Network User's Guide

Table Of Contents
4 - 4
4
8
Nu moet u het eigenlijke IP-adres en de naam van de afdruk-/scanserver invoeren. Als u het
HOSTS-bestand op uw computer hebt bijgewerkt of een domeinnaamsysteem gebruikt, dan mag u hier
ook de DNS-naam van de afdruk-/scanserver invoeren. Aangezien de afdruk-/scanserver TCP/IP- en
NetBIOS-namen ondersteunt, mag u ook de NetBIOS-naam van de afdruk-/scanserver invoeren. De
NetBIOS-naam kunt u vinden door de netwerkconfiguratiepagina af te drukken. De toegewezen
NetBIOS-naam bestaat uit de eerste 15 tekens van de knooppuntnaam en standaard wordt deze
weergegeven als BRN_xxxxxx, waar xxxxxx de laatste zes cijfers van het Ethernetadres zijn.
Opmerking
De knooppuntnaam en de NetBIOS-naam staan op de netwerkconfiguratiepagina. Raadpleeg De
netwerkconfiguratiepagina afdrukken op pagina 3-7 voor informatie over het afdrukken van de
netwerkconfiguratiepagina.
Als u het apparaat in stap 8 hierboven met de zoekfunctie probeert te vinden, moet u de persoonlijke
firewallsoftware uitschakelen (indien gebruikt). Wanneer u zeker weet dat u kunt afdrukken, moet u
de persoonlijke firewall weer activeren.
9
Klik op OK. Wanneer daarom wordt gevraagd, moet u uw computer opnieuw opstarten.
Aan de printer koppelen
Gebruik nu de standaard printerinstallatieprocedure van Windows
®
om op uw Windows
®
-systeem een printer
te maken.
1
Klik op Start, selecteer Instellingen en ga naar Printers.
2
Dubbelklik op het pictogram Printer toevoegen om de wizard Printer toevoegen te activeren.
3
Selecteer Deze computer (niet Netwerkprinter) en klik op Volgende.
4
Selecteer de Brother LPR-poort (de poortnaam die u hebt toegewezen in stap 7 van het onderdeel dat
de installatie van Peer to Peer Print behandelt) en klik op Volgende.
5
Selecteer het gewenste printermodel. Als het gewenste model niet verschijnt, klikt u op Diskette en
plaatst u de cd-rom die bij de machine werd geleverd in het cd-rom-station.
6
Als de driver reeds bestaat, selecteert u Bestaand stuurprogramma houden (als de driver nog niet
bestaat, wordt deze stap overgeslagen), waarna u op Volgende klikt.
7
Geef zo nodig een printernaam op en selecteer Ja of Nee als deze printer de standaardprinter moet zijn
en klik op Volgende.
8
Indien gewenst, maakt u van deze printer een gedeelde printer (zodat andere gebruikers er toegang toe
hebben), en selecteert u de besturingssystemen die op de andere computers draaien. Klik op Volgende.
9
Selecteer Ja als antwoord op de vraag Wilt u een testpagina afdrukken?. Klik op Voltooien om de
installatie te voltooien. U kunt nu op deze printer afdrukken alsof het een lokale printer was.