Operation Manual

waarde voor een storingsmelding
is een afgesloten zelfdiagnose.
Bij de volgende bijzondere rijom-
standigheden is het mogelijk dat
de BMW Motorrad ASC automa-
tisch wordt uitgeschakeld.
Ongebruikelijke rijsituaties:
Rijden op het achterwiel
(Wheelie) bij gedeactiveerde
ASC over een langere tijd
Het achterwiel laten draaien bij
bediende voorwielrem (burnout)
Warmdraaien op de midden- of
hulpstandaard met ingescha-
kelde neutraalstand of inge-
schakelde versnelling
Door het contact uit- en in te
schakelen en vervolgens met een
snelheid van meer dan 5 km/h te
rijden, wordt de ASC weer geac-
tiveerd.
Als het voorwiel bij een extreme
acceleratie het contact met de
weg verliest, vermindert de ASC
het motorkoppel, tot het voorwiel
weer de weg raakt.
BMW Motorrad raadt in dit ge-
val aan de gashendel iets terug
te draaien, om zo snel mogelijk
weer een stabiele rijtoestand te
bereiken.
Op een gladde ondergrond moet
de gashendel nooit plotseling vol-
ledig worden teruggedraaid, zon-
der tegelijkertijd de koppeling te
bedienen. Het motorremkoppel
kan tot een blokkerend achterwiel
en daarmee tot een instabiele rij-
toestand leiden. Dit kan door de
BMW Motorrad ASC niet gecon-
troleerd worden.
Bandenspanningscon-
trole RDC
met bandenspanningscontrole
(RDC)
SU
Werking
In elke band bevindt zich een
sensor die de temperatuur en
de spanning in de band meet en
deze informatie naar de regeleen-
heid stuurt.
De sensoren zijn voorzien van
een centrifugaalkrachtregelaar die
het overbrengen van de meet-
waarden pas vanaf een snelheid
van circa 30 km/h vrijgeeft. Voor-
dat voor het eerst de banden-
spanning wordt ontvangen, wordt
op het display voor elke band --
weergegeven. Nadat de motor-
fiets stilstaat worden de meet-
waarden nog gedurende circa 15
minuten door de sensoren door-
gegeven.
7
91
z
Techniek in detail