Network User's Guide

Table Of Contents
De machine configureren voor een netwerk met een Ethernetkabelverbinding
2 - 2
2
Hoe het IP-adres aan de afdrukserver wordt toegewezen:
Als u een DHCP/BOOTP/RARP-server in uw netwerk hebt (doorgaans een netwerk met UNIX
®
/Linux of
Windows
®
2000/XP), zal de afdrukserver zijn IP-adres automatisch bij de DHCP-server opvragen.
Opmerking
In kleinere netwerken kan de DHCP-server de router zijn.
Raadpleeg zie DHCP gebruiken voor het configureren van het IP-adres op pagina A-1, BOOTP gebruiken
voor het configureren van het IP-adres op pagina A-1 en RARP gebruiken voor het configureren van het
IP-adres op pagina A-2 voor meer informatie over DHCP, BOOTP en RARP.
Als er geen DHCP/BOOTP/RARP-server beschikbaar is, zal het APIPA-protocol automatisch een IP-adres
binnen het bereik 169.254.1.0 tot en met 169.254.254.255 toewijzen. Raadpleeg zie APIPA gebruiken voor
het configureren van het IP-adres op pagina A-3 voor meer informatie over APIPA.
Wanneer het APIPA-protocol is uitgeschakeld, is het standaard-IP-adres voor een afdrukserver van Brother
192.0.0.192. U kunt dit IP-adres echter gemakkelijk wijzigen, zodat het overeenkomt met de
IP-adresgegevens van uw netwerk (zie Het IP-adres en subnetmasker instellen op pagina 2-3 voor informatie
over het wijzigen van het IP-adres).
Subnetmasker
Subnetmaskers beperken de netwerkcommunicatie.
Bijvoorbeeld: pc1 kan communiceren met pc2
IP-adres pc1: 192.168.1.2
Subnetmasker: 255.255.255.0
IP-adres pc2: 192.168.1.3
Subnetmasker: 255.255.255.0
Opmerking
0 betekent dat er geen limiet bestaat voor communicatie op dit deel van het adres.
In het bovenstaande voorbeeld kunnen we communiceren met alle apparaten die een IP-adres hebben dat
begint met 192.168.1.X