Operation Manual
De weergave wordt na korte
tijd automatisch weer verbor-
gen.
Rijwielgedeelte instellen
Motor starten.
Toets 1 eenmaal bedienen om
de actuele instellingen te laten
weergeven.
Om de demping in te stellen
toets 1 met een korte toetsbe-
diening zo vaak bedienen, tot
de gewenste afstelling wordt
weergegeven.
De demping kan tijdens het
rijden worden ingesteld.
Om de belading in te stellen
toets 1 met een lange toetsbe-
diening zo vaak bedienen, tot
de gewenste afstelling wordt
weergegeven.
De beladingstoestand kan
niet tijdens de rit worden
ingesteld.
Als toets 1 langere tijd niet
wordt bediend, dan worden
demping en belading ingesteld
zoals ze worden weergegeven.
Vervolgens wordt de ESA-
weergave automatisch uitge-
schakeld.
Banden
Bandenspanning
controleren
Onjuiste bandenspanning
verslechtert de rijeigen-
schappen van de motorfiets en
reduceert de levensduur van de
banden.
Zorg voor een correcte
bandenspanning.
Een radiaal geplaatst ven-
tiel heeft de neiging om bij
hoge snelheden door de centrifu-
gaalkracht vanzelf open te gaan.
Om een plotseling bandenspan-
ningsverlies te voorkomen, ven-
tieldopjes met rubberafdich-
ting gebruiken en deze goed
aandraaien.
De motorfiets neerzetten en
erop letten dat de ondergrond
vlak en stevig is.
De bandenspanning aan de
hand van de volgende gege-
vens controleren.
Bandenspanning voor
2,5 bar (Bij koude band)
4
55
z
Gebruik