Operation Manual

met diefstalbeveiligingsinstalla-
tie
SU
Eventueel het alarmsysteem
uitschakelen.
De smering van de ver-
snellingsbak is alleen bij
draaiende motor gegarandeerd.
Onvoldoende smering kan tot
schade aan de transmissie leiden.
De motorfiets bij uitgeschakelde
motor niet gedurende langere tijd
laten rollen of over een langere
afstand duwen.
Contact inschakelen.
Pre-Ride-Check wordt uitge-
voerd. ( 46)
ABS-zelfdiagnose wordt uitge-
voerd. ( 46)
met diefstalbeveiligingsinstalla-
tie
SU
Als de controlelampdiode van
het alarmsysteem brandt, is de
wegrijblokkering actief. De motor
kan niet meer worden gestart.
Wegrijblokkering met de af-
standsbediening uitschakelen.
Wachten tot het waarschu-
wingslampje koelvloeistoftem-
peratuur niet meer knippert.
Na het inschakelen van
het contact wordt de re-
gelaar stationair toerental ge-
positioneerd. Als de positione-
ring langer duurt dan de Pre-
Ride-Check, wordt dit aange-
geven door het knipperen van de
waarschuwingslamp koelvloei-
stoftemperatuur. Deze proce-
dure moet worden afgewacht,
om problemen tijdens het rijden
te voorkomen.
Neutraalstand inschakelen of
bij ingeschakelde versnelling de
koppelingshendel intrekken.
Bij een uitgeklapte zijstan-
daard en een ingeschakelde
versnelling kan de motor niet
worden gestart. Als de motorfiets
in de neutraalstand wordt gestart
en vervolgens bij uitgeklapte zij-
standaard een versnelling wordt
ingeschakeld, slaat de motor af.
Bij koude start en lage tempe-
ratuur: De koppeling bedienen
en de gashendel iets bedienen.
Startknop 2 bedienen.
Als de motor niet aanslaat,
hoewel de startmotor draait,
kan onvoldoende accuspanning
de oorzaak zijn. Voor verdere
startpogingen de accu opladen of
starthulp laten geven.
De motor slaat aan.
5
45
z
Rijden