Operation Manual

Niet-optimale instellingen
van de veervoorspanning
en demping verslechteren het
rijgedrag van uw motorfiets.
Demping aan de veervoorspan-
ning aanpassen.
Het instellen van de veer-
voorspanning tijdens het
rijden kan tot ongevallen leiden.
De veervoorspanning alleen
instellen als de motorfiets
stilstaat.
Om de veervoorspanning
te verhogen, stelknop 1 in
de richting van de pijl HIGH
draaien.
Om de veervoorspanning te
verlagen, stelknop 1 in de rich-
ting van de pijl LOW draaien.
Basisinstelling veervoor-
spanning achter
zonder Electronic Suspen-
sion Adjustment (ESA II)
SU
De stelknop tot de aanslag
in de richting van pijl LOW
en vervolgens 13 klikken
in de richting van pijl HIGH
draaien (Volle tank, met be-
rijder 85 kg)
Demping
Instelling
De demping moet aan de veer-
voorspanning en de wegomstan-
digheden worden aangepast.
Een oneffen wegdek vereist
een soepelere demping dan
een effen wegdek.
Een verhoging van de veer-
voorspanning vereist een stug-
gere demping, een verlaging
van de veervoorspanning een
zachtere demping.
Demping achterwiel
instellen
De motorfiets neerzetten en
erop letten dat de ondergrond
vlak en stevig is.
Demping met boordgereed-
schap via de stelbout 1 instel-
len.
4
52
z
Bediening