Operation Manual
122
Witte horizontale lijnen in tekst of
grafische afbeeldingen.
De printkop reinigen (Zie De printkop reinigen op pagina 141.)
Gebruik het aanbevolen type papier. (Zie Acceptabel papier en andere media
op pagina 12.)
Gebruik de fotopapierlade als u wilt afdrukken op papier met het formaat Foto L of
10 × 15 cm. (Zie Fotopapier laden op pagina 18.)
De machine print blanco pagina's. De printkop reinigen (Zie De printkop reinigen op pagina 141.)
Tekens en regels overlappen
elkaar.
De uitlijning controleren. (Zie De uitlijning controleren op pagina 143.)
Afgedrukte tekst of afbeeldingen
staan scheef.
Zorg ervoor dat het papier correct in de papierlade geplaatst is en dat de
papiergeleiders aan de zijkant goed staan afgesteld. (Zie Papier en andere media
laden op pagina 15.)
Controleer of de klep ter verwijdering van vastgelopen papier goed is
geïnstalleerd.
Er staat een vlek midden boven op
de afgedrukte pagina.
Controleer of het papier niet te dik is en niet krult. (Zie Acceptabel papier en
andere media op pagina 12.)
Op de afdruk staan vlekken of het
lijkt of de inkt vlekt.
Zorg dat u het aanbevolen type papier gebruikt. (Zie Acceptabel papier en andere
media op pagina 12.) Raak het papier pas aan als de inkt droog is.
Stel het juiste papiersoort in als u fotopapier gebruikt. Als u een foto afdrukt vanaf
de PC, stelt u Media type in op het tabblad Normaal van de printerdriver.
Er staan vlekken aan de achterkant
of onder aan de pagina.
Controleer of er geen inkt op de geleiderol zit. (Zie De geleiderol van de machine
reinigen op pagina 140.)
Zorg dat de papiersteunklep wordt gebruikt. (Zie Papier en andere media laden
op pagina 15.)
De machine drukt dichte lijnen af op
de pagina.
Schakel Omgekeerde volgorde in op het tabblad Normaal van de printerdriver.
De afdrukken zijn gekreukeld. Klik op het tabblad Normaal van de printerdriver op Instellingen en schakel
Printkop heen en weer uit.
Kan '2 op 1'- of '4 op 1'-afdrukken
niet uitvoeren.
Controleer of de instellingen voor het papierformaat in de toepassing en in de
printerdriver hetzelfde zijn.
Printsnelheid is te laag. Wijzig de instelling van de printerdriver. De hoogste resolutie heeft meer tijd nodig
om de gegevens te verwerken, te verzenden en te printen. Probeer de andere
kwaliteitsinstellingen in het tabblad Normaal van de printerdriver. Klik ook op
Instellingen en schakel Kleurverbetering uit.
Zet de optie Zonder marges uit. Printen zonder marges is langzamer dan normaal
printen. (Zie Afdrukken voor Windows
®
of Afdrukken en faxen voor Macintosh
®
in
de softwarehandleiding op de CD-ROM.)
Kleurverbetering werkt niet goed. Als de beeldgegevens in uw toepassing niet in kleurendruk zijn (zoals 256
kleuren), dan werkt Kleurverbetering niet. Gebruik voor de functie
Kleurverbetering minstens 24-bits kleurgegevens.
Fotopapier wordt niet goed
ingevoerd.
Wanneer u op Brother-fotopapier afdrukt, plaats dan eerst het instructieblad dat
met het fotopapier wordt geleverd in de papierlade, en plaats vervolgens het
fotopapier boven op het instructieblad.
Maak de invoerrol voor het papier schoon. (Zie De invoerrol voor papier reinigen
op pagina 141.)
Afdrukken (Vervolg)
Probleem Suggesties










