Operation Manual

6 720 611 252 NL (02.10)
6
Installatie
2 Installatie
2.1 Voorschriften
Neem voor de inbouw en het gebruik de geldende voor-
schriften, richtlijnen en normen in acht:
GAVO NEN 1078
•NEN 1010
AVWI NEN 1006
•NEN 3028
•NEN 2757
en plaatselijke voorschriften.
2.2 Transport
B Zet de voorraadtank bij het transport niet hard neer.
B Neem de voorraadtank pas op de opstellingsplaats
uit de verpakking.
2.3 Opstellingsplaats
Bij opstelling van de voorraadtank in een vochtige
ruimte:
B Zet de voorraadtank op een verhoging.
2.4 Montage
2.4.1 Waterzijdige aansluiting
B Monteer het toebehoren nr.823 met de meegele-
verde systeempomp, leidingen en veiligheidsgroep
volgens de geldende voorschriften tussen gaswand-
ketel en voorraadtank volgens de installatiehandlei-
ding.
Wanneer de rustdruk van de installatie groter is dan
80% van de aanspreekdruk van het veiligheidsventiel:
B Schakel het drukreduceerventiel toebehoren nr. 618
of nr. 620 voor.
2.4.2 Circulatie
B Schakel de circulatie in verband met afkoelingsverlie-
zen slechts voor korte tijd niet langer dan 15 minuten
in (bijvoorbeeld 's ochtends, 's middags en 's
avonds).
Voorzichtig: beschadiging door over-
druk!
B Sluit de ontlastopening van het veilig-
heidsventiel niet af.
i
Een expansievat voor sanitair water kan
niet worden ingebouwd.
i
Wanneer de inhoud van de warm en circu-
latieleiding meer als 5 liter bedraagt:
B De circulatie over een aparte circulatie-
pomp (20) aansluiten (Aparte circulatie
aansluiting ZL2).
i
Een gelijktijdige circulatie over ZL1 en
ZL2 is niet mogelijk.