
12
De standaard-FTP-instellingen configureren 12
U kunt Passieve modus op Uit of Aan instellen afhankelijk van de configuratie van uw FTP-server en
netwerkfirewall. De standaardinstelling is Uit. U kunt ook het poortnummer voor toegang tot de FTP-server
wijzigen. Het standaardpoortnummer is 21. In de meeste gevallen kunt u deze twee instellingen aanhouden.
a Selecteer FTP in FTP/netwerkscaninstellingen op het tabblad FTP/netwerkscaninstellingen. Klik op
Indienen.
b Selecteer het te configureren profiel in FTP/netwerkscanprofiel.
c Typ de naam die u voor het profiel van de FTP-server wilt gebruiken. Deze naam wordt weergegeven
op het LCD-scherm van de machine en mag maximaal 15 tekens lang zijn.
d Host-adres staat voor de domeinnaam van de FTP-server. Voer het hostadres (bijvoorbeeld
ftp.voorbeeld.com; maximaal 60 tekens) of het IP-adres in (bijvoorbeeld 192.23.56.189).
e Typ de gebruikersnaam die bij de FTP-server voor de machine is geregistreerd (maximaal 32 tekens).
f Typ het wachtwoord voor toegang tot de FTP-server (maximaal 32 tekens).
g Geef op in welke map uw document op de FTP-server moet worden opgeslagen (bijvoorbeeld
/brother/abc/) (maximaal 60 tekens).
h Kies de bestandsnaam die u voor het gescande document wilt gebruiken. U hebt de keuze uit zeven
vooraf ingestelde en twee door de gebruiker gedefinieerde bestandsnamen. De bestandsnaam die voor
uw document wordt gebruikt, bestaat uit de door u geselecteerde bestandsnaam plus de laatste 6 cijfers
van de flatbed-/ADF-scannerteller, gevolgd door de bestandsextensie (bijvoorbeeld
Estimate098765.pdf). U kunt ook handmatig een bestandsnaam van maximaal 15 tekens typen.
i Selecteer de scankwaliteit in de vervolgkeuzelijst. U hebt de keuze uit Kleur 100, Kleur 200, Kleur 300,
Kleur 600, Z&W 200, Z&W 200x100, Grijs 100, Grijs 200 en Grijs 300.










