Operation Manual
Algemene instellingen
23
3
Papierinstellingen 3
Papiersoort 3
Voor de beste afdrukkwaliteit dient u de
machine in te stellen op het type papier dat u
gebruikt.
a Druk op Menu.
b Druk op a of b om Standaardinst. te
kiezen.
Druk op OK.
c Druk op a of b om Papiersoort te
kiezen.
d Druk op d of c om Normaal Papier,
Inkjetpapier, Brother Fotopap.,
Ander fotopapier of
Transparanten te kiezen.
Druk op OK.
e Druk op Stop/Eindigen.
Opmerking
Het papier wordt met de bedrukte zijde
naar boven op de uitvoerlade aan de
voorkant van de machine uitgeworpen.
Als u transparanten of glanzend papier
gebruikt, dient u elk vel onmiddellijk te
verwijderen; dit om te voorkomen dat de
vellen aan elkaar plakken of een
papierstoring veroorzaken.
Papierformaat 3
U kunt vijf papierformaten voor het afdrukken
van uw kopieën gebruiken: Letter, Legal, A4,
A5 en 10 × 15 cm (4 × 6 in.). Voor het
afdrukken van faxen heeft u de keuze uit drie
formaten: Letter, Legal en A4. Wanneer u
een ander papierformaat in de machine laadt,
moet u ook de instelling voor het
Papierformaat veranderen, zodat uw
machine een binnenkomende fax op het blad
kan inpassen.
a Druk op Menu.
b Druk op a of b om Standaardinst. te
kiezen.
Druk op OK.
c Druk op a of b om Papierformaat te
kiezen.
d Druk op d of c om Letter, Legal, A4,
A5 of 10x15cm te kiezen.
Druk op OK.
e Druk op Stop/Eindigen.










