Operation Manual
Bij starthulp de contactdoos niet
gebruiken.
Door contact tussen de
pooltangen van de start-
kabels en de motorfiets kan kort-
sluiting ontstaan.
Alleen startkabels met volledig
geïsoleerde pooltangen
gebruiken.
Starthulp met een hogere
spanning dan 12 V kan tot
schade aan de boordelektronica
leiden.
De accu van het stroomleverende
voertuig moet een spanning van
12 V hebben.
De motorfiets neerzetten en
erop letten dat de ondergrond
vlak en stevig is.
Buddyseat verwijderen.
( 38).
Afdekking 1 van het accu-aan-
sluitpunt verwijderen.
De rode hulpstartkabel eerst op
het accu-aansluitpunt van de
eigen motorfiets en daarna op
de pluspool van de accu van
de andere motorfiets aanslui-
ten.
De zwarte hulpstartkabel op
een geschikt massapunt van de
eigen motorfiets (bijv. bout 2)
en vervolgens op een geschikt
massapunt of de minpool van
de accu van de andere motor-
fiets aansluiten.
De motor van de stroomleve-
rende motorfiets of auto tijdens
de starthulp laten draaien.
De motorfiets met de ontladen
accu normaal starten. Bij het
mislukken van de startpoging,
ter bescherming van de start-
motor en de hulpaccu, pas na
enkele minuten weer een nieu-
we startpoging doen.
Beide motoren enkele minuten
laten draaien, voordat de hulp-
startkabels worden losgemaakt.
De hulpstartkabels eerst van de
minpool resp. het massapunt
en vervolgens van de pluspool
resp. het accu-aansluitpunt
losmaken.
Geen startspray of derge-
lijke hulpmiddelen voor het
starten van de motor gebruiken.
Buddyseat aanbrengen ( 39).
8
93
z
Onderhoud