Network User's Guide

Table Of Contents
2 - 4 TCP/IP CONFIGUREREN
NC9100h_FM6.0
TCP/IP-informatie automatisch
toewijzen (geavanceerd)
DHCP gebruiken voor het configureren van het IP-adres
Dynamic Host Configuration Protocol (DHCP) is een van de
geautomatiseerde mechanismen die gebruikt worden voor het
toewijzen van een IP-adres. Als u een DHCP-server in uw netwerk
hebt (doorgaans een Unix/Linux- of Windows
®
2000/XP-netwerk),
zal de afdruk-/scanserver het IP-adres automatisch via de DHCP-
server ontvangen en de naam registreren bij een met RFC 1001 en
1002 compatibele dynamische naamservice.
APIPA gebruiken voor het configureren van het IP-adres
Met Automatic Private IP Addressing (APIPA) zullen DHCP-clients
automatisch een IP-adres en subnetmasker configureren als er geen
DHCP-server beschikbaar is. Het apparaat kiest een eigen IP-adres
van 169.254.1.0 t/m 169.254.254.255. Het subnetmasker wordt
automatisch ingesteld op 255.255.0.0 en het gateway-adres wordt
ingesteld op 0.0.0.0.
Standaard is het APIPA-protocol ingeschakeld.
Als u de afdruk-/scanserver niet via DHCP, BOOTP of RARP
wilt configureren, dient u de BOOT METHOD in te stellen op
statisch, zodat de afdruk-/scanserver een statisch IP-adres
heeft. Zo wordt voorkomen dat de afdruk-/scanserver probeert
om een IP-adres van een van deze systemen te krijgen. U kunt
de BOOT METHOD wijzigen via het bedieningspaneel van de
machine of via BRAdmin Professional.
Raadpleeg pagina 3-14 voor informatie over het uitschakelen
van APIPA.