Installation Instructions

8 Allure Rev. F juni 2013
Hoofdstuk 4 Werking
Het is ook mogelijk dat een Allure toestel wordt uitgerust voor
koeling. Daarvoor moet een Allure koelblok in het luchtsysteem
worden geplaatst en een condensingunit worden aangesloten
op het koelblok.
Op de ruimtethermostaat kan de koeling worden ingeschakeld
m.b.v. de linker instelknop. Draai hiervoor de instelknop door
naar stand “ 7 “. De gewenste temperatuur word ingesteld
m.b.v. temperatuurkeuzeknop op de ruimtethermostaat.
Is de omgevingstemperatuur hoger dan de ingestelde tempe-
ratuur, dan zal bij het inschakelen van de koeling de systeem-
ventilator op de ingestelde waarde voor koeling (stap nr. 4 in
het instelprogramma; zie hoofdstuk 12) gaan draaien. De con-
densingunit zal vanaf de besturingsunit van het Allure toestel
worden ingeschakeld en de uitblaastemperatuur van het toe-
stel zal dalen.
Als de omgevingstemperatuur lager wordt dan de ingestelde
temperatuur op de ruimtethermostaat, schakelt de koeling au-
tomatisch af. De systeemventilator blijft hierna weer draaien op
minimale luchthoeveelheid (stapnr. 2 in het instelprogramma).
Let op:
,QGLeQ het $llure toeVtel LQJeVtelG LV alV EuLteQluchtSro
Jramma oS het GLVSla\ YaQ het $llure toeVtel Vtaat teNVt
µ3R[¶ GaQ NaQ Ge ZerNLQJ YaQ Ge V\VteemYeQtLlator aI
ZLMNeQG ]LMQ YaQ Z
at hLerEoYeQ LV EeVchreYeQ ]Le Yoor
Ge]e aIZLMNeQGe VLtuatLe
,QGLeQ eeQ YeQtLlatLeVchaNelaar ZorGt aaQJeVloteQ oS Ge
12SolLJe LQVtallateurV coQQector YaQ het $llure toeVtel
NaQ Ge VLtuatLe Ya
Q Ge V\VteemYeQtLlator aIZLMNeQG ]LMQ
toY Zat hLer ZorGt EeVchreYeQ ]Le
Bij de Allure toestellen is het mogelijk om met de toegepaste
condensingunits naast koelen ook te verwarmen.
Af fabriek is de besturingsunit van het Allure toestel al ingesteld
om te kunnen verwarmen met de condensingunit.
Er wordt uitgebreider ingegaan op de Allure-serie met koeling
in het installatievoorschrift Allure met koeling.
Positie linker instelknop op Brink eBus klokthermostaat
1)
1
Ventilatiestand uit
- Systeemventilator geregeld door temperatuurvoeler; bij geen warmtevraag staat de systeemventilator stil.
Brander modulerend volgens warmtevraag ruimtethermostaat.
2
Comfortstand
-
Systeemventilator geregeld door temperatuurvoeler; bij geen warmtevraag systeemventilator continu op
minimum luchthoeveelheid (stap nr. 2 in instelprogramma).
Brander modulerend volgens warmtevraag ruimtethermostaat.
3
Verhoogde ventilatiestand
-
Systeemventilator continu op maximaal ingestelde luchthoeveelheid (stap nr. 3 in instelprogramma).
Brander modulerend volgens warmtevraag ruimtethermostaat.
7
Koeling aan
- Bij koelvraag draait systeemventilator continu op stand koelen (stap nr. 4 instelprogramma); bij geen
koelvraag draait systeemventilator op minimum luchthoeveelheid (stap nr. 2 in instelprogramma) of afhanke-
lijk van de stand van de eventueel aangesloten ventilatieschakelaar (zie § 5.7.7).
De brander kan nooit inkomen wanneer de linker instelknop op stand koelen staat.
1)
Is het toestel door de installateur als buitenluchttoestel ingesteld (zie ook § 7.8), dan is de werking van de linker instelknop
voor de systeemventilatorsituatie afwijkend t.o.v. wat beschreven is in bovenstaande tabel.
$ = /LQNer LQVtelNQoS NoelLQJ
% = ,QGLcatLe ³NoelLQJ aaQ´
& = Rechter LQVtelNQoS
Instelknop stand koeling op modulerende eBus klokhermostaat
A
B
Koeling keuzeknop op ruimtethermostaat
C