Network User's Guide

Table Of Contents
Appendix A
A - 4
A
Opmerking
Om de opdracht arp -s te kunnen gebruiken, dient u zich op hetzelfde Ethernetsegment bevinden (met andere
woorden, er mag zich geen router bevinden tussen de afdrukserver en het besturingssysteem).
Als er wel een router wordt gebruikt, kunt u BOOTP of een andere methode gebruiken die in dit hoofdstuk
wordt beschreven om het IP-adres in te voeren.
Als uw beheerder heeft geconfigureerd dat het systeem IP-adressen verstrekt met gebruikmaking van
BOOTP, DHCP of RARP, kan de afdrukserver van Brother een IP-adres van een van deze systemen
ontvangen. In dat geval hoeft u de opdracht ARP niet te gebruiken. De opdracht ARP werkt slechts één keer.
Nadat u de opdracht ARP hebt gebruikt om het IP-adres van de Brother afdrukserver te configureren, kunt u
de opdracht om veiligheidsredenen niet meer gebruiken om dat adres te wijzigen. De afdrukserver zal alle
pogingen tot wijziging van het IP-adres negeren. Als u het IP-adres weer wilt wijzigen, dient u uw webbrowser
of TELNET (met de opdracht SET IP ADDRESS) te gebruiken of moet u de afdrukserver terugstellen op de
standaardinstellingen (waarna u de opdracht ARP weer kunt gebruiken).
Om de afdrukserver te configureren en de verbinding te controleren, dient u de opdracht ping ipaddress
in te voeren waarbij ipaddress het IP-adres van de afdrukserver is. Bijvoorbeeld: ping 192.189.207.2.
TELNET-console gebruiken voor het configureren van het IP-adres
U kunt ook de opdracht TELNET gebruiken om het IP-adres te wijzigen.
TELNET biedt een doeltreffende methode om het IP-adres van de machine te wijzigen. Er moet echter wel
een geldig IP-adres in de afdrukserver zijn geprogrammeerd.
Typ TELNET ipadres op de opdrachtregel, waarbij ipadres het IP-adres van de afdrukserver is. Wanneer er
een verbinding tot stand is gebracht, drukt u op Return of Enter om de prompt “#” te openen.
U wordt gevraagd om een gebruikersnaam. Voer bij deze prompt een willekeurige naam in.
Nu verschijnt de prompt Local>. Typ SET IP ADDRESS ipadres waarbij ipadres het IP-adres is dat u
aan de afdrukserver wilt toewijzen (vraag uw netwerkbeheerder welk IP-adres u kunt gebruiken).
Bijvoorbeeld:
Local> SET IP ADDRESS 192.168.1.3
Stel het subnetmasker in door SET IP SUBNET subnetmasker waarbijsubnetmasker het subnetmasker
is dat u aan de afdrukserver wilt toewijzen (vraag uw netwerkbeheerder welk subnetmasker u kunt
gebruiken). Bijvoorbeeld:
Local> SET IP SUBNET 255.255.255.0
Als u geen subnetten gebruikt, moet u een van de onderstaande subnetmaskers gebruiken:
255.0.0.0 voor klasse A netwerken
255.255.0.0 voor klasse B netwerken
255.255.255.0 voor klasse C netwerken