Installation Instructions

Allure 10e druk juni 2009 23
Installeren Hoofdstuk 5
5.7.3 Aansluiten en plaatsen temperatuurvoeler
Voor het optimaal functioneren van de elektronische regelin-
gen in het Allure toestel is het belangrijk dat de temperatuur-
voeler op de juiste plaats in het luchtkanaal gemonteerd is. De
temperatuurvoeler moet op een plek in het hoofduitblaaska-
naal - luchtkanaal naar het vertrek waar de ruimtethermostaat
hangt geplaatst zijn, waar de uitblaastemperatuur betrouwbaar
kan worden gemeten. Bij goed geïsoleerde luchtkanalen moet
de met de temperatuurvoeler gemeten uitblaastemperatuur on-
geveer gelijk zijn aan de luchttemperatuur uit de roosters. De
temperatuur in het toestel gemeten met de maximaalbeveili-
ging zal daarbij wat hoger liggen. In de warmeluchtverdeelkast
is er geen homogene verdeling van de uitblaasluchttempera-
tuur. Als de temperatuurvoeler te dicht bij of te ver weg van het
toestel is geplaatst, zal het dus moeilijk zijn een juiste lucht-
temperatuur in de kanalen te meten.
Temperatuurvoeler te dicht bij het toestel geplaatst.
Als de temperatuurvoeler te dicht bij het toestel is ge-
plaatst kan zowel een te hoge als een te lage temperatuur
worden gemeten. Wordt met de temperatuurvoeler een te
lage temperatuur gemeten, dan zal de systeemventilator
nooit de maximum ingestelde luchthoeveelheid halen,
waardoor de lucht uit de roosters een te hoge temperatuur
heeft. Ook kan het toestel door oververhitting regelmatig
de maximaalbeveiliging aanspreken met een vergrende-
lende storing tot gevolg. Wordt met de temperatuurvoeler
een te hoge temperatuur gemeten, dan zal de temperatuur
van de lucht uit de roosters lager zijn dan berekend en
de aanwarmtijd wordt aanzienlijk verlengd. Tevens zal het
toestel vaak aan en uit schakelen.
Temperatuurvoeler te ver van het toestel geplaatst.
Als de temperatuurvoeler te ver van het toestel wordt ge-
plaatst, zal het te lang duren voordat de systeemventilator
gaat reageren op de veranderende uitblaastemperatuur
van het toestel. Hierdoor kan oververhitting in het toestel
optreden en wordt de maximaalbeveiliging aangesproken.
De exacte positie van de temperatuurvoeler hangt echter af
YDQGH VSHFL¿HNH LQERXZPRJHOLMNKHGHQ LQ KHW KRRIGXLWEODDV-
kanaal en zal ter plaatse bepaald moeten worden.
,QGLHQHHQNRHOVHWZRUGWJHEUXLNWPRHWELMHHQ'RZQÀRZNRHO-
blok de luchttemperatuurvoeler aan de uitblaaszijde na het
NRHOEORNZRUGHQJHSODDWVW%LMHHQ8SÀRZNRHOEORNLVGHOXFKW-
voeler al in het koelblok geplaatst; de luchttemperatuurvoeler
hoeft alleen nog maar met behulp van de bij de luchtverwarmer
meegeleverde kabel te worden aangesloten op de schakelkast
in de Allure luchtverwarmer.
A = Upflow luchtverwarmer
B = Warme luchtkast
C = Positie temperatuurvoeler
D = Downflow luchtverwarmer
4313-A
Figuur 18: Inbouwpositie temperatuurvoeler bij een Allure toestel.
±5 cm
±10 cm
±5 cm
±10 cm
Montage:
De temperatuurvoeler en de bijbehorende kabel worden los bij
het toestel meegeleverd. Verwijder de blinde tule uit het zijpa-
neel van het toestel en voer de kabel op de gewenste plaats
(zie paragraaf 5.4) door de mantel van het toestel. Monteer
de tule van de kabel. Plaats de steker in de connector van de
VFKDNHONDVW]LH¿JXXUHQVOXLWGHNDEHODDQRSGHWHPSHUD-
tuurvoeler. Maak een gat van 7 mm in het hoofduitblaaskanaal
voor montage van de temperatuurvoeler en zet deze daarna
met vast met behulp van 2 parkers.
Indien de kabel van de temperatuurvoeler te kort is, kan deze
worden verlengd. Als de temperatuurvoeler geen goed contact
maakt of niet is aangesloten, zal het toestel in een vergrende-
lende storing “F 03” staan.
4166-A
Figuur 19: Aansluiten temperatuurvoeler
B = Schakelkast
D = Connector temperatuurvoeler