Operation Manual

Het controlelampje brandt.
Wordt dit waarschuwings-
signaal weergegeven, dan
is de boordnetspanning laag. Zo
nodig werd de extra verstralers
tijdelijk uitgeschakeld.
Toets 1 opnieuw bedienen,
om de extra verstralers uit te
schakelen.
Op- en afstapverlichting
bedienen
met op- en afstapverlichting
OA
Contact inschakelen.
Menu Instellingen
oproepen en vervolgens
menupunt Voertuig-
Vloerlicht selecteren.
Aan: op- en afstapverlichting
wordt na het uitschakelen van
het contact korte tijd ingescha-
keld.
Uit: op- en afstapverlichting
wordt na het uitschakelen van
het contact niet ingeschakeld.
met centrale vergrendeling
OA
Werd de op- en afstapverlich-
ting zoals hierboven beschre-
ven uitgeschakeld, dan wordt
deze door het ontgrendelen
van de centrale vergrendeling
weer ingeschakeld.
Richtingaanwijzers
Richtingaanwijzer
bedienen
Contact inschakelen.
Na circa 10 seconden
rijden of een afstand
van circa 300 m worden de
richtingaanwijzers automatisch
uitgeschakeld.
Toets 1 naar links drukken, om
de richtingaanwijzer links in te
schakelen.
Toets 1 naar rechts drukken,
om de richtingaanwijzer rechts
in te schakelen.
4
54
z
Bediening