Operation Manual

heden wordt gedempt. Bij een
'zacht' ingestelde demping rea-
geert het veerelement overeen-
komstig sneller op wegoneffen-
heden.
Demping achterwiel
instellen
De motorfiets neerzetten en
erop letten dat de ondergrond
vlak en stevig is.
Demping met boordgereed-
schap via de stelbout 1 instel-
len.
Voor een stuggere demping,
stelschroef 1 in de richting van
de pijl H draaien
Voor een soepele demping,
stelschroef 1 in de richting van
pijl S draaien.
Basisinstelling uitgaande
slag achter
De onderste stelschroef tot
de aanslag in de richting H
draaien en vervolgens 0,75
omwenteling terug (Volle
tank, met berijder 85 kg)
Banden
Bandenspanning
controleren
Onjuiste bandenspanning
verslechtert de rijeigen-
schappen van de motorfiets en
reduceert de levensduur van de
banden.
Zorg voor een correcte
bandenspanning.
Een radiaal geplaatst ven-
tiel heeft de neiging om bij
hoge snelheden door de centrifu-
gaalkracht vanzelf open te gaan.
Om een plotseling banden-
spanningsverlies te voorkomen,
op het achterwiel een metalen
ventieldopje met rubber
afdichting gebruiken en dit goed
vastdraaien.
De motorfiets neerzetten en
erop letten dat de ondergrond
vlak en stevig is.
4
37
z
Bediening