Network User's Guide

Table Of Contents
De machine configureren voor een netwerk
13
2
Hoe het IP-adres aan de afdrukserver wordt toegewezen: 2
Als u een DHCP/BOOTP/RARP-server in uw netwerk hebt (doorgaans een netwerk op basis van
UNIX
®
/Linux, Windows
®
2000/XP, Windows Vista
®
of Windows Server
®
2003/2008), zal de afdrukserver het
IP-adres automatisch via de DHCP-server ontvangen en de naam registreren bij een met RFC 1001 en 1002
compatibele dynamische naamservice.
Opmerking
Op kleinere netwerken kan de DHCP-server ook de router zijn.
Raadpleeg de volgende pagina's voor informatie over DHCP, BOOTP en RARP:
DHCP gebruiken voor het configureren van het IP-adres op pagina 207.
BOOTP gebruiken voor het configureren van het IP-adres op pagina 208.
RARP gebruiken voor het configureren van het IP-adres op pagina 209.
Als er geen DHCP/BOOTP/RARP-server beschikbaar is, zal het APIPA-protocol (Automatic Private IP
Addressing) automatisch een IP-adres toewijzen binnen het bereik 169.254.1.0 tot 169.254.254.255.
Raadpleeg APIPA gebruiken voor het configureren van het IP-adres op pagina 209 voor meer informatie over
APIPA.
Subnetmasker 2
Subnetmaskers beperken de netwerkcommunicatie.
Voorbeeld: computer 1 kan communiceren met computer 2
•Computer 1
IP-adres: 192.168. 1. 2
Subnetmasker: 255.255.255.000
•Computer 2
IP-adres: 192.168. 1. 3
Subnetmasker: 255.255.255.000
Opmerking
0 betekent dat er geen limiet bestaat voor communicatie op dit deel van het adres.
In het bovenstaande voorbeeld kunnen we communiceren met alle apparaten die een IP-adres hebben dat
begint met 192.168.1.x (x.x. staat voor een nummer tussen 0 en 255).