Operation Manual

36
7
Werking als telefoon 7
U kunt telefoneren met een tweede of externe
telefoon door nummers handmatig te kiezen
of door middel van snelkiesnummers.
Toon of puls 7
Als een externe telefoon hebt en een
pulsservice heeft, maar toonsignalen moet
verzenden (bijvoorbeeld voor telebankieren),
gaat u als volgt te werk:
a Neem de hoorn van het externe toestel
op.
b Druk op # op het bedieningspaneel van
uw machine. Alle cijfers die hierna
worden gekozen, worden verzonden als
toonsignalen.
Wanneer u de hoorn op de haak legt,
keert de machine terug naar de
pulsservice.
Fax/Telefoon-stand 7
Als de machine in de modus Fax/Telefoon
staat, wordt het dubbele belsignaal gebruikt
om aan te geven dat het een normaal
telefoontje betreft.
Als u zich bij een extern toestel bevindt,
neemt u de hoorn van het externe toestel op,
en drukt u op Telefoon/Intern om te
antwoorden.
Als u zich bij een tweede toestel bevindt,
moet u de hoorn tijdens het overgaan van het
dubbele signaal opnemen en vervolgens op
#51 drukken tussen de twee dubbele
belsignalen. Als er niemand aan het toestel is
of wanneer iemand u een fax wil zenden,
stuurt u de oproep terug naar de machine
door op l 51 te drukken.
Telefoondiensten 7
Het type telefoonlijn instellen 7
Als u de machine aansluit op een lijn met PBX
of ISDN voor het verzenden en ontvangen
van faxen, moet u het type telefoonlijn
dienovereenkomstig wijzigen aan de hand
van de volgende stappen.
a Druk op Menu, 0, 6.
0.Stand.instel.
6.Tel lijn inst
b Druk op a of b om PBX of ISDN (of
Normaal) te kiezen.
Druk op OK.
c Druk op Stop/Eindigen.
Telefoontoestellen en externe
apparaten
7