Installation Instructions

22 Allure Rev. F juni 2013
Hoofdstuk 5 Installeren
5.7.3 Aansluiten en plaatsen temperatuurvoeler (T3)
Voor het optimaal functioneren van de elektronische regelingen
in het Allure toestel is het belangrijk dat de temperatuurvoeler
op de juiste plaats in het luchtkanaal gemonteerd is. De tem-
peratuurvoeler moet op een plek in het hoofduitblaaskanaal/
luchtkanaal naar het vertrek waar de ruimtethermostaat hangt
geplaatst zijn, waar de uitblaastemperatuur betrouwbaar kan
worden gemeten. Bij goed geïsoleerde luchtkanalen moet de
met de temperatuurvoeler gemeten uitblaastemperatuur on-
geveer gelijk zijn aan de luchttemperatuur uit de roosters. De
temperatuur in het toestel gemeten met de maximaalbeveili-
ging zal daarbij wat hoger liggen. In de warmeluchtverdeelkast
is er geen homogene verdeling van de uitblaasluchttempera-
tuur. Als de temperatuurvoeler te dicht bij of te ver weg van het
toestel is geplaatst, zal het dus moeilijk zijn een juiste lucht-
temperatuur in de kanalen te meten.
 Temperatuurvoeler te dicht bij het toestel geplaatst.
Als de temperatuurvoeler te dicht bij het toestel is ge-
plaatst kan zowel een te hoge als een te lage temperatuur
worden gemeten. Wordt met de temperatuurvoeler een te
lage temperatuur gemeten, dan zal de systeemventilator
nooit de maximum ingestelde luchthoeveelheid halen,
waardoor de lucht uit de roosters een te hoge temperatuur
heeft. Ook kan het toestel door oververhitting regelmatig
de maximaalbeveiliging aanspreken met een vergrende-
lende storing tot gevolg. Wordt met de temperatuurvoeler
een te hoge temperatuur gemeten, dan zal de temperatuur
van de lucht uit de roosters lager zijn dan berekend en
de aanwarmtijd wordt aanzienlijk verlengd. Tevens zal het
toestel vaak aan en uit schakelen.
 Temperatuurvoeler te ver van het toestel geplaatst.
Als de temperatuurvoeler te ver van het toestel wordt ge-
plaatst, zal het te lang duren voordat de systeemventilator
gaat reageren op de veranderende uitblaastemperatuur
van het toestel. Hierdoor kan oververhitting in het toestel
optreden en wordt de maximaalbeveiliging aangesproken.
De exacte positie van de temperatuurvoeler hangt echter af
YDQGH VSHFL¿HNH LQERXZPRJHOLMNKHGHQ LQ KHWKRRIGXLWEODDV-
kanaal en zal ter plaatse bepaald moeten worden.
,QGLHQHHQNRHOVHWZRUGWJHEUXLNWPRHWELMHHQ'RZQÀRZNRHO-
blok de luchttemperatuurvoeler aan de uitblaaszijde na het
NRHOEORNZRUGHQJHSODDWVW%LMHHQ8SÀRZNRHOEORNLVGHOXFKW-
voeler al in het koelblok geplaatst; de luchttemperatuurvoeler
hoeft alleen nog maar met behulp van de bij de luchtverwarmer
meegeleverde kabel te worden aangesloten op de schakelkast
in de Allure luchtverwarmer.
$ = 8pIloZ luchtYerZarmer
% = Warme luchtNaVt
& = 3oVLtLe temperatuurYoeler
' = 'oZQIloZ luchtYerZarmer
Inbouwpositie temperatuurvoeler bij een Allure toestel.
±5 cm
±10 cm
±5 cm
±10 cm
Montage:
De temperatuurvoeler en de bijbehorende kabel wor-
den los bij het toestel meegeleverd. Verwijder de blinde
tule uit het zijpaneel van het toestel en voer de kabel
op de gewenste plaats (zie § 5.4.1) door de mantel van
het toestel. Monteer de tule van de kabel. Sluit de kabel
van de temperatuurvoeler aan op aansluiting nr. 9 en nr.
10 van de (losneembare) stekker X4 op besturingsprint.
Montage van de temperatuurvoeler T3: Maak een gat
van 7 mm in en zet de temperatuurvoeler T3 daarna
vast met behulp van 2 parkers.
Indien de kabel van de temperatuurvoeler te kort is, kan
deze worden verlengd. Als de temperatuurvoeler geen
goed contact maakt of niet is aangesloten, zal het toe-
stel in een vergrendelende storing “F 03” staan.
Aansluiten temperatuurvoeler
Aansluiting BIC-907
X4-9 (GND) en X4-10
Temperatuurvoeler T3