Installation Instructions
24 Allure 10e druk juni 2009
Hoofdstuk 5 Installeren
5.7.4 Aansluiten koeling
Wanneer het Allure toestel wordt voorzien van koeling moeten
de stuurdraden voor de condensingunit worden aangesloten
op nr.1 en nr.2 van de 20-polige connector van de schakel-
kast (zie paragraaf 10.9). Er wordt uitgebreider ingegaan op de
Allure-serie met koeling in het installatievoorschrift Allure met
koeling.
De installateur moet wel het koelrelais in de voorgemon-
teerde relaisvoet in de schakelkast plaatsen.
Voor de koeling kan een aparte luchthoeveelheid worden inge-
steld (zie paragraaf 6.3).
5.7.5 Extra temperatuurvoeler
De mogelijkheid bestaat om een extra temperatuurvoeler aan
te sluiten om bijvoorbeeld de buitentemperatuur te meten (zie
paragraaf 10.7). Deze temperatuur kan op de ruimtethermos-
taat worden afgelezen door tweemaal op de ‘i’ te drukken.
Een buitenvoelerset is leverbaar onder artikelcode 510345.
Een buitenvoeler kan ook benut worden om het Allure-toestel
te laten moduleren in combinatie met een aan/uit thermostaat
(zie paragraaf 4.4).
5.7.6 Alarm
Bij een vergrendelende storing wordt een extern contact geslo-
ten van de besturingsunit. Dit extern contact is aan te sluiten
via aansluiting nr.13 en nr.14 van de 20-polige connector op de
schakelkast. (Zie paragraaf 10.4).
5.7.7 Koppelen meerdere toestellen
5.7.8 Comfort-zone regeling
In het geval van een zone regeling wordt gebruik gemaakt
van de thermostaat ingang op de schakelkast (zie paragraaf
10.11).
De door Brink geleverde comfort-zone regeling kan hierop wor-
den aangesloten. De werking van het toestel is hetzelfde als bij
de regeling met de aan/uit thermostaat.
Meerdere Allure toestellen (maximaal 4 stuks) kunnen tege-
lijk vanaf 1 modulerende thermostaat aangestuurd worden en
daarbij het volledig modulerende vermogensbereik behouden.
De modulerende thermostaat wordt daarbij op de gebruikelijke
wijze op één van de Allure toestellen aangesloten. Dit Allure
toestel fungeert als ‘master’ en wordt als zodanig gemarkeerd
in het instelprogramma.
Alle toestellen branden bij warmtevraag op hetzelfde percen-
tage van het vermogen en moduleren gelijk op en af.
Ook de instellingen voor koelen en ventileren wordt doorgege-
ven van het ‘master’ toestel aan de andere Allure ‘slave’ toe-
stellen.
Het is van belang dat de ‘slave’ toestellen van hetzelfde toestel
type zijn als het ‘master’ toestel.
Een Allure B-16 HR(D) kan dus niet samenwerken in ge-
koppelde uitvoering met een B-25 HR(D) of een B-40 HR(D)
en een B-25 HR(D) kan niet samenwerken met een B-16
HR(D) of een B-40 HR(D)!
Wijze van koppelen
Voor het koppelen van Allure toestellen moet de BIC906 au-
tomaat in elk toestel worden voorzien van een opzetprintje
(Brink artikelcode 531409).
Plaats dit opzetprintje op positie X11 bij de BIC 906 automaat.
De bedrading in de schakelkast van de Allure toestellen is al
voorbereid op dit opzetprintje en een 2-polige steker aan een
‘twisted pair’ kabel in de bedrading kan direct op het opzetprint-
je worden gestoken; zie bedradingsschema paragraaf 10.1.
De te koppelen toestellen worden onderling verbonden via een
2-aderige kabel (of 2 losse draden) die op de 20-polige con-
nector in de schakelkast wordt aangesloten; van de uitgang
op de 20-polige connector van de ‘master’ naar de ingang van
‘slave 1’, van de uitgang van ‘slave 1’ naar de ingang van ‘slave
2’ enzovoort.
Let hierbij op de polariteit van de kabels; de nrs. 17 en 19 van
de 20-polige connector van de aangesloten toestellen moeten
met elkaar worden doorverbonden en de nrs. 18 en 20 (zie
bedradingsschema koppelen par. 10.10)).
Belangrijk is ook dat alle gekoppelde toestellen op dezelf-
de ‘aarde’ zijn aangesloten.
Daartoe kan het beste een separate aarde-draad worden door-
verbonden van schakelkast naar schakelkast. Op de schakel-
kast in de Allure toestellen is daarvoor een extra faston-aan-
sluiting beschikbaar op de metalen behuizing.
Voor het aansluiten zie schema paragraaf 10.10 en de handlei-
ding “Modulerend koppelen” van serviceset 531409.