Network User's Guide

Table Of Contents
De machine configureren voor een netwerk
11
2
Hoe het IP-adres aan de afdrukserver wordt toegewezen: 2
Als u een DHCP/BOOTP/RARP-server in uw netwerk hebt (doorgaans een netwerk op basis van UNIX
®
/Linux,
Windows
®
2000/XP, Windows
Vista
®
of Windows
Server
®
2003),
zal de afdrukserver het IP-adres
automatisch via de DHCP-server ontvangen en de naam registreren bij een met RFC 1001 en 1002
compatibele dynamische naamservice
.
Opmerking
Op kleinere netwerken kan de DHCP-server de router zijn.
Raadpleeg DHCP gebruiken voor het configureren van het IP-adres op pagina 125, BOOTP gebruiken voor
het configureren van het IP-adres op pagina 126 en RARP gebruiken voor het configureren van het IP-adres
op pagina 127 voor meer informatie over DHCP, BOOTP en RARP.
Als er geen DHCP/BOOTP/RARP-server beschikbaar is, zal het APIPA-protocol automatisch een IP-adres
binnen het bereik 169.254.1.0 tot en met 169.254.254.255 toewijzen. Raadpleeg
APIPA gebruiken voor het
configureren van het IP-adres op pagina 127 voor meer informatie over APIPA.
Wanneer het APIPA-protocol is uitgeschakeld, is het IP-adres voor een afdrukserver van Brother
192.0.0.192. U kunt dit IP-adres echter gemakkelijk wijzigen, zodat het overeenkomt met de IP-
adresgegevens van uw netwerk. Raadpleeg
Het IP-adres en subnetmasker instellen op pagina 13 voor
informatie over het wijzigen van het IP-adres
.
Subnetmasker 2
Subnetmaskers beperken de netwerkcommunicatie.
Voorbeeld: computer 1 kan communiceren met computer 2
Computer 1
IP-adres: 192.168.1.2
Subnetmasker: 255.255.255.0
Computer 2
IP-adres: 192.168.1.3
Subnetmasker: 255.255.255.0
Opmerking
0 betekent dat er geen limiet bestaat voor communicatie op dit deel van het adres.
In het bovenstaande voorbeeld kunnen we communiceren met alle apparaten die een IP-adres hebben dat
begint met 192.168.1.x.
Gateway (en router) 2
Een gateway is een netwerkpunt dat fungeert als een ingang naar een ander netwerk en dat gegevens die via het
netwerk worden doorgegeven naar de juiste bestemming stuurt. De router weet waarheen gegevens die via de
gateway binnenkwamen, geleid moeten worden. Als een bestemming zich op een extern netwerk bevindt, geeft de
router gegevens aan het externe netwerk door. Wanneer uw netwerk met andere netwerken communiceert, zult u
wellicht ook het IP-adres van de gateway moeten configureren. Als u het IP-adres van de gateway niet kent, kunt
u dit bij uw netwerkbeheerder opvragen.